Wiktionary data extraction errors and warnings

Dutch inflections

Download data in csv format

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
vierkante kilometerⓦ noun 17820 vierkante kilometers plural
reservedeelⓦ, vleeseterⓦ, tussenpoosⓦ, haakbusⓦ, smockwerkⓦ, wachtzaalⓦ, zuipkopⓦ, intimidatieⓦ, feestmaalⓦ, boterschijteⓦ, walstroleeuwenbekⓦ, eetstoornisⓦ, jostiⓦ, grootzeilⓦ, toneelkijkerⓦ, voetbalⓦ, lollepotⓦ, spreekwoordⓦ, bronwaterⓦ, wekkerⓦ
noun 17820 vierkant kilometertje neuter diminutive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
scopeⓦ noun 17168 scopes plural
bultzakjeⓦ, westkustjeⓦ, neveltjeⓦ, oorsprongⓦ, systeembeheerdertjeⓦ, schachtbokjeⓦ, dodenbezweringⓦ, voedingswaardetabelⓦ, stortinkjeⓦ, sectortjeⓦ, dresnegerⓦ, archeoloogjeⓦ, monseigneurtjeⓦ, hulpprogrammaⓦ, componistjeⓦ, vegaⓦ, archiefmateriaalⓦ, havenhoofdjeⓦ, wereldoorlogjeⓦ, opleidingsscheepjeⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
geactiveerdⓦ verb 6986 no-table-tags table-tags
centrifugerendⓦ, toestemmendⓦ, gekaatstⓦ, beschimpendⓦ, polariserendⓦ, uitgepraatⓦ, ondergravenⓦ, toegegevenⓦ, bekochtⓦ, kerendⓦ, gejetskiedⓦ, roependⓦ, ontmoetⓦ, onderscheidendⓦ, toewijdendⓦ, verstotendⓦ, voorgedrongenⓦ, verkolendⓦ, gegarandeerdⓦ, wegvoerendⓦ
verb 6986 nl-decl-past-ptc inflection-template
verb 6986 geactiveerd predicative adverbial
verb 6986 geactiveerde indefinite feminine masculine singular
verb 6986 geactiveerd indefinite neuter singular
verb 6986 geactiveerde indefinite plural
verb 6986 geactiveerde definite
verb 6986 geactiveerds partitive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
marxistisch-leninistischⓦ adj 4068 marxistisch-leninistischer comparative
noordsⓦ, Britsⓦ, bergachtigⓦ, deelbaarⓦ, bedeesdⓦ, wisselvalligⓦ, gewichtigⓦ, mufⓦ, dynamischⓦ, doelloosⓦ, ordelijkⓦ, penetrantⓦ, non-binairⓦ, zoorⓦ, naïefⓦ, défaitistischⓦ, ontoereikendⓦ, uiteenlopendⓦ, diklippigⓦ, sipⓦ
adj 4068 meest marxistisch-leninistisch superlative
adj 4068 marxistisch-leninistischt superlative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
verhelderenⓦ verb 4039 weak table-tags
wikkenⓦ, hijgenⓦ, vergrendelenⓦ, verwaaienⓦ, blokkerenⓦ, beëdigenⓦ, bespelenⓦ, hockeyenⓦ, beplakkenⓦ, horrenⓦ, minachtenⓦ, tintenⓦ, ontzorgenⓦ, zwierenⓦ, culminerenⓦ, knakkenⓦ, hervormenⓦ, ontkorrelenⓦ, berispenⓦ, mochelenⓦ
verb 4039 nl-conj-wk inflection-template
verb 4039 verhelderen infinitive
verb 4039 verhelderen neuter gerund
verb 4039 verhelder first-person singular present
verb 4039 verhelderde first-person singular past
verb 4039 verheldert second-person singular present
verb 4039 verhelder second-person singular present
verb 4039 verhelderde second-person singular past
verb 4039 verheldert second-person singular present formal
verhelderenⓦ verb 4039 verhelderde second-person singular past formal
wikkenⓦ, hijgenⓦ, vergrendelenⓦ, verwaaienⓦ, blokkerenⓦ, beëdigenⓦ, bespelenⓦ, hockeyenⓦ, beplakkenⓦ, horrenⓦ, minachtenⓦ, tintenⓦ, ontzorgenⓦ, zwierenⓦ, culminerenⓦ, knakkenⓦ, hervormenⓦ, ontkorrelenⓦ, berispenⓦ, mochelenⓦ
verb 4039 verheldert second-person singular present colloquial Flanders
verb 4039 verheldert second-person singular present formal majestic archaic
verb 4039 verhelderde second-person singular past colloquial Flanders
verb 4039 verhelderde second-person singular past formal majestic archaic
verb 4039 verheldert third-person singular present
verb 4039 verhelderde third-person singular past
verb 4039 verhelderen plural present
verb 4039 verhelderden plural past
verb 4039 verheldere singular present subjunctive archaic
verhelderenⓦ verb 4039 verhelderde singular past subjunctive archaic
wikkenⓦ, hijgenⓦ, vergrendelenⓦ, verwaaienⓦ, blokkerenⓦ, beëdigenⓦ, bespelenⓦ, hockeyenⓦ, beplakkenⓦ, horrenⓦ, minachtenⓦ, tintenⓦ, ontzorgenⓦ, zwierenⓦ, culminerenⓦ, knakkenⓦ, hervormenⓦ, ontkorrelenⓦ, berispenⓦ, mochelenⓦ
verb 4039 verhelderen plural present subjunctive archaic
verb 4039 verhelderden plural past subjunctive archaic
verb 4039 verhelder singular present imperative
verb 4039 verheldert plural present imperative archaic
verb 4039 verhelderend present participle
verb 4039 verhelderd past participle

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
dwarsliggendⓦ adj 3522 no-table-tags table-tags
bergachtigⓦ, deelbaarⓦ, wisselvalligⓦ, gewichtigⓦ, mufⓦ, dynamischⓦ, doelloosⓦ, ordelijkⓦ, penetrantⓦ, non-binairⓦ, zoorⓦ, naïefⓦ, défaitistischⓦ, ontoereikendⓦ, uiteenlopendⓦ, diklippigⓦ, sipⓦ, problematiekⓦ, kleurigⓦ, sektarischⓦ
adj 3522 nl-decl-adj inflection-template
adj 3522 dwarsliggend positive predicative adverbial
adj 3522 dwarsliggender comparative predicative adverbial
adj 3522 het dwarsliggendst superlative predicative adverbial
adj 3522 het dwarsliggendste superlative predicative adverbial
adj 3522 dwarsliggende indefinite positive feminine masculine singular
adj 3522 dwarsliggendere indefinite comparative feminine masculine singular
adj 3522 dwarsliggendste indefinite superlative feminine masculine singular
adj 3522 dwarsliggend indefinite positive neuter singular
dwarsliggendⓦ adj 3522 dwarsliggender indefinite comparative neuter singular
bergachtigⓦ, deelbaarⓦ, wisselvalligⓦ, gewichtigⓦ, mufⓦ, dynamischⓦ, doelloosⓦ, ordelijkⓦ, penetrantⓦ, non-binairⓦ, zoorⓦ, naïefⓦ, défaitistischⓦ, ontoereikendⓦ, uiteenlopendⓦ, diklippigⓦ, sipⓦ, problematiekⓦ, kleurigⓦ, sektarischⓦ
adj 3522 dwarsliggendste indefinite superlative neuter singular
adj 3522 dwarsliggende indefinite positive plural
adj 3522 dwarsliggendere indefinite comparative plural
adj 3522 dwarsliggendste indefinite superlative plural
adj 3522 dwarsliggende definite positive
adj 3522 dwarsliggendere definite comparative
adj 3522 dwarsliggendste definite superlative
adj 3522 dwarsliggends positive partitive
adj 3522 dwarsliggenders comparative partitive
dwarsliggendⓦ adj 3522 - superlative partitive
bergachtigⓦ, deelbaarⓦ, wisselvalligⓦ, gewichtigⓦ, mufⓦ, dynamischⓦ, doelloosⓦ, ordelijkⓦ, penetrantⓦ, non-binairⓦ, zoorⓦ, naïefⓦ, défaitistischⓦ, ontoereikendⓦ, uiteenlopendⓦ, diklippigⓦ, sipⓦ, problematiekⓦ, kleurigⓦ, sektarischⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
tonaalⓦ adj 2274 no-table-tags table-tags
alziendⓦ, vegaⓦ, buitenstⓦ, mapangpangⓦ, anafylactischⓦ, onaankomelijkⓦ, kankergrappigⓦ, bacterieelⓦ, waarderationeelⓦ, Dravidischⓦ, getraliedⓦ, gewetensbezwaardⓦ, blootvoetsⓦ, publiekrechtelijkⓦ, gelijkzijdigⓦ, erogeenⓦ, immanentⓦ, humanitairⓦ, prosodischⓦ, bliksemsnelⓦ
adj 2274 nl-decl-adj inflection-template
adj 2274 tonaal positive predicative adverbial
adj 2274 tonale indefinite positive feminine masculine singular
adj 2274 tonaal indefinite positive neuter singular
adj 2274 tonale indefinite positive plural
adj 2274 tonale definite positive
adj 2274 tonaals positive partitive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Hongerenⓦ name 1371 Ongeren alternative
uit zijn duim zuigenⓦ, n.v.d.r.ⓦ, een belletje doen rinkelenⓦ, als Pasen en Pinksteren op een dag vallenⓦ, van God losⓦ, zwarte doodⓦ, Eindhovenⓦ, Virginiëⓦ, Sranantongoⓦ, 20eⓦ, plaattektoniekⓦ, Lisseⓦ, Duizelⓦ, doddegrasⓦ, Huizingaⓦ, vlgmⓦ, Oud-Beijerlandⓦ, goeiemiddagⓦ, Gilzeⓦ, Oerleⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
overleverenⓦ verb 1107 separable weak table-tags
aanpakkenⓦ, afkalvenⓦ, ombrengenⓦ, overkokenⓦ, afmakenⓦ, afsijpelenⓦ, wegslepenⓦ, aanstokenⓦ, opschepenⓦ, uitschakelenⓦ, aandurvenⓦ, aangooienⓦ, inpolderenⓦ, afhamerenⓦ, klaarzettenⓦ, ankeilenⓦ, aanhorenⓦ, uitstellenⓦ, uitputtenⓦ, openvouwenⓦ
verb 1107 nl-conj-wk inflection-template
verb 1107 overleveren infinitive
verb 1107 overleveren neuter gerund
verb 1107 lever over first-person singular present main-clause
verb 1107 leverde over first-person singular past main-clause
verb 1107 overlever first-person singular present subordinate-clause
verb 1107 overleverde first-person singular past subordinate-clause
verb 1107 levert over second-person singular present main-clause
verb 1107 lever over second-person singular present main-clause
overleverenⓦ verb 1107 leverde over second-person singular past main-clause
aanpakkenⓦ, afkalvenⓦ, ombrengenⓦ, overkokenⓦ, afmakenⓦ, afsijpelenⓦ, wegslepenⓦ, aanstokenⓦ, opschepenⓦ, uitschakelenⓦ, aandurvenⓦ, aangooienⓦ, inpolderenⓦ, afhamerenⓦ, klaarzettenⓦ, ankeilenⓦ, aanhorenⓦ, uitstellenⓦ, uitputtenⓦ, openvouwenⓦ
verb 1107 overlevert second-person singular present subordinate-clause
verb 1107 overleverde second-person singular past subordinate-clause
verb 1107 levert over second-person singular present formal main-clause
verb 1107 leverde over second-person singular past formal main-clause
verb 1107 overlevert second-person singular present formal subordinate-clause
verb 1107 overleverde second-person singular past formal subordinate-clause
verb 1107 levert over second-person singular present colloquial Flanders main-clause
verb 1107 levert over second-person singular present formal majestic archaic main-clause
verb 1107 leverde over second-person singular past colloquial Flanders main-clause
overleverenⓦ verb 1107 leverde over second-person singular past formal majestic archaic main-clause
aanpakkenⓦ, afkalvenⓦ, ombrengenⓦ, overkokenⓦ, afmakenⓦ, afsijpelenⓦ, wegslepenⓦ, aanstokenⓦ, opschepenⓦ, uitschakelenⓦ, aandurvenⓦ, aangooienⓦ, inpolderenⓦ, afhamerenⓦ, klaarzettenⓦ, ankeilenⓦ, aanhorenⓦ, uitstellenⓦ, uitputtenⓦ, openvouwenⓦ
verb 1107 overlevert second-person singular present colloquial Flanders subordinate-clause
verb 1107 overlevert second-person singular present formal majestic archaic subordinate-clause
verb 1107 overleverde second-person singular past colloquial Flanders subordinate-clause
verb 1107 overleverde second-person singular past formal majestic archaic subordinate-clause
verb 1107 levert over third-person singular present main-clause
verb 1107 leverde over third-person singular past main-clause
verb 1107 overlevert third-person singular present subordinate-clause
verb 1107 overleverde third-person singular past subordinate-clause
verb 1107 leveren over plural present main-clause
overleverenⓦ verb 1107 leverden over plural past main-clause
aanpakkenⓦ, afkalvenⓦ, ombrengenⓦ, overkokenⓦ, afmakenⓦ, afsijpelenⓦ, wegslepenⓦ, aanstokenⓦ, opschepenⓦ, uitschakelenⓦ, aandurvenⓦ, aangooienⓦ, inpolderenⓦ, afhamerenⓦ, klaarzettenⓦ, ankeilenⓦ, aanhorenⓦ, uitstellenⓦ, uitputtenⓦ, openvouwenⓦ
verb 1107 overleveren plural present subordinate-clause
verb 1107 overleverden plural past subordinate-clause
verb 1107 levere over singular present subjunctive archaic main-clause
verb 1107 leverde over singular past subjunctive archaic main-clause
verb 1107 overlevere singular present subjunctive archaic subordinate-clause
verb 1107 overleverde singular past subjunctive archaic subordinate-clause
verb 1107 leveren over plural present subjunctive archaic main-clause
verb 1107 leverden over plural past subjunctive archaic main-clause
verb 1107 overleveren plural present subjunctive archaic subordinate-clause
overleverenⓦ verb 1107 overleverden plural past subjunctive archaic subordinate-clause
aanpakkenⓦ, afkalvenⓦ, ombrengenⓦ, overkokenⓦ, afmakenⓦ, afsijpelenⓦ, wegslepenⓦ, aanstokenⓦ, opschepenⓦ, uitschakelenⓦ, aandurvenⓦ, aangooienⓦ, inpolderenⓦ, afhamerenⓦ, klaarzettenⓦ, ankeilenⓦ, aanhorenⓦ, uitstellenⓦ, uitputtenⓦ, openvouwenⓦ
verb 1107 lever over singular present imperative main-clause
verb 1107 levert over plural present imperative archaic main-clause
verb 1107 overleverend present participle main-clause
verb 1107 overgeleverd past participle main-clause

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
hanenbalkⓦ noun 868 hanenbalken plural
cilinderⓦ, 06-nummerⓦ, persoonlijkheidsstoornisⓦ, 1 aprilgrapⓦ, momboorⓦ, heftⓦ, liaanⓦ, maatcilinderⓦ, bushuisⓦ, typfoutⓦ, aktetasⓦ, menistenleugenⓦ, kakofonieⓦ, insectenlarveⓦ, controleurⓦ, pasfotoⓦ, manoeuvreⓦ, treeⓦ, vaandelⓦ, schareⓦ
noun 868 hanenbalkje neuter diminutive
noun 868 hanebalk alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
rechtenstudentⓦ noun 672 rechtenstudenten plural
gastarbeiderⓦ, priesterⓦ, partijvoorzitterⓦ, leerlingⓦ, moordenaarⓦ, Argentijnⓦ, genootⓦ, baanwielrennerⓦ, boekenvriendⓦ, Serviërⓦ, columnistⓦ, hockeyerⓦ, infanteristⓦ, prinsⓦ, schaatserⓦ, medicijnmanⓦ, plaatsgenootⓦ, andesvosⓦ, Facebookvriendⓦ, dokterⓦ
noun 672 rechtenstudentje neuter diminutive
noun 672 rechtenstudente feminine

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
opzwellenⓦ verb 661 separable strong table-tags
opvliegenⓦ, wegkomenⓦ, wegvallenⓦ, uitdrijvenⓦ, wegnemenⓦ, aftredenⓦ, opzienⓦ, afmetenⓦ, insprekenⓦ, afgravenⓦ, afschietenⓦ, bijblijvenⓦ, voorgaanⓦ, lastigvallenⓦ, overgaanⓦ, binnenlatenⓦ, buiksprekenⓦ, omkomenⓦ, onderlopenⓦ, teruggevenⓦ
verb 661 nl-conj-st inflection-template
verb 661 3b class
verb 661 opzwellen infinitive
verb 661 opzwellen neuter gerund
verb 661 zwel op first-person singular present main-clause
verb 661 zwol op first-person singular past main-clause
verb 661 opzwel first-person singular present subordinate-clause
verb 661 opzwol first-person singular past subordinate-clause
verb 661 zwelt op second-person singular present main-clause
opzwellenⓦ verb 661 zwel op second-person singular present main-clause
opvliegenⓦ, wegkomenⓦ, wegvallenⓦ, uitdrijvenⓦ, wegnemenⓦ, aftredenⓦ, opzienⓦ, afmetenⓦ, insprekenⓦ, afgravenⓦ, afschietenⓦ, bijblijvenⓦ, voorgaanⓦ, lastigvallenⓦ, overgaanⓦ, binnenlatenⓦ, buiksprekenⓦ, omkomenⓦ, onderlopenⓦ, teruggevenⓦ
verb 661 zwol op second-person singular past main-clause
verb 661 opzwelt second-person singular present subordinate-clause
verb 661 opzwol second-person singular past subordinate-clause
verb 661 zwelt op second-person singular present formal main-clause
verb 661 zwol op second-person singular past formal main-clause
verb 661 opzwelt second-person singular present formal subordinate-clause
verb 661 opzwol second-person singular past formal subordinate-clause
verb 661 zwelt op second-person singular present colloquial Flanders main-clause
verb 661 zwelt op second-person singular present formal majestic archaic main-clause
opzwellenⓦ verb 661 zwolt op second-person singular past colloquial Flanders main-clause
opvliegenⓦ, wegkomenⓦ, wegvallenⓦ, uitdrijvenⓦ, wegnemenⓦ, aftredenⓦ, opzienⓦ, afmetenⓦ, insprekenⓦ, afgravenⓦ, afschietenⓦ, bijblijvenⓦ, voorgaanⓦ, lastigvallenⓦ, overgaanⓦ, binnenlatenⓦ, buiksprekenⓦ, omkomenⓦ, onderlopenⓦ, teruggevenⓦ
verb 661 zwolt op second-person singular past formal majestic archaic main-clause
verb 661 opzwelt second-person singular present colloquial Flanders subordinate-clause
verb 661 opzwelt second-person singular present formal majestic archaic subordinate-clause
verb 661 opzwolt second-person singular past colloquial Flanders subordinate-clause
verb 661 opzwolt second-person singular past formal majestic archaic subordinate-clause
verb 661 zwelt op third-person singular present main-clause
verb 661 zwol op third-person singular past main-clause
verb 661 opzwelt third-person singular present subordinate-clause
verb 661 opzwol third-person singular past subordinate-clause
opzwellenⓦ verb 661 zwellen op plural present main-clause
opvliegenⓦ, wegkomenⓦ, wegvallenⓦ, uitdrijvenⓦ, wegnemenⓦ, aftredenⓦ, opzienⓦ, afmetenⓦ, insprekenⓦ, afgravenⓦ, afschietenⓦ, bijblijvenⓦ, voorgaanⓦ, lastigvallenⓦ, overgaanⓦ, binnenlatenⓦ, buiksprekenⓦ, omkomenⓦ, onderlopenⓦ, teruggevenⓦ
verb 661 zwollen op plural past main-clause
verb 661 opzwellen plural present subordinate-clause
verb 661 opzwollen plural past subordinate-clause
verb 661 zwelle op singular present subjunctive archaic main-clause
verb 661 zwolle op singular past subjunctive archaic main-clause
verb 661 opzwelle singular present subjunctive archaic subordinate-clause
verb 661 opzwolle singular past subjunctive archaic subordinate-clause
verb 661 zwellen op plural present subjunctive archaic main-clause
verb 661 zwollen op plural past subjunctive archaic main-clause
opzwellenⓦ verb 661 opzwellen plural present subjunctive archaic subordinate-clause
opvliegenⓦ, wegkomenⓦ, wegvallenⓦ, uitdrijvenⓦ, wegnemenⓦ, aftredenⓦ, opzienⓦ, afmetenⓦ, insprekenⓦ, afgravenⓦ, afschietenⓦ, bijblijvenⓦ, voorgaanⓦ, lastigvallenⓦ, overgaanⓦ, binnenlatenⓦ, buiksprekenⓦ, omkomenⓦ, onderlopenⓦ, teruggevenⓦ
verb 661 opzwollen plural past subjunctive archaic subordinate-clause
verb 661 zwel op singular present imperative main-clause
verb 661 zwelt op plural present imperative archaic main-clause
verb 661 opzwellend present participle main-clause
verb 661 opgezwollen past participle main-clause

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
blijkenⓦ verb 575 strong table-tags
hijgenⓦ, ondergravenⓦ, verwaaienⓦ, beschuilenⓦ, ontzienⓦ, schietenⓦ, verrijzenⓦ, bezinkenⓦ, ontlatenⓦ, brekenⓦ, bewegenⓦ, verkrimpenⓦ, verstrijkenⓦ, omvliegenⓦ, ontzwemmenⓦ, ontsluipenⓦ, vervlechtenⓦ, biddenⓦ, wringenⓦ, bedragenⓦ
verb 575 nl-conj-st inflection-template
verb 575 1 class
verb 575 blijken infinitive
verb 575 blijken neuter gerund
verb 575 blijk first-person singular present
verb 575 bleek first-person singular past
verb 575 blijkt second-person singular present
verb 575 blijk second-person singular present
verb 575 bleek second-person singular past
blijkenⓦ verb 575 blijkt second-person singular present formal
hijgenⓦ, ondergravenⓦ, verwaaienⓦ, beschuilenⓦ, ontzienⓦ, schietenⓦ, verrijzenⓦ, bezinkenⓦ, ontlatenⓦ, brekenⓦ, bewegenⓦ, verkrimpenⓦ, verstrijkenⓦ, omvliegenⓦ, ontzwemmenⓦ, ontsluipenⓦ, vervlechtenⓦ, biddenⓦ, wringenⓦ, bedragenⓦ
verb 575 bleek second-person singular past formal
verb 575 blijkt second-person singular present colloquial Flanders
verb 575 blijkt second-person singular present formal majestic archaic
verb 575 bleekt second-person singular past colloquial Flanders
verb 575 bleekt second-person singular past formal majestic archaic
verb 575 blijkt third-person singular present
verb 575 bleek third-person singular past
verb 575 blijken plural present
verb 575 bleken plural past
blijkenⓦ verb 575 blijke singular present subjunctive archaic
hijgenⓦ, ondergravenⓦ, verwaaienⓦ, beschuilenⓦ, ontzienⓦ, schietenⓦ, verrijzenⓦ, bezinkenⓦ, ontlatenⓦ, brekenⓦ, bewegenⓦ, verkrimpenⓦ, verstrijkenⓦ, omvliegenⓦ, ontzwemmenⓦ, ontsluipenⓦ, vervlechtenⓦ, biddenⓦ, wringenⓦ, bedragenⓦ
verb 575 bleke singular past subjunctive archaic
verb 575 blijken plural present subjunctive archaic
verb 575 bleken plural past subjunctive archaic
verb 575 blijk singular present imperative
verb 575 blijkt plural present imperative archaic
verb 575 blijkend present participle
verb 575 gebleken past participle

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
endofytⓦ noun 456 endofyten plural
dagvaartⓦ, nijdnagelⓦ, hoorndierⓦ, komijnekaasⓦ, equivalentieⓦ, colorietⓦ, bed and breakfastⓦ, Hindoestaanⓦ, kryoturbatieⓦ, krabbezakjeⓦ, zondⓦ, rooie rugⓦ, -keⓦ, elektrocutieⓦ, copilootⓦ, samoemⓦ, klimaatveranderingⓦ, fosfaatⓦ, vestaleⓦ, marronⓦ
noun 456 endofiet alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
aardⓦ noun 283 aarden plural
gedachtenisⓦ, pauwinⓦ, kaalaarsⓦ, veteⓦ, huisdierⓦ, enklauwⓦ, kazerneⓦ, koepelⓦ, duelⓦ, waslijnⓦ, pindaⓦ, esterlingⓦ, bliksemstraalⓦ, vislijnⓦ, zakdoekⓦ, kakkerlakⓦ, kraamwijnⓦ, kadaverⓦ, waskomⓦ, aalⓦ
noun 283 aardje neuter diminutive
noun 283 aert obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
bestrijdsterⓦ noun 255 bestrijdsters plural
moordenaresⓦ, beveiligsterⓦ, zagevrouwⓦ, leeuwinⓦ, redactriceⓦ, spuwsterⓦ, filmproducenteⓦ, kleuterleidsterⓦ, regisseuseⓦ, secretaresseⓦ, logeeⓦ, vakvrouwⓦ, hardloopsterⓦ, schaaksterⓦ, antiheldinⓦ, bakfietsmoederⓦ, doelvrouwⓦ, jeugdvriendinⓦ, tennissterⓦ, Albaneseⓦ
noun 255 bestrijdstertje neuter diminutive
noun 255 bestrijder masculine

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
borsthaarⓦ noun 218 borsthaartje neuter diminutive
barfⓦ, zierⓦ, chocolaⓦ, zoethoutⓦ, marjoleinⓦ, uitgaanslevenⓦ, echte marjoleinⓦ, patat metⓦ, pleepapierⓦ, binnenpretⓦ, kamermuziekⓦ, snosselⓦ, viltⓦ, raketslaⓦ, researchⓦ, lasterpraatⓦ, carbonⓦ, carbonⓦ, frisⓦ, kerstmuziekⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
boomgodⓦ noun 217 boomgoden plural
halfbroederⓦ, centralistⓦ, dwangarbeiderⓦ, wichelaarⓦ, Syriërⓦ, zeeheldⓦ, evolutiebioloogⓦ, telefonistⓦ, buitenmanⓦ, partijgangerⓦ, pacifistⓦ, Koreaanⓦ, Noordfriesⓦ, Midden-Afrikaanⓦ, kleuterleiderⓦ, Hollanderⓦ, Libaneesⓦ, zoetelaarⓦ, Monegaskⓦ, Corsicaanⓦ
noun 217 boomgodin feminine

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
trijpⓦ noun 199 trijpt obsolete alternative
billijkⓦ, zelfkennisⓦ, vanilleⓦ, Carthaagsⓦ, Narcissusⓦ, desemⓦ, atomismeⓦ, enerⓦ, het ijs brekenⓦ, visgromⓦ, traditionalismeⓦ, zodanigⓦ, monarchismeⓦ, ongebluste kalkⓦ, Schaarbeekⓦ, generzijdsⓦ, generzijdsⓦ, generzijdsⓦ, ongeveerⓦ, boven de Moerdijkⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
legeraanvoersterⓦ noun 181 legeraanvoersters plural
Ierseⓦ, aardrijkskundeleraresⓦ, Taiwaneseⓦ, tennisspeelsterⓦ, Hongaarseⓦ, presentatriceⓦ, perfectionisteⓦ, Duitseⓦ, Soedaneseⓦ, altruïsteⓦ, Vlaamseⓦ, schoolgenoteⓦ, yoginiⓦ, Kazakseⓦ, Noorseⓦ, Parijseⓦ, Eritreseⓦ, jubilaresseⓦ, barvrouwⓦ, penningmeesteresⓦ
noun 181 legeraanvoerder masculine

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
metⓦ prep 177 no-table-tags table-tags
hiervoorⓦ, hierachterⓦ, waaromtrentⓦ, waarinⓦ, daarbinnenⓦ, eropⓦ, hierachteraanⓦ, hieruitⓦ, waaruitⓦ, ermeeⓦ, hiertegenoverⓦ, langsⓦ, waarmeeⓦ, hierbijⓦ, erlangsⓦ, tegenoverⓦ, daaromⓦ, daaroverheenⓦ, waarnaastⓦ, omⓦ
prep 177 nl-pronadv-table inflection-template
prep 177 met prepositional
prep 177 mee adverb postpositional
prep 177 ermee error-unrecognized-form
prep 177 hiermee error-unrecognized-form
prep 177 daarmee error-unrecognized-form
prep 177 waarmee error-unrecognized-form
prep 177 ergens mee error-unrecognized-form
prep 177 nergens mee error-unrecognized-form
metⓦ prep 177 overal mee error-unrecognized-form
hiervoorⓦ, hierachterⓦ, waaromtrentⓦ, waarinⓦ, daarbinnenⓦ, eropⓦ, hierachteraanⓦ, hieruitⓦ, waaruitⓦ, ermeeⓦ, hiertegenoverⓦ, langsⓦ, waarmeeⓦ, hierbijⓦ, erlangsⓦ, tegenoverⓦ, daaromⓦ, daaroverheenⓦ, waarnaastⓦ, omⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
lijpⓦ adj 134 no-table-tags table-tags
Britsⓦ, bedeesdⓦ, heugelijkⓦ, iconischⓦ, vergetelⓦ, grootsⓦ, verlegenⓦ, ontegenzeggelijkⓦ, vormeloosⓦ, zoutloosⓦ, spadeⓦ, zintuiglijkⓦ, frisⓦ, goelijkⓦ, angstigⓦ, sacherijnigⓦ, Slowaaksⓦ, puikⓦ, benedenmaatsⓦ, ruwⓦ
adj 134 nl-decl-adj inflection-template
adj 134 lijp positive predicative adverbial
adj 134 lijper comparative predicative adverbial
adj 134 het lijpst superlative predicative adverbial
adj 134 het lijpste superlative predicative adverbial
adj 134 lijpe indefinite positive feminine masculine singular
adj 134 lijpere indefinite comparative feminine masculine singular
adj 134 lijpste indefinite superlative feminine masculine singular
adj 134 lijp indefinite positive neuter singular
lijpⓦ adj 134 lijper indefinite comparative neuter singular
Britsⓦ, bedeesdⓦ, heugelijkⓦ, iconischⓦ, vergetelⓦ, grootsⓦ, verlegenⓦ, ontegenzeggelijkⓦ, vormeloosⓦ, zoutloosⓦ, spadeⓦ, zintuiglijkⓦ, frisⓦ, goelijkⓦ, angstigⓦ, sacherijnigⓦ, Slowaaksⓦ, puikⓦ, benedenmaatsⓦ, ruwⓦ
adj 134 lijpste indefinite superlative neuter singular
adj 134 lijpe indefinite positive plural
adj 134 lijpere indefinite comparative plural
adj 134 lijpste indefinite superlative plural
adj 134 lijpe definite positive
adj 134 lijpere definite comparative
adj 134 lijpste definite superlative
adj 134 lijps positive partitive
adj 134 lijpers comparative partitive
lijpⓦ adj 134 - superlative partitive
Britsⓦ, bedeesdⓦ, heugelijkⓦ, iconischⓦ, vergetelⓦ, grootsⓦ, verlegenⓦ, ontegenzeggelijkⓦ, vormeloosⓦ, zoutloosⓦ, spadeⓦ, zintuiglijkⓦ, frisⓦ, goelijkⓦ, angstigⓦ, sacherijnigⓦ, Slowaaksⓦ, puikⓦ, benedenmaatsⓦ, ruwⓦ
adj 134 leip alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
volhardenⓦ verb 131 weak table-tags
denkenⓦ, camouflerenⓦ, stedenⓦ, allitererenⓦ, beeldhouwenⓦ, bleitenⓦ, ontkledenⓦ, ontvonkerenⓦ, struggelenⓦ, presenterenⓦ, vernachelenⓦ, ontweidenⓦ, fladderenⓦ, enerverenⓦ, Nintendoënⓦ, kabalerenⓦ, overvoerenⓦ, distillerenⓦ, diskwalificerenⓦ, praktiserenⓦ
verb 131 nl-conj-wk inflection-template
verb 131 volharden infinitive
verb 131 volharden neuter gerund
verb 131 volhard first-person singular present
verb 131 volhardde first-person singular past
verb 131 volhardt second-person singular present
verb 131 volhard second-person singular present
verb 131 volhardde second-person singular past
verb 131 volhardt second-person singular present formal
volhardenⓦ verb 131 volhardde second-person singular past formal
denkenⓦ, camouflerenⓦ, stedenⓦ, allitererenⓦ, beeldhouwenⓦ, bleitenⓦ, ontkledenⓦ, ontvonkerenⓦ, struggelenⓦ, presenterenⓦ, vernachelenⓦ, ontweidenⓦ, fladderenⓦ, enerverenⓦ, Nintendoënⓦ, kabalerenⓦ, overvoerenⓦ, distillerenⓦ, diskwalificerenⓦ, praktiserenⓦ
verb 131 volhardt second-person singular present colloquial Flanders
verb 131 volhardt second-person singular present formal majestic archaic
verb 131 volhardde second-person singular past colloquial Flanders
verb 131 volhardde second-person singular past formal majestic archaic
verb 131 volhardt third-person singular present
verb 131 volhardde third-person singular past
verb 131 volharden plural present
verb 131 volhardden plural past
verb 131 volharde singular present subjunctive archaic
volhardenⓦ verb 131 volhardde singular past subjunctive archaic
denkenⓦ, camouflerenⓦ, stedenⓦ, allitererenⓦ, beeldhouwenⓦ, bleitenⓦ, ontkledenⓦ, ontvonkerenⓦ, struggelenⓦ, presenterenⓦ, vernachelenⓦ, ontweidenⓦ, fladderenⓦ, enerverenⓦ, Nintendoënⓦ, kabalerenⓦ, overvoerenⓦ, distillerenⓦ, diskwalificerenⓦ, praktiserenⓦ
verb 131 volharden plural present subjunctive archaic
verb 131 volhardden plural past subjunctive archaic
verb 131 volhard singular present imperative
verb 131 volhardt plural present imperative archaic
verb 131 volhardend present participle
verb 131 volhard past participle
verb 131 volherden alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
unitarischⓦ adj 109 no-table-tags table-tags
vederlichtⓦ, diminutiefⓦ, tweepotigⓦ, postuumⓦ, eunjerⓦ, conjecturaalⓦ, blootsvoetsⓦ, achenebbisjⓦ, hanzeatischⓦ, staatloosⓦ, anti-maçonniekⓦ, aansprakelijkⓦ, mediopassiefⓦ, baardloosⓦ, seizoensgebondenⓦ, elektrotechnischⓦ, venerologischⓦ, fotografischⓦ, equatoriaalⓦ, wederstrevigⓦ
adj 109 nl-decl-adj inflection-template
adj 109 unitarisch positive predicative adverbial
adj 109 unitarische indefinite positive feminine masculine singular
adj 109 unitarisch indefinite positive neuter singular
adj 109 unitarische indefinite positive plural
adj 109 unitarische definite positive
adj 109 unitarisch positive partitive
adj 109 Unitarisch alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
slotredeⓦ noun 108 slotredes plural
roffiaanⓦ, aanwasⓦ, gewoonheidⓦ, dictionaireⓦ, aanritsgeldⓦ, bosmeesterⓦ, schaapkameelⓦ, kinkelⓦ, kapoewaⓦ, bloedgerichtⓦ, tromboseⓦ, vierendelingⓦ, naredeⓦ, poelsnipⓦ, afscheidsmaaltijdⓦ, meiskeⓦ, doperseⓦ, wijdteⓦ, vergiettestⓦ, warmoeswijfⓦ
noun 108 slotreden obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
moreelⓦ adj 85 no-table-tags table-tags
billijkⓦ, preutsⓦ, Europeesⓦ, kleinsteedsⓦ, onheusⓦ, ritmischⓦ, hondsⓦ, lichtzinnigⓦ, duivelsⓦ, genadeloosⓦ, blauwigⓦ, Limburgsⓦ, Finsⓦ, Nederlandsⓦ, afschuwelijkⓦ, Romaansⓦ, wandrochtigⓦ, heusⓦ, kettersⓦ, talrijkⓦ
adj 85 nl-decl-adj inflection-template
adj 85 moreel positive predicative adverbial
adj 85 moreler comparative predicative adverbial
adj 85 het moreelst superlative predicative adverbial
adj 85 het moreelste superlative predicative adverbial
adj 85 morele indefinite positive feminine masculine singular
adj 85 morelere indefinite comparative feminine masculine singular
adj 85 moreelste indefinite superlative feminine masculine singular
adj 85 moreel indefinite positive neuter singular
moreelⓦ adj 85 moreler indefinite comparative neuter singular
billijkⓦ, preutsⓦ, Europeesⓦ, kleinsteedsⓦ, onheusⓦ, ritmischⓦ, hondsⓦ, lichtzinnigⓦ, duivelsⓦ, genadeloosⓦ, blauwigⓦ, Limburgsⓦ, Finsⓦ, Nederlandsⓦ, afschuwelijkⓦ, Romaansⓦ, wandrochtigⓦ, heusⓦ, kettersⓦ, talrijkⓦ
adj 85 moreelste indefinite superlative neuter singular
adj 85 morele indefinite positive plural
adj 85 morelere indefinite comparative plural
adj 85 moreelste indefinite superlative plural
adj 85 morele definite positive
adj 85 morelere definite comparative
adj 85 moreelste definite superlative
adj 85 moreels positive partitive
adj 85 morelers comparative partitive
moreelⓦ adj 85 - superlative partitive
billijkⓦ, preutsⓦ, Europeesⓦ, kleinsteedsⓦ, onheusⓦ, ritmischⓦ, hondsⓦ, lichtzinnigⓦ, duivelsⓦ, genadeloosⓦ, blauwigⓦ, Limburgsⓦ, Finsⓦ, Nederlandsⓦ, afschuwelijkⓦ, Romaansⓦ, wandrochtigⓦ, heusⓦ, kettersⓦ, talrijkⓦ
adj 85 moraal obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Amboneesⓦ adj 71 no-table-tags table-tags
allerliefstⓦ, Carthaagsⓦ, corrosiefⓦ, panslavistischⓦ, aloudⓦ, Akensⓦ, Judeesⓦ, zodanigⓦ, inlandsⓦ, alwijsⓦ, Byzantijnsⓦ, Sumatraansⓦ, allerchristelijkstⓦ, fysischⓦ, Middelnederduitsⓦ, Samoaansⓦ, fugitiefⓦ, Brabantsⓦ, allerlekkerstⓦ, stekeblindⓦ
adj 71 nl-decl-adj inflection-template
adj 71 Ambonees positive predicative adverbial
adj 71 Ambonese indefinite positive feminine masculine singular
adj 71 Ambonees indefinite positive neuter singular
adj 71 Ambonese indefinite positive plural
adj 71 Ambonese definite positive
adj 71 Ambonees positive partitive
adj 71 Amboineesch obsolete alternative
adj 71 Amboneesch obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
's nachtsⓦ adv 70 des nachts archaic alternative
christendomⓦ, 's landsⓦ, dingesⓦ, 's namiddagsⓦ, telefonischⓦ, weerzinⓦ, Waddinxveenⓦ, enerzijdsⓦ, enⓦ, 's donderdagsⓦ, kogelstotenⓦ, 's dinsdagsⓦ, versteningⓦ, 's middagsⓦ, 's maandagsⓦ, dopenⓦ, terloopsⓦ, Pruisenⓦ, evenzoⓦ, rationalismeⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
weerklankⓦ noun 59 weerklanken plural
hermafrodietⓦ, zondagⓦ, banaanⓦ, deeltekenⓦ, regeringⓦ, drostⓦ, dingesⓦ, onweerⓦ, schachtⓦ, prefixⓦ, abcesⓦ, bamboeⓦ, hekkensluiterⓦ, merelⓦ, rododendronⓦ, begrafenisⓦ, voorloperⓦ, tegenoffensiefⓦ, dagdromerⓦ, bloemenvaasⓦ
noun 59 weerklankje neuter diminutive
noun 59 wederklank archaic alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
verkwistenⓦ verb 58 weak table-tags
testerenⓦ, filtrerenⓦ, berovenⓦ, barricaderenⓦ, vermeldenⓦ, benenenⓦ, verassenⓦ, completerenⓦ, vorsenⓦ, reformerenⓦ, dreigenⓦ, kuisenⓦ, bedelenⓦ, redekavelenⓦ, stipulerenⓦ, durenⓦ, bezeverenⓦ, verrassenⓦ, retirerenⓦ, betonnerenⓦ
verb 58 nl-conj-wk inflection-template
verb 58 verkwisten infinitive
verb 58 verkwisten neuter gerund
verb 58 verkwist first-person singular present
verb 58 verkwistte first-person singular past
verb 58 verkwist second-person singular present
verb 58 verkwistte second-person singular past
verb 58 verkwist second-person singular present formal
verb 58 verkwistte second-person singular past formal
verkwistenⓦ verb 58 verkwist second-person singular present colloquial Flanders
testerenⓦ, filtrerenⓦ, berovenⓦ, barricaderenⓦ, vermeldenⓦ, benenenⓦ, verassenⓦ, completerenⓦ, vorsenⓦ, reformerenⓦ, dreigenⓦ, kuisenⓦ, bedelenⓦ, redekavelenⓦ, stipulerenⓦ, durenⓦ, bezeverenⓦ, verrassenⓦ, retirerenⓦ, betonnerenⓦ
verb 58 verkwist second-person singular present formal majestic archaic
verb 58 verkwistte second-person singular past colloquial Flanders
verb 58 verkwistte second-person singular past formal majestic archaic
verb 58 verkwist third-person singular present
verb 58 verkwistte third-person singular past
verb 58 verkwisten plural present
verb 58 verkwistten plural past
verb 58 verkwiste singular present subjunctive archaic
verb 58 verkwistte singular past subjunctive archaic
verkwistenⓦ verb 58 verkwisten plural present subjunctive archaic
testerenⓦ, filtrerenⓦ, berovenⓦ, barricaderenⓦ, vermeldenⓦ, benenenⓦ, verassenⓦ, completerenⓦ, vorsenⓦ, reformerenⓦ, dreigenⓦ, kuisenⓦ, bedelenⓦ, redekavelenⓦ, stipulerenⓦ, durenⓦ, bezeverenⓦ, verrassenⓦ, retirerenⓦ, betonnerenⓦ
verb 58 verkwistten plural past subjunctive archaic
verb 58 verkwist singular present imperative
verb 58 verkwist plural present imperative archaic
verb 58 verkwistend present participle
verb 58 verkwist past participle
verb 58 verquisten obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
'sⓦ article 54 ’s canonical
hoe kom ik inⓦ, ge- -teⓦ, Oost-, West- en Middelbeersⓦ, Nuenen, Gerwen en Nederwettenⓦ, beter een vogel in de hand dan tien in de luchtⓦ, omwindenⓦ, omwindenⓦ, Soerendonk, Sterksel en Gastelⓦ, gelukkig Nieuwjaarⓦ, Vessem, Wintelre en Knegselⓦ, overgietenⓦ, overgietenⓦ, bel de politieⓦ, Eethen, Genderen en Heesbeenⓦ, goededagⓦ, Oploo, Sint Anthonis en Ledeackerⓦ, hoe kom ik bijⓦ, Nieuwland, Kortland en 's-Gravelandⓦ, ver- -enⓦ, nochⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
dodecafonistⓦ noun 50 dodecafonisten plural
preventieⓦ, interneringskampⓦ, vangⓦ, cameliaⓦ, celdelingⓦ, farmaceutⓦ, aerostaatⓦ, carronadeⓦ, percentageⓦ, trombocytⓦ, leerlooierijⓦ, sampanⓦ, jezuïetenstreekⓦ, lemmetjeⓦ, fraseurⓦ, busschieterⓦ, kantjilⓦ, pakiraⓦ, rattenvergifⓦ, accumulatorⓦ
noun 50 dodecaphonist archaic alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
brugklasⓦ noun 49 brugklassen plural
muskuseendⓦ, gletsjerⓦ, weerglansⓦ, fieltⓦ, claustrofobieⓦ, kredietⓦ, tandenborstelⓦ, bakkesⓦ, netkousⓦ, druppelⓦ, egⓦ, ecoloogⓦ, bolusⓦ, taartdoosⓦ, gifbekerⓦ, goudstukⓦ, dekveerⓦ, schennerⓦ, gladioolⓦ, alfabetⓦ
noun 49 brugklasje neuter diminutive
noun 49 brugklasse dated alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
haarsⓦ pron 48 no-table-tags table-tags
weⓦ, hunⓦ, mijnsⓦ, z'nⓦ, 'rⓦ, mijnⓦ, jullieⓦ, jullieⓦ, 'tⓦ, uwsⓦ, jouwerⓦ, harerⓦ, d'rⓦ, uwerⓦ, hunsⓦ, h'rⓦ, 'mⓦ, jeⓦ, jeⓦ, jeⓦ
pron 48 nl-decl-personal pronouns inflection-template
pron 48 ik first-person subjective singular pronoun stressed personal
pron 48 'k first-person subjective singular pronoun personal unstressed
pron 48 mij first-person objective singular pronoun stressed personal
pron 48 me first-person objective singular pronoun personal unstressed
pron 48 mijn first-person singular possessive pronoun stressed personal
pron 48 m'n first-person singular possessive pronoun personal unstressed
pron 48 mijne first-person predicative possessive pronoun personal
pron 48 me first-person predicative possessive pronoun personal reflexive
haarsⓦ pron 48 mijner first-person genitive predicative pronoun archaic personal
weⓦ, hunⓦ, mijnsⓦ, z'nⓦ, 'rⓦ, mijnⓦ, jullieⓦ, jullieⓦ, 'tⓦ, uwsⓦ, jouwerⓦ, harerⓦ, d'rⓦ, uwerⓦ, hunsⓦ, h'rⓦ, 'mⓦ, jeⓦ, jeⓦ, jeⓦ
pron 48 mijns first-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 48 jij second-person subjective singular pronoun stressed personal
pron 48 je second-person subjective singular pronoun personal unstressed
pron 48 jou second-person objective singular pronoun stressed personal
pron 48 je second-person objective singular pronoun personal unstressed
pron 48 jouw second-person singular possessive pronoun stressed personal
pron 48 je second-person singular possessive pronoun personal unstressed
pron 48 jouwe second-person predicative possessive pronoun personal
pron 48 je second-person predicative possessive pronoun personal reflexive
haarsⓦ pron 48 jouwer second-person genitive predicative pronoun archaic personal
weⓦ, hunⓦ, mijnsⓦ, z'nⓦ, 'rⓦ, mijnⓦ, jullieⓦ, jullieⓦ, 'tⓦ, uwsⓦ, jouwerⓦ, harerⓦ, d'rⓦ, uwerⓦ, hunsⓦ, h'rⓦ, 'mⓦ, jeⓦ, jeⓦ, jeⓦ
pron 48 jouws second-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 48 gij second-person subjective singular pronoun archaic stressed personal dialectal
pron 48 ge second-person subjective singular pronoun archaic personal dialectal unstressed
pron 48 u second-person objective singular pronoun archaic stressed personal dialectal
pron 48 - second-person objective singular pronoun archaic personal dialectal unstressed
pron 48 uw second-person singular possessive pronoun archaic stressed personal dialectal
pron 48 - second-person singular possessive pronoun archaic personal dialectal unstressed
pron 48 uwe second-person predicative possessive pronoun archaic personal dialectal
pron 48 u second-person predicative possessive pronoun archaic personal dialectal reflexive
haarsⓦ pron 48 uwer second-person genitive predicative pronoun archaic personal dialectal
weⓦ, hunⓦ, mijnsⓦ, z'nⓦ, 'rⓦ, mijnⓦ, jullieⓦ, jullieⓦ, 'tⓦ, uwsⓦ, jouwerⓦ, harerⓦ, d'rⓦ, uwerⓦ, hunsⓦ, h'rⓦ, 'mⓦ, jeⓦ, jeⓦ, jeⓦ
pron 48 uws second-person genitive predicative pronoun archaic personal dialectal
pron 48 u second-person subjective singular pronoun formal stressed personal
pron 48 - second-person subjective singular pronoun formal personal unstressed
pron 48 u second-person objective singular pronoun formal stressed personal
pron 48 - second-person objective singular pronoun formal personal unstressed
pron 48 uw second-person singular possessive pronoun formal stressed personal
pron 48 - second-person singular possessive pronoun formal personal unstressed
pron 48 uwe second-person predicative possessive pronoun formal personal
pron 48 u second-person predicative possessive pronoun formal personal reflexive
haarsⓦ pron 48 zich second-person predicative possessive pronoun formal personal reflexive
weⓦ, hunⓦ, mijnsⓦ, z'nⓦ, 'rⓦ, mijnⓦ, jullieⓦ, jullieⓦ, 'tⓦ, uwsⓦ, jouwerⓦ, harerⓦ, d'rⓦ, uwerⓦ, hunsⓦ, h'rⓦ, 'mⓦ, jeⓦ, jeⓦ, jeⓦ
pron 48 uwer second-person genitive predicative pronoun formal archaic personal
pron 48 uws second-person genitive predicative pronoun formal archaic personal
pron 48 hij masculine third-person subjective singular pronoun stressed personal
pron 48 ie masculine third-person subjective singular pronoun personal unstressed
pron 48 hem masculine third-person objective singular pronoun stressed personal
pron 48 'm masculine third-person objective singular pronoun personal unstressed
pron 48 zijn masculine third-person singular possessive pronoun stressed personal
pron 48 z'n masculine third-person singular possessive pronoun personal unstressed
pron 48 zijne masculine third-person predicative possessive pronoun personal
haarsⓦ pron 48 zich masculine third-person predicative possessive pronoun personal reflexive
weⓦ, hunⓦ, mijnsⓦ, z'nⓦ, 'rⓦ, mijnⓦ, jullieⓦ, jullieⓦ, 'tⓦ, uwsⓦ, jouwerⓦ, harerⓦ, d'rⓦ, uwerⓦ, hunsⓦ, h'rⓦ, 'mⓦ, jeⓦ, jeⓦ, jeⓦ
pron 48 zijner masculine third-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 48 zijns masculine third-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 48 zij feminine third-person subjective singular pronoun stressed personal
pron 48 ze feminine third-person subjective singular pronoun personal unstressed
pron 48 haar feminine third-person objective singular pronoun stressed personal
pron 48 h'r feminine third-person objective singular pronoun personal unstressed
pron 48 'r feminine third-person objective singular pronoun personal unstressed
pron 48 d'r feminine third-person objective singular pronoun personal unstressed
pron 48 haar feminine third-person singular possessive pronoun stressed personal
haarsⓦ pron 48 h'r feminine third-person singular possessive pronoun personal unstressed
weⓦ, hunⓦ, mijnsⓦ, z'nⓦ, 'rⓦ, mijnⓦ, jullieⓦ, jullieⓦ, 'tⓦ, uwsⓦ, jouwerⓦ, harerⓦ, d'rⓦ, uwerⓦ, hunsⓦ, h'rⓦ, 'mⓦ, jeⓦ, jeⓦ, jeⓦ
pron 48 'r feminine third-person singular possessive pronoun personal unstressed
pron 48 d'r feminine third-person singular possessive pronoun personal unstressed
pron 48 hare feminine third-person predicative possessive pronoun personal
pron 48 zich feminine third-person predicative possessive pronoun personal reflexive
pron 48 harer feminine third-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 48 haars feminine third-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 48 het neuter third-person subjective singular pronoun stressed personal
pron 48 't neuter third-person subjective singular pronoun personal unstressed
pron 48 het neuter third-person objective singular pronoun stressed personal
haarsⓦ pron 48 't neuter third-person objective singular pronoun personal unstressed
weⓦ, hunⓦ, mijnsⓦ, z'nⓦ, 'rⓦ, mijnⓦ, jullieⓦ, jullieⓦ, 'tⓦ, uwsⓦ, jouwerⓦ, harerⓦ, d'rⓦ, uwerⓦ, hunsⓦ, h'rⓦ, 'mⓦ, jeⓦ, jeⓦ, jeⓦ
pron 48 zijn neuter third-person singular possessive pronoun stressed personal
pron 48 z'n neuter third-person singular possessive pronoun personal unstressed
pron 48 zijne neuter third-person predicative possessive pronoun personal
pron 48 zich neuter third-person predicative possessive pronoun personal reflexive
pron 48 zijner neuter third-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 48 zijns neuter third-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 48 3rd person gender-neutral neuter third-person singular pronoun personal
pron 48 hen subjective singular pronoun stressed personal
pron 48 - subjective singular pronoun personal unstressed
haarsⓦ pron 48 hen objective singular pronoun stressed personal
weⓦ, hunⓦ, mijnsⓦ, z'nⓦ, 'rⓦ, mijnⓦ, jullieⓦ, jullieⓦ, 'tⓦ, uwsⓦ, jouwerⓦ, harerⓦ, d'rⓦ, uwerⓦ, hunsⓦ, h'rⓦ, 'mⓦ, jeⓦ, jeⓦ, jeⓦ
pron 48 - objective singular pronoun personal unstressed
pron 48 hun singular possessive pronoun stressed personal
pron 48 - singular possessive pronoun personal unstressed
pron 48 hunne predicative possessive pronoun personal
pron 48 zich predicative possessive pronoun personal reflexive
pron 48 hunner genitive predicative pronoun archaic personal
pron 48 huns genitive predicative pronoun archaic personal
pron 48 wij first-person plural pronoun stressed personal
pron 48 we first-person plural pronoun personal unstressed
haarsⓦ pron 48 ons first-person plural pronoun stressed personal
weⓦ, hunⓦ, mijnsⓦ, z'nⓦ, 'rⓦ, mijnⓦ, jullieⓦ, jullieⓦ, 'tⓦ, uwsⓦ, jouwerⓦ, harerⓦ, d'rⓦ, uwerⓦ, hunsⓦ, h'rⓦ, 'mⓦ, jeⓦ, jeⓦ, jeⓦ
pron 48 - first-person plural pronoun personal unstressed
pron 48 onze first-person plural pronoun stressed personal
pron 48 onze first-person predicative plural possessive pronoun personal
pron 48 ons first-person predicative plural possessive pronoun personal reflexive
pron 48 onzer first-person genitive predicative plural pronoun archaic personal
pron 48 onzes first-person genitive predicative plural pronoun archaic personal
pron 48 jullie second-person plural pronoun stressed personal
pron 48 je second-person plural pronoun personal unstressed
pron 48 - second-person predicative plural possessive pronoun personal
haarsⓦ pron 48 je second-person predicative plural possessive pronoun personal reflexive
weⓦ, hunⓦ, mijnsⓦ, z'nⓦ, 'rⓦ, mijnⓦ, jullieⓦ, jullieⓦ, 'tⓦ, uwsⓦ, jouwerⓦ, harerⓦ, d'rⓦ, uwerⓦ, hunsⓦ, h'rⓦ, 'mⓦ, jeⓦ, jeⓦ, jeⓦ
pron 48 - second-person genitive predicative plural pronoun archaic personal
pron 48 gij second-person plural pronoun archaic stressed personal dialectal
pron 48 ge second-person plural pronoun archaic personal dialectal unstressed
pron 48 u second-person plural pronoun archaic stressed personal dialectal
pron 48 - second-person plural pronoun archaic personal dialectal unstressed
pron 48 uw second-person plural pronoun archaic stressed personal dialectal
pron 48 uwe second-person predicative plural possessive pronoun archaic personal dialectal
pron 48 u second-person predicative plural possessive pronoun archaic personal dialectal reflexive
pron 48 uwer second-person genitive predicative plural pronoun archaic personal dialectal
haarsⓦ pron 48 uws second-person genitive predicative plural pronoun archaic personal dialectal
weⓦ, hunⓦ, mijnsⓦ, z'nⓦ, 'rⓦ, mijnⓦ, jullieⓦ, jullieⓦ, 'tⓦ, uwsⓦ, jouwerⓦ, harerⓦ, d'rⓦ, uwerⓦ, hunsⓦ, h'rⓦ, 'mⓦ, jeⓦ, jeⓦ, jeⓦ
pron 48 u second-person plural pronoun formal stressed personal
pron 48 - second-person plural pronoun formal personal unstressed
pron 48 uw second-person plural pronoun formal stressed personal
pron 48 uwe second-person predicative plural possessive pronoun formal personal
pron 48 u second-person predicative plural possessive pronoun formal personal reflexive
pron 48 zich second-person predicative plural possessive pronoun formal personal reflexive
pron 48 uwer second-person genitive predicative plural pronoun formal archaic personal
pron 48 uws second-person genitive predicative plural pronoun formal archaic personal
pron 48 zij third-person plural pronoun stressed personal
haarsⓦ pron 48 ze third-person plural pronoun personal unstressed
weⓦ, hunⓦ, mijnsⓦ, z'nⓦ, 'rⓦ, mijnⓦ, jullieⓦ, jullieⓦ, 'tⓦ, uwsⓦ, jouwerⓦ, harerⓦ, d'rⓦ, uwerⓦ, hunsⓦ, h'rⓦ, 'mⓦ, jeⓦ, jeⓦ, jeⓦ
pron 48 hen third-person plural pronoun stressed personal
pron 48 hun third-person plural pronoun stressed personal
pron 48 - third-person plural pronoun personal unstressed
pron 48 hunne third-person predicative plural possessive pronoun personal
pron 48 zich third-person predicative plural possessive pronoun personal reflexive
pron 48 hunner third-person genitive predicative plural pronoun archaic personal
pron 48 huns third-person genitive predicative plural pronoun archaic personal

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Bosnië en Herzegovinaⓦ name 45 Bosnisch adjective
Spanjeⓦ, Zwedenⓦ, Estlandⓦ, Flevolandⓦ, Moldaviëⓦ, Wit-Ruslandⓦ, Australiëⓦ, Italiëⓦ, Bulgarijeⓦ, Belgiëⓦ, Polenⓦ, Verenigd Koninkrijkⓦ, Roemeniëⓦ, Ruslandⓦ, Belarusⓦ, Portugalⓦ, Hongarijeⓦ, Sloveniëⓦ, Kosovoⓦ, Liechtensteinⓦ
name 45 Bosniër masculine demonym
name 45 Bosnische feminine demonym

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
basterdsuikerⓦ noun 44 basterdsuikers plural
tijdschemaⓦ, invloedssfeerⓦ, vennootschapsbelastingⓦ, keerzijdeⓦ, bergweideⓦ, geestvervoeringⓦ, nachtschadeⓦ, kinderofferⓦ, lampolieⓦ, worgengelⓦ, handarbeiderⓦ, eigen rechterⓦ, keerkringslandⓦ, landbouwgifⓦ, zonnekalenderⓦ, romushaⓦ, biplanⓦ, lagelonenlandⓦ, lidgeldⓦ, belastinggeldⓦ
noun 44 bastaardsuiker uncommon alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
theseⓦ noun 39 theses plural
vliegtuigmoederschipⓦ, bundistⓦ, krachtvoerⓦ, contourveerⓦ, slangengifⓦ, straatvegerⓦ, mijnenvegerⓦ, parafraseⓦ, hesychastⓦ, gifgasⓦ, thesaurieⓦ, seksualiteitⓦ, boelhuisⓦ, kwariⓦ, gifmengerijⓦ, gifgasaanvalⓦ, supergeleiderⓦ, geweldsmisdrijfⓦ, katafraktⓦ, minotaurusⓦ
noun 39 thesen plural
noun 39 thesis dated alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Angelsaksischⓦ name 36 Angelsassisch dated alternative
VOCⓦ, tuigleerⓦ, vetleerⓦ, afgaveⓦ, Nedersaksischⓦ, pornografieⓦ, vrieskouⓦ, hesychasmeⓦ, druppelⓦ, Culemborgⓦ, Atjehⓦ, cabretleerⓦ, euforieⓦ, farmacologieⓦ, hellegebroedⓦ, schaatsenrijdenⓦ, Jeremiaⓦ, ginstⓦ, paniekvoetbalⓦ, kippenvoerⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
automatiserenⓦ verb 32 weak table-tags
muterenⓦ, pointillerenⓦ, belerenⓦ, ledebrakenⓦ, jonglerenⓦ, onenⓦ, arcerenⓦ, sonderenⓦ, dagdromenⓦ, attaquerenⓦ, verbloemenⓦ, dopenⓦ, ejaculerenⓦ, nivellerenⓦ, indexerenⓦ, girerenⓦ, belonenⓦ, zepenⓦ, rangerenⓦ, parasiterenⓦ
verb 32 nl-conj-wk inflection-template
verb 32 automatiseren infinitive
verb 32 automatiseren neuter gerund
verb 32 automatiseer first-person singular present
verb 32 automatiseerde first-person singular past
verb 32 automatiseert second-person singular present
verb 32 automatiseer second-person singular present
verb 32 automatiseerde second-person singular past
verb 32 automatiseert second-person singular present formal
automatiserenⓦ verb 32 automatiseerde second-person singular past formal
muterenⓦ, pointillerenⓦ, belerenⓦ, ledebrakenⓦ, jonglerenⓦ, onenⓦ, arcerenⓦ, sonderenⓦ, dagdromenⓦ, attaquerenⓦ, verbloemenⓦ, dopenⓦ, ejaculerenⓦ, nivellerenⓦ, indexerenⓦ, girerenⓦ, belonenⓦ, zepenⓦ, rangerenⓦ, parasiterenⓦ
verb 32 automatiseert second-person singular present colloquial Flanders
verb 32 automatiseert second-person singular present formal majestic archaic
verb 32 automatiseerde second-person singular past colloquial Flanders
verb 32 automatiseerde second-person singular past formal majestic archaic
verb 32 automatiseert third-person singular present
verb 32 automatiseerde third-person singular past
verb 32 automatiseren plural present
verb 32 automatiseerden plural past
verb 32 automatisere singular present subjunctive archaic
automatiserenⓦ verb 32 automatiseerde singular past subjunctive archaic
muterenⓦ, pointillerenⓦ, belerenⓦ, ledebrakenⓦ, jonglerenⓦ, onenⓦ, arcerenⓦ, sonderenⓦ, dagdromenⓦ, attaquerenⓦ, verbloemenⓦ, dopenⓦ, ejaculerenⓦ, nivellerenⓦ, indexerenⓦ, girerenⓦ, belonenⓦ, zepenⓦ, rangerenⓦ, parasiterenⓦ
verb 32 automatiseren plural present subjunctive archaic
verb 32 automatiseerden plural past subjunctive archaic
verb 32 automatiseer singular present imperative
verb 32 automatiseert plural present imperative archaic
verb 32 automatiserend present participle
verb 32 geautomatiseerd past participle
verb 32 automatiseeren archaic alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
penvriendⓦ noun 31 penvrienden plural
polyglotⓦ, orthodontistⓦ, Hongaarⓦ, veehouderⓦ, fijnproeverⓦ, vaderⓦ, illustratorⓦ, weidmanⓦ, beeldhouwerⓦ, West-Afrikaanⓦ, Sub-Saharaanⓦ, indiaanⓦ, vriendⓦ, quaestorⓦ, democraatⓦ, leeftijdsgenootⓦ, soldaatⓦ, correspondentⓦ, Congoleesⓦ, evacuéⓦ
noun 31 penvriendje neuter diminutive
noun 31 penvriendin feminine
noun 31 pennenvriend alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
kooiⓦ noun 28 kooien plural
vonderⓦ, zweepⓦ, bloemⓦ, altaarⓦ, slakⓦ, zwaluwⓦ, lusⓦ, kuisⓦ, rosⓦ, tuinwalⓦ, luierⓦ, paardⓦ, gensterⓦ, boterⓦ, wielewaalⓦ, zonⓦ, volkⓦ, schouderⓦ, naaktⓦ, zoonⓦ
noun 28 kooitje neuter diminutive
noun 28 kouw dialectal alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
pⓦ character 28 P uppercase
uⓦ, jⓦ, sⓦ, yⓦ, fⓦ, gⓦ, eⓦ, vⓦ, rⓦ, oⓦ, wⓦ, zⓦ, aⓦ, qⓦ, lⓦ, ijⓦ, xⓦ, cⓦ, dⓦ, ÿⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
afhelpenⓦ verb 27 separable strong table-tags
aanwerpenⓦ, terechthelpenⓦ, voorthelpenⓦ, uitwerpenⓦ, weghelpenⓦ, doorhelpenⓦ, meehelpenⓦ, wegstervenⓦ, toewerpenⓦ, afwerpenⓦ, inwerpenⓦ, aanbestervenⓦ, omzwervenⓦ, tussenwerpenⓦ, aanwervenⓦ, aanhelpenⓦ, afstervenⓦ, vooruithelpenⓦ, bijhelpenⓦ, uitstervenⓦ
verb 27 nl-conj-st inflection-template
verb 27 3+7 class
verb 27 afhelpen infinitive
verb 27 afhelpen neuter gerund
verb 27 help af first-person singular present main-clause
verb 27 hielp af first-person singular past main-clause
verb 27 afhelp first-person singular present subordinate-clause
verb 27 afhielp first-person singular past subordinate-clause
verb 27 helpt af second-person singular present main-clause
afhelpenⓦ verb 27 help af second-person singular present main-clause
aanwerpenⓦ, terechthelpenⓦ, voorthelpenⓦ, uitwerpenⓦ, weghelpenⓦ, doorhelpenⓦ, meehelpenⓦ, wegstervenⓦ, toewerpenⓦ, afwerpenⓦ, inwerpenⓦ, aanbestervenⓦ, omzwervenⓦ, tussenwerpenⓦ, aanwervenⓦ, aanhelpenⓦ, afstervenⓦ, vooruithelpenⓦ, bijhelpenⓦ, uitstervenⓦ
verb 27 hielp af second-person singular past main-clause
verb 27 afhelpt second-person singular present subordinate-clause
verb 27 afhielp second-person singular past subordinate-clause
verb 27 helpt af second-person singular present formal main-clause
verb 27 hielp af second-person singular past formal main-clause
verb 27 afhelpt second-person singular present formal subordinate-clause
verb 27 afhielp second-person singular past formal subordinate-clause
verb 27 helpt af second-person singular present colloquial Flanders main-clause
verb 27 helpt af second-person singular present formal majestic archaic main-clause
afhelpenⓦ verb 27 hielpt af second-person singular past colloquial Flanders main-clause
aanwerpenⓦ, terechthelpenⓦ, voorthelpenⓦ, uitwerpenⓦ, weghelpenⓦ, doorhelpenⓦ, meehelpenⓦ, wegstervenⓦ, toewerpenⓦ, afwerpenⓦ, inwerpenⓦ, aanbestervenⓦ, omzwervenⓦ, tussenwerpenⓦ, aanwervenⓦ, aanhelpenⓦ, afstervenⓦ, vooruithelpenⓦ, bijhelpenⓦ, uitstervenⓦ
verb 27 hielpt af second-person singular past formal majestic archaic main-clause
verb 27 afhelpt second-person singular present colloquial Flanders subordinate-clause
verb 27 afhelpt second-person singular present formal majestic archaic subordinate-clause
verb 27 afhielpt second-person singular past colloquial Flanders subordinate-clause
verb 27 afhielpt second-person singular past formal majestic archaic subordinate-clause
verb 27 helpt af third-person singular present main-clause
verb 27 hielp af third-person singular past main-clause
verb 27 afhelpt third-person singular present subordinate-clause
verb 27 afhielp third-person singular past subordinate-clause
afhelpenⓦ verb 27 helpen af plural present main-clause
aanwerpenⓦ, terechthelpenⓦ, voorthelpenⓦ, uitwerpenⓦ, weghelpenⓦ, doorhelpenⓦ, meehelpenⓦ, wegstervenⓦ, toewerpenⓦ, afwerpenⓦ, inwerpenⓦ, aanbestervenⓦ, omzwervenⓦ, tussenwerpenⓦ, aanwervenⓦ, aanhelpenⓦ, afstervenⓦ, vooruithelpenⓦ, bijhelpenⓦ, uitstervenⓦ
verb 27 hielpen af plural past main-clause
verb 27 afhelpen plural present subordinate-clause
verb 27 afhielpen plural past subordinate-clause
verb 27 helpe af singular present subjunctive archaic main-clause
verb 27 hielpe af singular past subjunctive archaic main-clause
verb 27 afhelpe singular present subjunctive archaic subordinate-clause
verb 27 afhielpe singular past subjunctive archaic subordinate-clause
verb 27 helpen af plural present subjunctive archaic main-clause
verb 27 hielpen af plural past subjunctive archaic main-clause
afhelpenⓦ verb 27 afhelpen plural present subjunctive archaic subordinate-clause
aanwerpenⓦ, terechthelpenⓦ, voorthelpenⓦ, uitwerpenⓦ, weghelpenⓦ, doorhelpenⓦ, meehelpenⓦ, wegstervenⓦ, toewerpenⓦ, afwerpenⓦ, inwerpenⓦ, aanbestervenⓦ, omzwervenⓦ, tussenwerpenⓦ, aanwervenⓦ, aanhelpenⓦ, afstervenⓦ, vooruithelpenⓦ, bijhelpenⓦ, uitstervenⓦ
verb 27 afhielpen plural past subjunctive archaic subordinate-clause
verb 27 help af singular present imperative main-clause
verb 27 helpt af plural present imperative archaic main-clause
verb 27 afhelpend present participle main-clause
verb 27 afgeholpen past participle main-clause

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Lⓦ character 26 l lowercase
Yⓦ, Uⓦ, Eⓦ, Xⓦ, Hⓦ, Fⓦ, Cⓦ, Iⓦ, Bⓦ, Kⓦ, Qⓦ, Gⓦ, Zⓦ, Mⓦ, Aⓦ, Oⓦ, Vⓦ, Dⓦ, Rⓦ, Pⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
melkchocoladeⓦ noun 25 melkchocola uncommon alternative
Volkenbondⓦ, leven als God in Frankrijkⓦ, staatzuchtⓦ, landadelⓦ, ten naaste bijⓦ, onder de loep nemenⓦ, asjemenouⓦ, van der Veenⓦ, geschiedfilosofieⓦ, op stang jagenⓦ, staatloosheidⓦ, van der Walⓦ, de appel valt niet ver van de boomⓦ, hoorndragersgildⓦ, Daniëlⓦ, van jewelsteⓦ, beendermeelⓦ, drugssmokkelⓦ, hoornveeⓦ, met de handen in het haar zittenⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
papaⓦ noun 24 papa's plural
scheidslijnⓦ, rechtsstaatⓦ, stadstaatⓦ, handelsschipⓦ, vissersschipⓦ, voedingsstofⓦ, betweterⓦ, geschutstorenⓦ, koeherderⓦ, rendiergeweiⓦ, convenantⓦ, dwangburchtⓦ, uiterwaardⓦ, distomatoseⓦ, gemakhuisⓦ, voetenbankⓦ, schaapshondⓦ, landsnaamⓦ, bloementuinⓦ, brilmontuurⓦ
noun 24 papaatje neuter diminutive
noun 24 pappa uncommon alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
sommigeⓦ pron 22 sommigen plural personal
evenzoveelⓦ, zoveleⓦ, degeneⓦ, enigeⓦ, onzeⓦ, hunneⓦ, eneⓦ, enkeleⓦ, mijneⓦ, hoeveleⓦ, hareⓦ, veleⓦ, Uweⓦ, alleⓦ, zijneⓦ, evenzoveleⓦ, evenveelⓦ, uweⓦ, evenveleⓦ, jouweⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
ontzwervenⓦ verb 20 strong table-tags
verwerpenⓦ, bewerpenⓦ, stervenⓦ, verwervenⓦ, verstervenⓦ, verzwervenⓦ, bestervenⓦ, werpenⓦ, wervenⓦ, behelpenⓦ, verhelpenⓦ, onderwerpenⓦ, zwervenⓦ, ontwerpenⓦ, verdervenⓦ, bedervenⓦ, onthelpenⓦ, ontstervenⓦ, helpenⓦ
verb 20 nl-conj-st inflection-template
verb 20 3+7 class
verb 20 ontzwerven infinitive
verb 20 ontzwerven neuter gerund
verb 20 ontzwerf first-person singular present
verb 20 ontzwierf first-person singular past
verb 20 ontzwerft second-person singular present
verb 20 ontzwerf second-person singular present
verb 20 ontzwierf second-person singular past
ontzwervenⓦ verb 20 ontzwerft second-person singular present formal
verwerpenⓦ, bewerpenⓦ, stervenⓦ, verwervenⓦ, verstervenⓦ, verzwervenⓦ, bestervenⓦ, werpenⓦ, wervenⓦ, behelpenⓦ, verhelpenⓦ, onderwerpenⓦ, zwervenⓦ, ontwerpenⓦ, verdervenⓦ, bedervenⓦ, onthelpenⓦ, ontstervenⓦ, helpenⓦ
verb 20 ontzwierf second-person singular past formal
verb 20 ontzwerft second-person singular present colloquial Flanders
verb 20 ontzwerft second-person singular present formal majestic archaic
verb 20 ontzwierft second-person singular past colloquial Flanders
verb 20 ontzwierft second-person singular past formal majestic archaic
verb 20 ontzwerft third-person singular present
verb 20 ontzwierf third-person singular past
verb 20 ontzwerven plural present
verb 20 ontzwierven plural past
ontzwervenⓦ verb 20 ontzwerve singular present subjunctive archaic
verwerpenⓦ, bewerpenⓦ, stervenⓦ, verwervenⓦ, verstervenⓦ, verzwervenⓦ, bestervenⓦ, werpenⓦ, wervenⓦ, behelpenⓦ, verhelpenⓦ, onderwerpenⓦ, zwervenⓦ, ontwerpenⓦ, verdervenⓦ, bedervenⓦ, onthelpenⓦ, ontstervenⓦ, helpenⓦ
verb 20 ontzwierve singular past subjunctive archaic
verb 20 ontzwerven plural present subjunctive archaic
verb 20 ontzwierven plural past subjunctive archaic
verb 20 ontzwerf singular present imperative
verb 20 ontzwerft plural present imperative archaic
verb 20 ontzwervend present participle
verb 20 ontzworven past participle

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
doodstrafⓦ noun 18 doodstraffen plural
loopgraafkatⓦ, archontⓦ, martelaarsboekⓦ, godsdienstoefeningⓦ, geweldplegingⓦ, landverraderⓦ, boomkwekerⓦ, mijnenjagerⓦ, psalmberijmingⓦ, bilocatieⓦ, geschiedfilosoofⓦ, premierbonusⓦ, staatsschuldⓦ, staatsgodsdienstⓦ, mamzerⓦ, keizerskroonⓦ, triplanⓦ
noun 18 doodsstraf rare alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
aanhechtenⓦ verb 16 separable weak table-tags
africhtenⓦ, aanvoedenⓦ, aftroggelenⓦ, navorsenⓦ, witwassenⓦ, aandissenⓦ, teweegbrengenⓦ, doorkoelenⓦ, aanbruisenⓦ, indruisenⓦ, aannopenⓦ, aanmerkenⓦ, aansnellenⓦ, aanmerenⓦ, opruienⓦ
verb 16 nl-conj-wk inflection-template
verb 16 aanhechten infinitive
verb 16 aanhechten neuter gerund
verb 16 hecht aan first-person singular present main-clause
verb 16 hechtte aan first-person singular past main-clause
verb 16 aanhecht first-person singular present subordinate-clause
verb 16 aanhechtte first-person singular past subordinate-clause
verb 16 hecht aan second-person singular present main-clause
verb 16 hechtte aan second-person singular past main-clause
aanhechtenⓦ verb 16 aanhecht second-person singular present subordinate-clause
africhtenⓦ, aanvoedenⓦ, aftroggelenⓦ, navorsenⓦ, witwassenⓦ, aandissenⓦ, teweegbrengenⓦ, doorkoelenⓦ, aanbruisenⓦ, indruisenⓦ, aannopenⓦ, aanmerkenⓦ, aansnellenⓦ, aanmerenⓦ, opruienⓦ
verb 16 aanhechtte second-person singular past subordinate-clause
verb 16 hecht aan second-person singular present formal main-clause
verb 16 hechtte aan second-person singular past formal main-clause
verb 16 aanhecht second-person singular present formal subordinate-clause
verb 16 aanhechtte second-person singular past formal subordinate-clause
verb 16 hecht aan second-person singular present colloquial Flanders main-clause
verb 16 hecht aan second-person singular present formal majestic archaic main-clause
verb 16 hechtte aan second-person singular past colloquial Flanders main-clause
verb 16 hechtte aan second-person singular past formal majestic archaic main-clause
aanhechtenⓦ verb 16 aanhecht second-person singular present colloquial Flanders subordinate-clause
africhtenⓦ, aanvoedenⓦ, aftroggelenⓦ, navorsenⓦ, witwassenⓦ, aandissenⓦ, teweegbrengenⓦ, doorkoelenⓦ, aanbruisenⓦ, indruisenⓦ, aannopenⓦ, aanmerkenⓦ, aansnellenⓦ, aanmerenⓦ, opruienⓦ
verb 16 aanhecht second-person singular present formal majestic archaic subordinate-clause
verb 16 aanhechtte second-person singular past colloquial Flanders subordinate-clause
verb 16 aanhechtte second-person singular past formal majestic archaic subordinate-clause
verb 16 hecht aan third-person singular present main-clause
verb 16 hechtte aan third-person singular past main-clause
verb 16 aanhecht third-person singular present subordinate-clause
verb 16 aanhechtte third-person singular past subordinate-clause
verb 16 hechten aan plural present main-clause
verb 16 hechtten aan plural past main-clause
aanhechtenⓦ verb 16 aanhechten plural present subordinate-clause
africhtenⓦ, aanvoedenⓦ, aftroggelenⓦ, navorsenⓦ, witwassenⓦ, aandissenⓦ, teweegbrengenⓦ, doorkoelenⓦ, aanbruisenⓦ, indruisenⓦ, aannopenⓦ, aanmerkenⓦ, aansnellenⓦ, aanmerenⓦ, opruienⓦ
verb 16 aanhechtten plural past subordinate-clause
verb 16 hechte aan singular present subjunctive archaic main-clause
verb 16 hechtte aan singular past subjunctive archaic main-clause
verb 16 aanhechte singular present subjunctive archaic subordinate-clause
verb 16 aanhechtte singular past subjunctive archaic subordinate-clause
verb 16 hechten aan plural present subjunctive archaic main-clause
verb 16 hechtten aan plural past subjunctive archaic main-clause
verb 16 aanhechten plural present subjunctive archaic subordinate-clause
verb 16 aanhechtten plural past subjunctive archaic subordinate-clause
aanhechtenⓦ verb 16 hecht aan singular present imperative main-clause
africhtenⓦ, aanvoedenⓦ, aftroggelenⓦ, navorsenⓦ, witwassenⓦ, aandissenⓦ, teweegbrengenⓦ, doorkoelenⓦ, aanbruisenⓦ, indruisenⓦ, aannopenⓦ, aanmerkenⓦ, aansnellenⓦ, aanmerenⓦ, opruienⓦ
verb 16 hecht aan plural present imperative archaic main-clause
verb 16 aanhechtend present participle main-clause
verb 16 aangehecht past participle main-clause
verb 16 aanheften obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Aziaatⓦ noun 14 Aziaten plural
Europeesⓦ, christenⓦ, auteurⓦ, landloperⓦ, tochtgenootⓦ, vrijwilligerⓦ, inwonerⓦ, stadhouderⓦ, visserⓦ, Engelsmanⓦ, Friesⓦ, Italiaanⓦ, leraarⓦ
noun 14 Aziaatje neuter diminutive
noun 14 Aziatische feminine
noun 14 Asiaat obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
interestⓦ noun 14 interesten plural
vrekⓦ, wijsⓦ, goejaveⓦ, aslaⓦ, vleesⓦ, asⓦ, krootⓦ, bietebauwⓦ, daalderⓦ, jezuïetⓦ, zothuisⓦ, poosⓦ, naamwoordⓦ
noun 14 interestje neuter diminutive
noun 14 interesse obsolete alternative
noun 14 intrest alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Elineⓦ name 14 Eliene rare alternative
drieⓦ, Daphneⓦ, Austroaziatischⓦ, een gegeven paard niet in de bek kijkenⓦ, van den Brinkⓦ, grootmachtstatusⓦ, Messiasgeheimⓦ, stadsgasⓦ, Driessenⓦ, seppukuⓦ, vistrekⓦ, frituurⓦ, landverraadⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Kollewijnsⓦ adj 13 kollewijns alternative
Aswoensdagⓦ, presbyterianismeⓦ, naar de mutsaard riekenⓦ, zo-evenⓦ, van de oude stempelⓦ, gomarismeⓦ, chijlⓦ, calvinismeⓦ, uit de oude doosⓦ, gruitⓦ, arminianismeⓦ, Zoon des mensenⓦ
adj 13 Kollewijnsch obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
benulⓦ noun 13 belul dialectal alternative
modderⓦ, lijdenⓦ, vuilnisⓦ, zonⓦ, zonⓦ, mergⓦ, mestⓦ, naaktⓦ, donkerⓦ, heetⓦ, zonnenⓦ, zonnenⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
hermafrodietⓦ adj 12 no-table-tags table-tags
telefonischⓦ, profetischⓦ, preventiefⓦ, geografischⓦ, Pruisischⓦ, dimorfⓦ, prehistorischⓦ, filharmonischⓦ, tweeherigⓦ, apocalyptischⓦ, metafysischⓦ
adj 12 nl-decl-adj inflection-template
adj 12 hermafrodiet positive predicative adverbial
adj 12 hermafrodiete indefinite positive feminine masculine singular
adj 12 hermafrodiet indefinite positive neuter singular
adj 12 hermafrodiete indefinite positive plural
adj 12 hermafrodiete definite positive
adj 12 hermafrodiets positive partitive
adj 12 hermaphrodiet archaic alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
tussendoorⓦ circumpos 12 no-table-tags table-tags
bovenuitⓦ, vanafⓦ, tusseninⓦ, tegenaanⓦ, naartoeⓦ, tusschenuitⓦ, overheenⓦ, onderdoorⓦ, doorheenⓦ, achteraanⓦ, omheenⓦ
circumpos 12 nl-pronadv-table inflection-template
circumpos 12 tussen ... door circumposition
circumpos 12 tussendoor adverb postpositional
circumpos 12 ertussendoor error-unrecognized-form
circumpos 12 hiertussendoor error-unrecognized-form
circumpos 12 daartussendoor error-unrecognized-form
circumpos 12 waartussendoor error-unrecognized-form
circumpos 12 ergens tussendoor error-unrecognized-form
circumpos 12 nergens tussendoor error-unrecognized-form
tussendoorⓦ circumpos 12 overal tussendoor error-unrecognized-form
bovenuitⓦ, vanafⓦ, tusseninⓦ, tegenaanⓦ, naartoeⓦ, tusschenuitⓦ, overheenⓦ, onderdoorⓦ, doorheenⓦ, achteraanⓦ, omheenⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
boothuisⓦ noun 12 boothuizen plural
bruidegomⓦ, wurgslangⓦ, raadhuisⓦ, noodtoestandⓦ, doodvonnisⓦ, wetsvoorstelⓦ, tjiftjafⓦ, broekschijterⓦ, frituurⓦ, reus op lemen voetenⓦ, sneeuwhoenⓦ
noun 12 boothuisje neuter diminutive
noun 12 bootshuis rare alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
hoogⓦ adj 12 no-table-tags table-tags
polyfoonⓦ, doloreusⓦ, verⓦ, stotigⓦ, blasfemischⓦ, kaduukⓦ, kleinzerigⓦ, militaristischⓦ, defaitistischⓦ, onnodigⓦ, seculierⓦ
adj 12 nl-decl-adj inflection-template
adj 12 hoog positive predicative adverbial
adj 12 hoger comparative predicative adverbial
adj 12 het hoogst superlative predicative adverbial
adj 12 het hoogste superlative predicative adverbial
adj 12 hoge indefinite positive feminine masculine singular
adj 12 hogere indefinite comparative feminine masculine singular
adj 12 hoogste indefinite superlative feminine masculine singular
adj 12 hoog indefinite positive neuter singular
hoogⓦ adj 12 hoger indefinite comparative neuter singular
polyfoonⓦ, doloreusⓦ, verⓦ, stotigⓦ, blasfemischⓦ, kaduukⓦ, kleinzerigⓦ, militaristischⓦ, defaitistischⓦ, onnodigⓦ, seculierⓦ
adj 12 hoogste indefinite superlative neuter singular
adj 12 hoge indefinite positive plural
adj 12 hogere indefinite comparative plural
adj 12 hoogste indefinite superlative plural
adj 12 hoge definite positive
adj 12 hogere definite comparative
adj 12 hoogste definite superlative
adj 12 hoogs positive partitive
adj 12 hogers comparative partitive
hoogⓦ adj 12 - superlative partitive
polyfoonⓦ, doloreusⓦ, verⓦ, stotigⓦ, blasfemischⓦ, kaduukⓦ, kleinzerigⓦ, militaristischⓦ, defaitistischⓦ, onnodigⓦ, seculierⓦ
adj 12 hooge archaic alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
eufoorⓦ adj 12 no-table-tags table-tags
mefitischⓦ, Nedersaksischⓦ, efemeerⓦ, anapestischⓦ, Saksischⓦ, Gotischⓦ, amfibrachischⓦ, euforischⓦ, hesychastischⓦ, Angelsaksischⓦ, dysfoorⓦ
adj 12 nl-decl-adj inflection-template
adj 12 eufoor positive predicative adverbial
adj 12 eufore indefinite positive feminine masculine singular
adj 12 eufoor indefinite positive neuter singular
adj 12 eufore indefinite positive plural
adj 12 eufore definite positive
adj 12 eufoors positive partitive
adj 12 euphoor dated alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
fall-outⓦ noun 12 fall-outs plural
ringtoneⓦ, blijf-van-mijn-lijfhuisⓦ, coulisselandschapⓦ, tintinofielⓦ, equalizerⓦ, Dode Zeerolⓦ, hand-outⓦ, informatieoorlogⓦ, koekjeⓦ, koekjeⓦ, dodeⓦ
noun 12 fallout colloquial alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
-erⓦ suffix 11 -ers plural
franciscaanⓦ, esperantistⓦ, Oegandeesⓦ, televisiekijkerⓦ, kopiistⓦ, eeuwelingⓦ, Afro-Belgⓦ, burgemeesterⓦ, Afro-Vlamingⓦ, etnoloogⓦ
suffix 11 -ster feminine
suffix 11 -der alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
opvrolijkenⓦ verb 11 separable weak table-tags
aanblaffenⓦ, optyfenⓦ, watertrappelenⓦ, na-apenⓦ, meedelenⓦ, toe-eigenenⓦ, opschonenⓦ, uithuwelijkenⓦ, ademhalenⓦ, opzoomerenⓦ
verb 11 nl-conj-wk inflection-template
verb 11 opvrolijken infinitive
verb 11 opvrolijken neuter gerund
verb 11 vrolijk op first-person singular present main-clause
verb 11 vrolijkte op first-person singular past main-clause
verb 11 opvrolijk first-person singular present subordinate-clause
verb 11 opvrolijkte first-person singular past subordinate-clause
verb 11 vrolijkt op second-person singular present main-clause
verb 11 vrolijk op second-person singular present main-clause
opvrolijkenⓦ verb 11 vrolijkte op second-person singular past main-clause
aanblaffenⓦ, optyfenⓦ, watertrappelenⓦ, na-apenⓦ, meedelenⓦ, toe-eigenenⓦ, opschonenⓦ, uithuwelijkenⓦ, ademhalenⓦ, opzoomerenⓦ
verb 11 opvrolijkt second-person singular present subordinate-clause
verb 11 opvrolijkte second-person singular past subordinate-clause
verb 11 vrolijkt op second-person singular present formal main-clause
verb 11 vrolijkte op second-person singular past formal main-clause
verb 11 opvrolijkt second-person singular present formal subordinate-clause
verb 11 opvrolijkte second-person singular past formal subordinate-clause
verb 11 vrolijkt op second-person singular present colloquial Flanders main-clause
verb 11 vrolijkt op second-person singular present formal majestic archaic main-clause
verb 11 vrolijkte op second-person singular past colloquial Flanders main-clause
opvrolijkenⓦ verb 11 vrolijkte op second-person singular past formal majestic archaic main-clause
aanblaffenⓦ, optyfenⓦ, watertrappelenⓦ, na-apenⓦ, meedelenⓦ, toe-eigenenⓦ, opschonenⓦ, uithuwelijkenⓦ, ademhalenⓦ, opzoomerenⓦ
verb 11 opvrolijkt second-person singular present colloquial Flanders subordinate-clause
verb 11 opvrolijkt second-person singular present formal majestic archaic subordinate-clause
verb 11 opvrolijkte second-person singular past colloquial Flanders subordinate-clause
verb 11 opvrolijkte second-person singular past formal majestic archaic subordinate-clause
verb 11 vrolijkt op third-person singular present main-clause
verb 11 vrolijkte op third-person singular past main-clause
verb 11 opvrolijkt third-person singular present subordinate-clause
verb 11 opvrolijkte third-person singular past subordinate-clause
verb 11 vrolijken op plural present main-clause
opvrolijkenⓦ verb 11 vrolijkten op plural past main-clause
aanblaffenⓦ, optyfenⓦ, watertrappelenⓦ, na-apenⓦ, meedelenⓦ, toe-eigenenⓦ, opschonenⓦ, uithuwelijkenⓦ, ademhalenⓦ, opzoomerenⓦ
verb 11 opvrolijken plural present subordinate-clause
verb 11 opvrolijkten plural past subordinate-clause
verb 11 vrolijke op singular present subjunctive archaic main-clause
verb 11 vrolijkte op singular past subjunctive archaic main-clause
verb 11 opvrolijke singular present subjunctive archaic subordinate-clause
verb 11 opvrolijkte singular past subjunctive archaic subordinate-clause
verb 11 vrolijken op plural present subjunctive archaic main-clause
verb 11 vrolijkten op plural past subjunctive archaic main-clause
verb 11 opvrolijken plural present subjunctive archaic subordinate-clause
opvrolijkenⓦ verb 11 opvrolijkten plural past subjunctive archaic subordinate-clause
aanblaffenⓦ, optyfenⓦ, watertrappelenⓦ, na-apenⓦ, meedelenⓦ, toe-eigenenⓦ, opschonenⓦ, uithuwelijkenⓦ, ademhalenⓦ, opzoomerenⓦ
verb 11 vrolijk op singular present imperative main-clause
verb 11 vrolijkt op plural present imperative archaic main-clause
verb 11 opvrolijkend present participle main-clause
verb 11 opgevrolijkt past participle main-clause
verb 11 opvroolijken alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Noordrijn-Westfalenⓦ name 11 NRW abbreviation alternative
guldensⓦ, Bondsrepubliek Duitslandⓦ, geestelijke gezondheidszorgⓦ, dat wil zeggenⓦ, Duitse Democratische Republiekⓦ, eenmaal vierentwintig uurⓦ, Eurovisiesongfestivalⓦ, zogenaamdⓦ, ad libitumⓦ, Verenigde Statenⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
schuwenⓦ verb 10 weak table-tags
brengenⓦ, sturenⓦ, dienenⓦ, kukelenⓦ, pulkenⓦ, knoeienⓦ, ruïnerenⓦ, blatenⓦ, zonnenⓦ
verb 10 nl-conj-wk inflection-template
verb 10 schuwen infinitive
verb 10 schuwen neuter gerund
verb 10 schuw first-person singular present
verb 10 schuwde first-person singular past
verb 10 schuwt second-person singular present
verb 10 schuw second-person singular present
verb 10 schuwde second-person singular past
verb 10 schuwt second-person singular present formal
schuwenⓦ verb 10 schuwde second-person singular past formal
brengenⓦ, sturenⓦ, dienenⓦ, kukelenⓦ, pulkenⓦ, knoeienⓦ, ruïnerenⓦ, blatenⓦ, zonnenⓦ
verb 10 schuwt second-person singular present colloquial Flanders
verb 10 schuwt second-person singular present formal majestic archaic
verb 10 schuwde second-person singular past colloquial Flanders
verb 10 schuwde second-person singular past formal majestic archaic
verb 10 schuwt third-person singular present
verb 10 schuwde third-person singular past
verb 10 schuwen plural present
verb 10 schuwden plural past
verb 10 schuwe singular present subjunctive archaic
schuwenⓦ verb 10 schuwde singular past subjunctive archaic
brengenⓦ, sturenⓦ, dienenⓦ, kukelenⓦ, pulkenⓦ, knoeienⓦ, ruïnerenⓦ, blatenⓦ, zonnenⓦ
verb 10 schuwen plural present subjunctive archaic
verb 10 schuwden plural past subjunctive archaic
verb 10 schuw singular present imperative
verb 10 schuwt plural present imperative archaic
verb 10 schuwend present participle
verb 10 geschuwd past participle
verb 10 schouwen dialectal alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
goedⓦ adj 10 no-table-tags table-tags
stilⓦ, reinⓦ, akeligⓦ, kleinⓦ, zachtⓦ, zonnigⓦ, naaktⓦ, donkerⓦ, heetⓦ
adj 10 nl-decl-adj inflection-template
adj 10 goed positive predicative adverbial
adj 10 beter comparative predicative adverbial
adj 10 het best superlative predicative adverbial
adj 10 het beste superlative predicative adverbial
adj 10 goede indefinite positive feminine masculine singular
adj 10 betere indefinite comparative feminine masculine singular
adj 10 beste indefinite superlative feminine masculine singular
adj 10 goed indefinite positive neuter singular
goedⓦ adj 10 beter indefinite comparative neuter singular
stilⓦ, reinⓦ, akeligⓦ, kleinⓦ, zachtⓦ, zonnigⓦ, naaktⓦ, donkerⓦ, heetⓦ
adj 10 beste indefinite superlative neuter singular
adj 10 goede indefinite positive plural
adj 10 betere indefinite comparative plural
adj 10 beste indefinite superlative plural
adj 10 goede definite positive
adj 10 betere definite comparative
adj 10 beste definite superlative
adj 10 goeds positive partitive
adj 10 beters comparative partitive
goedⓦ adj 10 - superlative partitive
stilⓦ, reinⓦ, akeligⓦ, kleinⓦ, zachtⓦ, zonnigⓦ, naaktⓦ, donkerⓦ, heetⓦ
adj 10 goei dialectal alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
bibliofielⓦ noun 9 bibliofielen plural
gekkenhuisⓦ, moriaanⓦ, sperzieboonⓦ, vrijkorpsⓦ, brillenhuisⓦ, menopauzeⓦ, oekazeⓦ, vooisⓦ
noun 9 bibliofieltje neuter diminutive
noun 9 bibliophiel alternative
noun 9 bibliophile obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
schendenⓦ verb 8 strong table-tags
vretenⓦ, komenⓦ, radenⓦ, miegenⓦ, scheppenⓦ, hijsenⓦ, houdenⓦ
verb 8 nl-conj-st inflection-template
verb 8 3b class
verb 8 schenden infinitive
verb 8 schenden neuter gerund
verb 8 schend first-person singular present
verb 8 schond first-person singular past
verb 8 schendt second-person singular present
verb 8 schend second-person singular present
verb 8 schond second-person singular past
schendenⓦ verb 8 schendt second-person singular present formal
vretenⓦ, komenⓦ, radenⓦ, miegenⓦ, scheppenⓦ, hijsenⓦ, houdenⓦ
verb 8 schond second-person singular past formal
verb 8 schendt second-person singular present colloquial Flanders
verb 8 schendt second-person singular present formal majestic archaic
verb 8 schondt second-person singular past colloquial Flanders
verb 8 schondt second-person singular past formal majestic archaic
verb 8 schendt third-person singular present
verb 8 schond third-person singular past
verb 8 schenden plural present
verb 8 schonden plural past
schendenⓦ verb 8 schende singular present subjunctive archaic
vretenⓦ, komenⓦ, radenⓦ, miegenⓦ, scheppenⓦ, hijsenⓦ, houdenⓦ
verb 8 schonde singular past subjunctive archaic
verb 8 schenden plural present subjunctive archaic
verb 8 schonden plural past subjunctive archaic
verb 8 schend singular present imperative
verb 8 schendt plural present imperative archaic
verb 8 schendend present participle
verb 8 geschonden past participle
verb 8 schennen alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Reusel-De Mierdenⓦ name 8 Reusel- De Mierden neuter canonical
Sluis 7ⓦ, Sluis 6ⓦ, De Gestⓦ, Het Fetlaerⓦ, De Kooiⓦ, Groene Hartⓦ, Sluis 13ⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
kielekieleⓦ adj 8 meer kielekiele comparative
laberlottigⓦ, mensminnendⓦ, kachelⓦ, neoklassiekⓦ, vocaalⓦ, vocaalⓦ, bloodⓦ
adj 8 meest kielekiele superlative
adj 8 kiele kiele alternative
adj 8 kiele-kiele alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
correspondenteⓦ noun 8 correspondentes plural
Japanseⓦ, burchtvrouwⓦ, onderwereldgodinⓦ, Kazachseⓦ, bibliothecaresseⓦ, etnologeⓦ, kopiisteⓦ
noun 8 correspondent masculine
noun 8 korrespondente alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
-enⓦ suffix 8 weak table-tags
procrastinerenⓦ, -enⓦ, -erenⓦ, -erenⓦ, vermarktenⓦ, visualiserenⓦ, waarnenⓦ
suffix 8 nl-conj-wk inflection-template
suffix 8 -en infinitive
suffix 8 -en n gerund
suffix 8 - first-person singular present
suffix 8 -te first-person singular past
suffix 8 -t second-person singular present
suffix 8 - second-person singular present
suffix 8 -te second-person singular past
suffix 8 -t second-person singular present formal
-enⓦ suffix 8 -te second-person singular past formal
procrastinerenⓦ, -enⓦ, -erenⓦ, -erenⓦ, vermarktenⓦ, visualiserenⓦ, waarnenⓦ
suffix 8 -t second-person singular present colloquial Flanders
suffix 8 -t second-person singular present formal majestic archaic
suffix 8 -te second-person singular past colloquial Flanders
suffix 8 -te second-person singular past formal majestic archaic
suffix 8 -t third-person singular present
suffix 8 -te third-person singular past
suffix 8 -en plural present
suffix 8 -ten plural past
suffix 8 -e singular present subjunctive archaic
-enⓦ suffix 8 -te singular past subjunctive archaic
procrastinerenⓦ, -enⓦ, -erenⓦ, -erenⓦ, vermarktenⓦ, visualiserenⓦ, waarnenⓦ
suffix 8 -en plural present subjunctive archaic
suffix 8 -ten plural past subjunctive archaic
suffix 8 - singular present imperative
suffix 8 -t plural present imperative archaic
suffix 8 -end present participle
suffix 8 ge- -t past participle

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
afzeggenⓦ verb 7 irregular separable weak table-tags
opzeggenⓦ, nazeggenⓦ, toezeggenⓦ, tegenzeggenⓦ, aanzeggenⓦ, voorzeggenⓦ
verb 7 nl-conj-wk inflection-template
verb 7 afzeggen infinitive
verb 7 afzeggen neuter gerund
verb 7 zeg af first-person singular present main-clause
verb 7 zei af first-person singular past main-clause
verb 7 zegde af first-person singular past main-clause
verb 7 afzeg first-person singular present subordinate-clause
verb 7 afzei first-person singular past subordinate-clause
verb 7 afzegde first-person singular past subordinate-clause
afzeggenⓦ verb 7 zegt af second-person singular present main-clause
opzeggenⓦ, nazeggenⓦ, toezeggenⓦ, tegenzeggenⓦ, aanzeggenⓦ, voorzeggenⓦ
verb 7 zeg af second-person singular present main-clause
verb 7 zei af second-person singular past main-clause
verb 7 zegde af second-person singular past main-clause
verb 7 afzegt second-person singular present subordinate-clause
verb 7 afzei second-person singular past subordinate-clause
verb 7 afzegde second-person singular past subordinate-clause
verb 7 zegt af second-person singular present formal main-clause
verb 7 zei af second-person singular past formal main-clause
verb 7 zegde af second-person singular past formal main-clause
afzeggenⓦ verb 7 afzegt second-person singular present formal subordinate-clause
opzeggenⓦ, nazeggenⓦ, toezeggenⓦ, tegenzeggenⓦ, aanzeggenⓦ, voorzeggenⓦ
verb 7 afzei second-person singular past formal subordinate-clause
verb 7 afzegde second-person singular past formal subordinate-clause
verb 7 zegt af second-person singular present colloquial Flanders main-clause
verb 7 zegt af second-person singular present formal majestic archaic main-clause
verb 7 zeidt af second-person singular past colloquial Flanders main-clause
verb 7 zeidt af second-person singular past formal majestic archaic main-clause
verb 7 zegde af second-person singular past colloquial Flanders main-clause
verb 7 zegde af second-person singular past formal majestic archaic main-clause
verb 7 afzegt second-person singular present colloquial Flanders subordinate-clause
afzeggenⓦ verb 7 afzegt second-person singular present formal majestic archaic subordinate-clause
opzeggenⓦ, nazeggenⓦ, toezeggenⓦ, tegenzeggenⓦ, aanzeggenⓦ, voorzeggenⓦ
verb 7 afzeidt second-person singular past colloquial Flanders subordinate-clause
verb 7 afzeidt second-person singular past formal majestic archaic subordinate-clause
verb 7 afzegde second-person singular past colloquial Flanders subordinate-clause
verb 7 afzegde second-person singular past formal majestic archaic subordinate-clause
verb 7 zegt af third-person singular present main-clause
verb 7 zei af third-person singular past main-clause
verb 7 zegde af third-person singular past main-clause
verb 7 afzegt third-person singular present subordinate-clause
verb 7 afzei third-person singular past subordinate-clause
afzeggenⓦ verb 7 afzegde third-person singular past subordinate-clause
opzeggenⓦ, nazeggenⓦ, toezeggenⓦ, tegenzeggenⓦ, aanzeggenⓦ, voorzeggenⓦ
verb 7 zeggen af plural present main-clause
verb 7 zeiden af plural past main-clause
verb 7 zegden af plural past main-clause
verb 7 afzeggen plural present subordinate-clause
verb 7 afzeiden plural past subordinate-clause
verb 7 afzegden plural past subordinate-clause
verb 7 zegge af singular present subjunctive archaic main-clause
verb 7 zeide af singular past subjunctive archaic main-clause
verb 7 zegde af singular past subjunctive archaic main-clause
afzeggenⓦ verb 7 afzegge singular present subjunctive archaic subordinate-clause
opzeggenⓦ, nazeggenⓦ, toezeggenⓦ, tegenzeggenⓦ, aanzeggenⓦ, voorzeggenⓦ
verb 7 afzeide singular past subjunctive archaic subordinate-clause
verb 7 afzegde singular past subjunctive archaic subordinate-clause
verb 7 zeggen af plural present subjunctive archaic main-clause
verb 7 zeiden af plural past subjunctive archaic main-clause
verb 7 zegden af plural past subjunctive archaic main-clause
verb 7 afzeggen plural present subjunctive archaic subordinate-clause
verb 7 afzeiden plural past subjunctive archaic subordinate-clause
verb 7 afzegden plural past subjunctive archaic subordinate-clause
verb 7 zeg af singular present imperative main-clause
afzeggenⓦ verb 7 zegt af plural present imperative archaic main-clause
opzeggenⓦ, nazeggenⓦ, toezeggenⓦ, tegenzeggenⓦ, aanzeggenⓦ, voorzeggenⓦ
verb 7 afzeggend present participle main-clause
verb 7 afgezegd past participle main-clause

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
mormoonsⓦ adj 7 no-table-tags table-tags
gomaristischⓦ, stadsⓦ, remonstrantsⓦ, contraremonstrantsⓦ, dijzigⓦ, erastiaansⓦ
adj 7 nl-decl-adj inflection-template
adj 7 mormoons positive predicative adverbial
adj 7 mormoonse indefinite positive feminine masculine singular
adj 7 mormoons indefinite positive neuter singular
adj 7 mormoonse indefinite positive plural
adj 7 mormoonse definite positive
adj 7 mormoons positive partitive
adj 7 Mormoons alternative
adj 7 Mormoonsch obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
akkefietjeⓦ noun 7 akkefietjes plural
kerstdagⓦ, sjiietⓦ, scheidmaalⓦ, arminiaanⓦ, gomaristⓦ, erastiaanⓦ
noun 7 akefietje alternative
noun 7 akevietje obsolete alternative
noun 7 akkevietje obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
nichtⓦ noun 7 nichten plural
beschermvrouwⓦ, profetesⓦ, diaconesⓦ, weduweⓦ, elfinⓦ, kassièreⓦ
noun 7 nichtje neuter diminutive
noun 7 neef masculine
noun 7 nift alternative
noun 7 nifte alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
helaasⓦ intj 7 helaas! canonical
daagⓦ, helpⓦ, boter, kaas en eierenⓦ, ge- -dⓦ, humⓦ, be- -dⓦ
intj 7 helaasch alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
servetⓦ noun 7 servetten plural
pastorieⓦ, catalogusⓦ, steekwondⓦ, pleisterⓦ, kerstkindⓦ, snijwondⓦ
noun 7 servetje neuter diminutive
noun 7 serviet Belgium alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Oranjegekteⓦ noun 7 oranjegekte colloquial alternative
buroticaⓦ, brailleⓦ, driemaal is scheepsrechtⓦ, Oranjekoortsⓦ, black metalⓦ, te elfder ureⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
slaⓦ noun 7 slaatje neuter diminutive
kouⓦ, lopenⓦ, weerⓦ, paggaⓦ, internetⓦ, stokaasⓦ
noun 7 slae alternative
noun 7 slaê alternative
noun 7 salae alternative
noun 7 salaê alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
iedereenⓦ pron 7 iedereens genitive
elkanderⓦ, niemandⓦ, elkaarⓦ, andermanⓦ, iederⓦ, malkanderⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
swaffelenⓦ verb 6 weak table-tags
beduvelenⓦ, pelgrimerenⓦ, fonkelenⓦ, begeesterenⓦ, jodelenⓦ
verb 6 nl-conj-wk inflection-template
verb 6 swaffelen infinitive
verb 6 swaffelen neuter gerund
verb 6 swaffel first-person singular present
verb 6 swaffelde first-person singular past
verb 6 swaffelt second-person singular present
verb 6 swaffel second-person singular present
verb 6 swaffelde second-person singular past
verb 6 swaffelt second-person singular present formal
swaffelenⓦ verb 6 swaffelde second-person singular past formal
beduvelenⓦ, pelgrimerenⓦ, fonkelenⓦ, begeesterenⓦ, jodelenⓦ
verb 6 swaffelt second-person singular present colloquial Flanders
verb 6 swaffelt second-person singular present formal majestic archaic
verb 6 swaffelde second-person singular past colloquial Flanders
verb 6 swaffelde second-person singular past formal majestic archaic
verb 6 swaffelt third-person singular present
verb 6 swaffelde third-person singular past
verb 6 swaffelen plural present
verb 6 swaffelden plural past
verb 6 swaffele singular present subjunctive archaic
swaffelenⓦ verb 6 swaffelde singular past subjunctive archaic
beduvelenⓦ, pelgrimerenⓦ, fonkelenⓦ, begeesterenⓦ, jodelenⓦ
verb 6 swaffelen plural present subjunctive archaic
verb 6 swaffelden plural past subjunctive archaic
verb 6 swaffel singular present imperative
verb 6 swaffelt plural present imperative archaic
verb 6 swaffelend present participle
verb 6 geswaffeld past participle
verb 6 zwaffelen uncommon alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
eenderⓦ adv 6 eenders Brabant alternative
waarlozeⓦ, chicanerenⓦ, rareⓦ, lawaaiⓦ, overlaatstⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
cycloopⓦ noun 6 cyclopen plural
poederⓦ, wiegeliedⓦ, jappenkampⓦ, kickbokserⓦ, grillⓦ
noun 6 cycloopje neuter diminutive
noun 6 Cycloop colloquial alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
meldkamerⓦ noun 6 meldkamers plural
mobiel medisch teamⓦ, officier van dienstⓦ, tunnelboormachineⓦ, informatietechnologieⓦ, autismespectrumstoornisⓦ
noun 6 MKA abbreviation alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
dauwdruppelⓦ noun 5 dauwdruppels plural
boerderijⓦ, slurfⓦ, duivelⓦ, honingraatⓦ
noun 5 dauwdruppeltje neuter diminutive
noun 5 dauwdroppel archaic dialectal alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
zeggenⓦ verb 5 irregular weak table-tags
verzeggenⓦ, ontzeggenⓦ, willenⓦ, voorzeggenⓦ
verb 5 nl-conj-wk inflection-template
verb 5 zeggen infinitive
verb 5 zeggen neuter gerund
verb 5 zeg first-person singular present
verb 5 zei first-person singular past
verb 5 zegde first-person singular past
verb 5 zegt second-person singular present
verb 5 zeg second-person singular present
verb 5 zei second-person singular past
zeggenⓦ verb 5 zegde second-person singular past
verzeggenⓦ, ontzeggenⓦ, willenⓦ, voorzeggenⓦ
verb 5 zegt second-person singular present formal
verb 5 zei second-person singular past formal
verb 5 zegde second-person singular past formal
verb 5 zegt second-person singular present colloquial Flanders
verb 5 zegt second-person singular present formal majestic archaic
verb 5 zeidt second-person singular past colloquial Flanders
verb 5 zeidt second-person singular past formal majestic archaic
verb 5 zegde second-person singular past colloquial Flanders
verb 5 zegde second-person singular past formal majestic archaic
zeggenⓦ verb 5 zegt third-person singular present
verzeggenⓦ, ontzeggenⓦ, willenⓦ, voorzeggenⓦ
verb 5 zei third-person singular past
verb 5 zegde third-person singular past
verb 5 zeggen plural present
verb 5 zeiden plural past
verb 5 zegden plural past
verb 5 zegge singular present subjunctive archaic
verb 5 zeide singular past subjunctive archaic
verb 5 zegde singular past subjunctive archaic
verb 5 zeggen plural present subjunctive archaic
zeggenⓦ verb 5 zeiden plural past subjunctive archaic
verzeggenⓦ, ontzeggenⓦ, willenⓦ, voorzeggenⓦ
verb 5 zegden plural past subjunctive archaic
verb 5 zeg singular present imperative
verb 5 zegt plural present imperative archaic
verb 5 zeggend present participle
verb 5 gezegd past participle

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
hunebedⓦ noun 5 hunebedden plural
meisjeⓦ, meisjeⓦ, bacoveⓦ, vestaalse maagdⓦ
noun 5 huinebed obsolete alternative
noun 5 hunnebed alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
haarⓦ det 5 hare possessive independent
mijnⓦ, jouwⓦ, zynⓦ, zijnⓦ
det 5 form 'r contracted

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
abrahamitischⓦ adj 5 no-table-tags table-tags
precambrischⓦ, cambrischⓦ, preromaansⓦ, mozaïschⓦ
adj 5 nl-decl-adj inflection-template
adj 5 abrahamitisch positive predicative adverbial
adj 5 abrahamitische indefinite positive feminine masculine singular
adj 5 abrahamitisch indefinite positive neuter singular
adj 5 abrahamitische indefinite positive plural
adj 5 abrahamitische definite positive
adj 5 abrahamitisch positive partitive
adj 5 Abrahamitisch colloquial alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
-oomⓦ suffix 5 -omen plural
Rikⓦ, -ingⓦ, spatelⓦ, -eggeⓦ
suffix 5 -oompje diminutive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
diezelfdeⓦ det 5 datzelfde neuter
dewelkeⓦ, dezelfdeⓦ, dieⓦ, dieⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
homeopathieⓦ noun 5 homeopathies plural
staartveerⓦ, horlogeⓦ, katholiekⓦ, neofietⓦ
noun 5 homeopathietje neuter diminutive
noun 5 homoeopathie archaic alternative
noun 5 homoiopathie obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
bijvoeglijk naamwoordⓦ noun 5 bijvoeglijke naamwoorden plural
uitdrukkingⓦ, zelfstandig naamwoordⓦ, persconferentieⓦ, operatiekamerⓦ
noun 5 bijvoeglijk naamwoordje neuter diminutive
noun 5 bnw. abbreviation alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
roomser dan de pausⓦ adj 5 pred comparative
makkelijker gezegd dan gedaanⓦ, geboren en getogenⓦ, doodschⓦ, dertien-in-een-dozijnⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Zwitserlandⓦ name 5 Zwitsers adjective
Griekenlandⓦ, Hollandⓦ, Finlandⓦ, Pajottenlandⓦ
name 5 Zwitser masculine demonym
name 5 Zwitserse feminine demonym
name 5 Switserland obsolete alternative
name 5 Switserlant obsolete alternative
name 5 Zwitserlant obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
wensendⓦ verb 5 no-table-tags table-tags
geuitⓦ, gebrachtⓦ, verradenⓦ, gestrestⓦ
verb 5 nl-decl-pres-ptc inflection-template
verb 5 wensend predicative adverbial
verb 5 wensende predicative adverbial
verb 5 wensende indefinite feminine masculine singular
verb 5 wensend indefinite neuter singular
verb 5 wensende indefinite plural
verb 5 wensende definite
verb 5 wensends partitive
verb 5 wenschend alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
tekenⓦ noun 4 tekenen plural
aderⓦ, spijkerⓦ, andijvieⓦ
noun 4 tekens plural
noun 4 tekentje neuter diminutive
noun 4 teiken dialectal alternative
noun 4 teeken obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Frankrijkⓦ name 4 Frans adjective
Nederlandⓦ, Ålandⓦ, Slowakijeⓦ
name 4 Fransman masculine demonym
name 4 Franse feminine demonym
name 4 Française feminine demonym
name 4 Franckrijk alternative
name 4 Frankryk alternative
name 4 Vrankryk alternative
name 4 Vranckrijk alternative
name 4 Vrankrijk alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
vrekkigⓦ adj 4 no-table-tags table-tags
vrekⓦ, tegenzeggelijkⓦ, fiscaalⓦ
adj 4 nl-decl-adj inflection-template
adj 4 vrekkig positive predicative adverbial
adj 4 vrekkiger comparative predicative adverbial
adj 4 het vrekkigst superlative predicative adverbial
adj 4 het vrekkigste superlative predicative adverbial
adj 4 vrekkige indefinite positive feminine masculine singular
adj 4 vrekkigere indefinite comparative feminine masculine singular
adj 4 vrekkigste indefinite superlative feminine masculine singular
adj 4 vrekkig indefinite positive neuter singular
vrekkigⓦ adj 4 vrekkiger indefinite comparative neuter singular
vrekⓦ, tegenzeggelijkⓦ, fiscaalⓦ
adj 4 vrekkigste indefinite superlative neuter singular
adj 4 vrekkige indefinite positive plural
adj 4 vrekkigere indefinite comparative plural
adj 4 vrekkigste indefinite superlative plural
adj 4 vrekkige definite positive
adj 4 vrekkigere definite comparative
adj 4 vrekkigste definite superlative
adj 4 vrekkigs positive partitive
adj 4 vrekkigers comparative partitive
vrekkigⓦ adj 4 - superlative partitive
vrekⓦ, tegenzeggelijkⓦ, fiscaalⓦ
adj 4 vreckig obsolete alternative
adj 4 vreckigh obsolete alternative
adj 4 wreckig alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
wasknijperⓦ noun 4 wasknijpers plural
pompoenⓦ, wasautomaatⓦ, weermachtⓦ
noun 4 wasknijpertje neuter diminutive
noun 4 waschknijper obsolete rare alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Ingveoonsⓦ name 4 Ingvaeoons dated alternative
goudleerⓦ, boeddhismeⓦ, mededogenⓦ
name 4 Ingvaeoonsch obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
staanderⓦ noun 4 staander m . canonical
schattemieⓦ, verhuisdoosⓦ, poppemieⓦ
noun 4 staanders plural
noun 4 staandertje neuter diminutive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
met zijn talenten woekerenⓦ verb 4 met zijn pond woekeren archaic alternative
veevoerⓦ, reumatiekⓦ, op holⓦ
verb 4 met zijne talenten woekeren obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
gijⓦ pron 4 no-table-tags table-tags
wijⓦ, mijⓦ, geⓦ
pron 4 nl-decl-personal pronouns inflection-template
pron 4 ik first-person subjective singular pronoun stressed personal
pron 4 'k first-person subjective singular pronoun personal unstressed
pron 4 mij first-person objective singular pronoun stressed personal
pron 4 me first-person objective singular pronoun personal unstressed
pron 4 mijn first-person singular possessive pronoun stressed personal
pron 4 m'n first-person singular possessive pronoun personal unstressed
pron 4 mijne first-person predicative possessive pronoun personal
pron 4 me first-person predicative possessive pronoun personal reflexive
gijⓦ pron 4 mijner first-person genitive predicative pronoun archaic personal
wijⓦ, mijⓦ, geⓦ
pron 4 mijns first-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 4 jij second-person subjective singular pronoun stressed personal
pron 4 je second-person subjective singular pronoun personal unstressed
pron 4 jou second-person objective singular pronoun stressed personal
pron 4 je second-person objective singular pronoun personal unstressed
pron 4 jouw second-person singular possessive pronoun stressed personal
pron 4 je second-person singular possessive pronoun personal unstressed
pron 4 jouwe second-person predicative possessive pronoun personal
pron 4 je second-person predicative possessive pronoun personal reflexive
gijⓦ pron 4 jouwer second-person genitive predicative pronoun archaic personal
wijⓦ, mijⓦ, geⓦ
pron 4 jouws second-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 4 gij second-person subjective singular pronoun archaic stressed personal dialectal
pron 4 ge second-person subjective singular pronoun archaic personal dialectal unstressed
pron 4 u second-person objective singular pronoun archaic stressed personal dialectal
pron 4 - second-person objective singular pronoun archaic personal dialectal unstressed
pron 4 uw second-person singular possessive pronoun archaic stressed personal dialectal
pron 4 - second-person singular possessive pronoun archaic personal dialectal unstressed
pron 4 uwe second-person predicative possessive pronoun archaic personal dialectal
pron 4 u second-person predicative possessive pronoun archaic personal dialectal reflexive
gijⓦ pron 4 uwer second-person genitive predicative pronoun archaic personal dialectal
wijⓦ, mijⓦ, geⓦ
pron 4 uws second-person genitive predicative pronoun archaic personal dialectal
pron 4 u second-person subjective singular pronoun formal stressed personal
pron 4 - second-person subjective singular pronoun formal personal unstressed
pron 4 u second-person objective singular pronoun formal stressed personal
pron 4 - second-person objective singular pronoun formal personal unstressed
pron 4 uw second-person singular possessive pronoun formal stressed personal
pron 4 - second-person singular possessive pronoun formal personal unstressed
pron 4 uwe second-person predicative possessive pronoun formal personal
pron 4 u second-person predicative possessive pronoun formal personal reflexive
gijⓦ pron 4 zich second-person predicative possessive pronoun formal personal reflexive
wijⓦ, mijⓦ, geⓦ
pron 4 uwer second-person genitive predicative pronoun formal archaic personal
pron 4 uws second-person genitive predicative pronoun formal archaic personal
pron 4 hij masculine third-person subjective singular pronoun stressed personal
pron 4 ie masculine third-person subjective singular pronoun personal unstressed
pron 4 hem masculine third-person objective singular pronoun stressed personal
pron 4 'm masculine third-person objective singular pronoun personal unstressed
pron 4 zijn masculine third-person singular possessive pronoun stressed personal
pron 4 z'n masculine third-person singular possessive pronoun personal unstressed
pron 4 zijne masculine third-person predicative possessive pronoun personal
gijⓦ pron 4 zich masculine third-person predicative possessive pronoun personal reflexive
wijⓦ, mijⓦ, geⓦ
pron 4 zijner masculine third-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 4 zijns masculine third-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 4 zij feminine third-person subjective singular pronoun stressed personal
pron 4 ze feminine third-person subjective singular pronoun personal unstressed
pron 4 haar feminine third-person objective singular pronoun stressed personal
pron 4 h'r feminine third-person objective singular pronoun personal unstressed
pron 4 'r feminine third-person objective singular pronoun personal unstressed
pron 4 d'r feminine third-person objective singular pronoun personal unstressed
pron 4 haar feminine third-person singular possessive pronoun stressed personal
gijⓦ pron 4 h'r feminine third-person singular possessive pronoun personal unstressed
wijⓦ, mijⓦ, geⓦ
pron 4 'r feminine third-person singular possessive pronoun personal unstressed
pron 4 d'r feminine third-person singular possessive pronoun personal unstressed
pron 4 hare feminine third-person predicative possessive pronoun personal
pron 4 zich feminine third-person predicative possessive pronoun personal reflexive
pron 4 harer feminine third-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 4 haars feminine third-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 4 het neuter third-person subjective singular pronoun stressed personal
pron 4 't neuter third-person subjective singular pronoun personal unstressed
pron 4 het neuter third-person objective singular pronoun stressed personal
gijⓦ pron 4 't neuter third-person objective singular pronoun personal unstressed
wijⓦ, mijⓦ, geⓦ
pron 4 zijn neuter third-person singular possessive pronoun stressed personal
pron 4 z'n neuter third-person singular possessive pronoun personal unstressed
pron 4 zijne neuter third-person predicative possessive pronoun personal
pron 4 zich neuter third-person predicative possessive pronoun personal reflexive
pron 4 zijner neuter third-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 4 zijns neuter third-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 4 3rd person gender-neutral neuter third-person singular pronoun personal
pron 4 hen subjective singular pronoun stressed personal
pron 4 - subjective singular pronoun personal unstressed
gijⓦ pron 4 hen objective singular pronoun stressed personal
wijⓦ, mijⓦ, geⓦ
pron 4 - objective singular pronoun personal unstressed
pron 4 hun singular possessive pronoun stressed personal
pron 4 - singular possessive pronoun personal unstressed
pron 4 hunne predicative possessive pronoun personal
pron 4 zich predicative possessive pronoun personal reflexive
pron 4 hunner genitive predicative pronoun archaic personal
pron 4 huns genitive predicative pronoun archaic personal
pron 4 wij first-person plural pronoun stressed personal
pron 4 we first-person plural pronoun personal unstressed
gijⓦ pron 4 ons first-person plural pronoun stressed personal
wijⓦ, mijⓦ, geⓦ
pron 4 - first-person plural pronoun personal unstressed
pron 4 onze first-person plural pronoun stressed personal
pron 4 onze first-person predicative plural possessive pronoun personal
pron 4 ons first-person predicative plural possessive pronoun personal reflexive
pron 4 onzer first-person genitive predicative plural pronoun archaic personal
pron 4 onzes first-person genitive predicative plural pronoun archaic personal
pron 4 jullie second-person plural pronoun stressed personal
pron 4 je second-person plural pronoun personal unstressed
pron 4 - second-person predicative plural possessive pronoun personal
gijⓦ pron 4 je second-person predicative plural possessive pronoun personal reflexive
wijⓦ, mijⓦ, geⓦ
pron 4 - second-person genitive predicative plural pronoun archaic personal
pron 4 gij second-person plural pronoun archaic stressed personal dialectal
pron 4 ge second-person plural pronoun archaic personal dialectal unstressed
pron 4 u second-person plural pronoun archaic stressed personal dialectal
pron 4 - second-person plural pronoun archaic personal dialectal unstressed
pron 4 uw second-person plural pronoun archaic stressed personal dialectal
pron 4 uwe second-person predicative plural possessive pronoun archaic personal dialectal
pron 4 u second-person predicative plural possessive pronoun archaic personal dialectal reflexive
pron 4 uwer second-person genitive predicative plural pronoun archaic personal dialectal
gijⓦ pron 4 uws second-person genitive predicative plural pronoun archaic personal dialectal
wijⓦ, mijⓦ, geⓦ
pron 4 u second-person plural pronoun formal stressed personal
pron 4 - second-person plural pronoun formal personal unstressed
pron 4 uw second-person plural pronoun formal stressed personal
pron 4 uwe second-person predicative plural possessive pronoun formal personal
pron 4 u second-person predicative plural possessive pronoun formal personal reflexive
pron 4 zich second-person predicative plural possessive pronoun formal personal reflexive
pron 4 uwer second-person genitive predicative plural pronoun formal archaic personal
pron 4 uws second-person genitive predicative plural pronoun formal archaic personal
pron 4 zij third-person plural pronoun stressed personal
gijⓦ pron 4 ze third-person plural pronoun personal unstressed
wijⓦ, mijⓦ, geⓦ
pron 4 hen third-person plural pronoun stressed personal
pron 4 hun third-person plural pronoun stressed personal
pron 4 - third-person plural pronoun personal unstressed
pron 4 hunne third-person predicative plural possessive pronoun personal
pron 4 zich third-person predicative plural possessive pronoun personal reflexive
pron 4 hunner third-person genitive predicative plural pronoun archaic personal
pron 4 huns third-person genitive predicative plural pronoun archaic personal
pron 4 ge alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
ruggengraatⓦ noun 4 ruggengraten plural
weerlichtⓦ, bokkenbaardⓦ, weergaⓦ
noun 4 ruggengraatje neuter diminutive
noun 4 ruggegraat alternative
noun 4 ruggraat archaic alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
zeiknatⓦ adj 4 no-table-tags table-tags
chemischⓦ, dichtstbijzijndⓦ, oer-Hollandsⓦ
adj 4 nl-decl-adj inflection-template
adj 4 zeiknat positive predicative adverbial
adj 4 zeiknatte indefinite positive feminine masculine singular
adj 4 zeiknat indefinite positive neuter singular
adj 4 zeiknatte indefinite positive plural
adj 4 zeiknatte definite positive
adj 4 zeiknats positive partitive
adj 4 zeikesnat nonstandard alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
rijstepapⓦ noun 3 rijspap uncommon alternative
Réveilⓦ, van de Polⓦ
noun 3 rijstpap alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
muggenziftenⓦ verb 3 weak table-tags
rennenⓦ, barstenⓦ
verb 3 nl-conj-wk inflection-template
verb 3 muggenziften infinitive
verb 3 muggenziften neuter gerund
verb 3 muggenzift first-person singular present
verb 3 muggenziftte first-person singular past
verb 3 muggenzift second-person singular present
verb 3 muggenziftte second-person singular past
verb 3 muggenzift second-person singular present formal
verb 3 muggenziftte second-person singular past formal
muggenziftenⓦ verb 3 muggenzift second-person singular present colloquial Flanders
rennenⓦ, barstenⓦ
verb 3 muggenzift second-person singular present formal majestic archaic
verb 3 muggenziftte second-person singular past colloquial Flanders
verb 3 muggenziftte second-person singular past formal majestic archaic
verb 3 muggenzift third-person singular present
verb 3 muggenziftte third-person singular past
verb 3 muggenziften plural present
verb 3 muggenziftten plural past
verb 3 muggenzifte singular present subjunctive archaic
verb 3 muggenziftte singular past subjunctive archaic
muggenziftenⓦ verb 3 muggenziften plural present subjunctive archaic
rennenⓦ, barstenⓦ
verb 3 muggenziftten plural past subjunctive archaic
verb 3 muggenzift singular present imperative
verb 3 muggenzift plural present imperative archaic
verb 3 muggenziftend present participle
verb 3 gemuggenzift past participle
verb 3 muggesiften obsolete alternative
verb 3 muggeziften alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
profeetⓦ noun 3 profeten plural
boezemvriendⓦ, defaitistⓦ
noun 3 profeetje neuter diminutive
noun 3 profetes feminine
noun 3 propheet archaic alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
tallitⓦ noun 3 tallitot plural
stalinorgelⓦ, kniepertjeⓦ
noun 3 talliet alternative
noun 3 tallith dated alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
opmarsⓦ noun 3 opmarsen plural
ceelⓦ, boeddhistⓦ
noun 3 opmarche dated alternative
noun 3 opmarsch obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
komenijⓦ noun 3 komenijen plural
komenijswinkelⓦ, zeeroverijⓦ
noun 3 koomenij archaic alternative
noun 3 koomeny obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
bronⓦ noun 3 bronnen plural
granaatⓦ, raⓦ
noun 3 bronnetje neuter diminutive
noun 3 born obsolete dialectal alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
hysterischⓦ adj 3 no-table-tags table-tags
weervastⓦ, gotischⓦ
adj 3 nl-decl-adj inflection-template
adj 3 hysterisch positive predicative adverbial
adj 3 hysterischer comparative predicative adverbial
adj 3 het meest hysterisch superlative predicative adverbial
adj 3 het meest hysterische superlative predicative adverbial
adj 3 hysterische indefinite positive feminine masculine singular
adj 3 hysterischere indefinite comparative feminine masculine singular
adj 3 meest hysterische indefinite superlative feminine masculine singular
adj 3 hysterisch indefinite positive neuter singular
hysterischⓦ adj 3 hysterischer indefinite comparative neuter singular
weervastⓦ, gotischⓦ
adj 3 meest hysterische indefinite superlative neuter singular
adj 3 hysterische indefinite positive plural
adj 3 hysterischere indefinite comparative plural
adj 3 meest hysterische indefinite superlative plural
adj 3 hysterische definite positive
adj 3 hysterischere definite comparative
adj 3 meest hysterische definite superlative
adj 3 hysterisch positive partitive
adj 3 hysterischers comparative partitive
hysterischⓦ adj 3 - superlative partitive
weervastⓦ, gotischⓦ
adj 3 hysteriek dated alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
lopenⓦ verb 3 strong table-tags
zijpenⓦ, krijtenⓦ
verb 3 nl-conj-st inflection-template
verb 3 7 class
verb 3 lopen infinitive
verb 3 lopen neuter gerund
verb 3 loop first-person singular present
verb 3 liep first-person singular past
verb 3 loopt second-person singular present
verb 3 loop second-person singular present
verb 3 liep second-person singular past
lopenⓦ verb 3 loopt second-person singular present formal
zijpenⓦ, krijtenⓦ
verb 3 liep second-person singular past formal
verb 3 loopt second-person singular present colloquial Flanders
verb 3 loopt second-person singular present formal majestic archaic
verb 3 liept second-person singular past colloquial Flanders
verb 3 liept second-person singular past formal majestic archaic
verb 3 loopt third-person singular present
verb 3 liep third-person singular past
verb 3 lopen plural present
verb 3 liepen plural past
lopenⓦ verb 3 lope singular present subjunctive archaic
zijpenⓦ, krijtenⓦ
verb 3 liepe singular past subjunctive archaic
verb 3 lopen plural present subjunctive archaic
verb 3 liepen plural past subjunctive archaic
verb 3 loop singular present imperative
verb 3 loopt plural present imperative archaic
verb 3 lopend present participle
verb 3 gelopen past participle
verb 3 loopen archaic alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
luierikⓦ noun 3 luieriken plural
riksⓦ, elleboogⓦ
noun 3 luierikje neuter diminutive
noun 3 luirik nonstandard alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
broodjeⓦ noun 3 broodjes plural
smartⓦ, broodjeⓦ
noun 3 brooike dialectal alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
uwⓦ det 3 uwe possessive independent
hunⓦ, haarⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
darinkⓦ noun 3 darinck obsolete alternative
Utrechtⓦ, grindⓦ
noun 3 daring alternative
noun 3 derring alternative
noun 3 derrink alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
doodsangstⓦ noun 3 doodsangsten plural
onweerswolkⓦ, aandeelbewijsⓦ
noun 3 doodsangstje neuter diminutive
noun 3 doodangst archaic rare alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
beestⓦ noun 3 beesten plural
scriptⓦ, schoftⓦ
noun 3 beestje neuter diminutive
noun 3 beessie neuter informal Netherlands diminutive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Saksenⓦ name 3 Saxen alternative
Saksenⓦ, semi-pelagianismeⓦ
name 3 Sassen archaic alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
randvoorwaardeⓦ noun 3 randvoorwaarden plural
bladzijⓦ, sjaalⓦ
noun 3 randvoorwaardes plural nonstandard
noun 3 randvoorwaardetje neuter diminutive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
segmentaalⓦ adj 3 no-table-tags table-tags
vulgair-Latijnsⓦ, beduveldⓦ
adj 3 nl-decl-adj inflection-template
adj 3 segmentaal positive predicative adverbial
adj 3 segmentale indefinite positive feminine masculine singular
adj 3 segmentaal indefinite positive neuter singular
adj 3 segmentale indefinite positive plural
adj 3 segmentale definite positive
adj 3 segmentaals positive partitive
adj 3 segmenteel uncommon alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Morinⓦ noun 3 Morinnen plural
tijgerinⓦ, prinsesⓦ
noun 3 Morinnetje neuter diminutive
noun 3 Moor masculine
noun 3 Moorin obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
aan hetⓦ particle 3 aan't informal alternative
in het echtⓦ, dikke primaⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
lijdenⓦ verb 3 strong table-tags
snijdenⓦ, kijkenⓦ
verb 3 nl-conj-st inflection-template
verb 3 1 class
verb 3 lijden infinitive
verb 3 lijden neuter gerund
verb 3 lijd first-person singular present
verb 3 leed first-person singular past
verb 3 lijdt second-person singular present
verb 3 lijd second-person singular present
verb 3 leed second-person singular past
lijdenⓦ verb 3 lijdt second-person singular present formal
snijdenⓦ, kijkenⓦ
verb 3 leed second-person singular past formal
verb 3 lijdt second-person singular present colloquial Flanders
verb 3 lijdt second-person singular present formal majestic archaic
verb 3 leedt second-person singular past colloquial Flanders
verb 3 leedt second-person singular past formal majestic archaic
verb 3 lijdt third-person singular present
verb 3 leed third-person singular past
verb 3 lijden plural present
verb 3 leden plural past
lijdenⓦ verb 3 lijde singular present subjunctive archaic
snijdenⓦ, kijkenⓦ
verb 3 lede singular past subjunctive archaic
verb 3 lijden plural present subjunctive archaic
verb 3 leden plural past subjunctive archaic
verb 3 lijd singular present imperative
verb 3 lijdt plural present imperative archaic
verb 3 lijdend present participle
verb 3 geleden past participle
verb 3 lijen dialectal alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
romaansⓦ adj 3 no-table-tags table-tags
Ingveoonsⓦ, boeddhistischⓦ
adj 3 nl-decl-adj inflection-template
adj 3 romaans positive predicative adverbial
adj 3 romaanse indefinite positive feminine masculine singular
adj 3 romaans indefinite positive neuter singular
adj 3 romaanse indefinite positive plural
adj 3 romaanse definite positive
adj 3 romaans positive partitive
adj 3 Romaans dated alternative
adj 3 romaansch obsolete alternative
romaansⓦ adj 3 Romaansch obsolete alternative
Ingveoonsⓦ, boeddhistischⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
wederlegschriftⓦ noun 3 wederlegschriften plural
sesquiplanⓦ, putjesschepperⓦ
noun 3 weerlegschrift dated rare alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Kuipersⓦ name 3 Kuijpers alternative
Kuijpersⓦ, de Bruinⓦ
name 3 Kuypers rare alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
bijⓦ prep 3 no-table-tags table-tags
aanⓦ, waaromⓦ
prep 3 nl-pronadv-table inflection-template
prep 3 bij prepositional
prep 3 bij adverb postpositional
prep 3 erbij error-unrecognized-form
prep 3 hierbij error-unrecognized-form
prep 3 daarbij error-unrecognized-form
prep 3 waarbij error-unrecognized-form
prep 3 ergens bij error-unrecognized-form
prep 3 nergens bij error-unrecognized-form
bijⓦ prep 3 overal bij error-unrecognized-form
aanⓦ, waaromⓦ
prep 3 by alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
met voorbedachten radeⓦ adv 3 met voorbedachte rade proscribed alternative
nooit ofte nimmerⓦ, Oudnoordsⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
gangreenⓦ noun 3 gangrene Belgium alternative
witlofⓦ, de les lezenⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
stuurloosⓦ adj 3 no-table-tags table-tags
zwartveldigⓦ, witveldigⓦ
adj 3 nl-infl-adj inflection-template
adj 3 stuurloos positive predicative adverbial
adj 3 stuurloze indefinite positive feminine masculine singular
adj 3 stuurloos indefinite positive neuter singular
adj 3 stuurloze indefinite positive plural
adj 3 stuurloze definite positive
adj 3 stuurloos positive partitive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
nerveusⓦ adj 3 no-table-tags table-tags
vrijⓦ, laatⓦ
adj 3 nl-decl-adj inflection-template
adj 3 nerveus positive predicative adverbial
adj 3 nerveuzer comparative predicative adverbial
adj 3 het nerveust superlative predicative adverbial
adj 3 het nerveuste superlative predicative adverbial
adj 3 nerveuze indefinite positive feminine masculine singular
adj 3 nerveuzere indefinite comparative feminine masculine singular
adj 3 nerveuste indefinite superlative feminine masculine singular
adj 3 nerveus indefinite positive neuter singular
nerveusⓦ adj 3 nerveuzer indefinite comparative neuter singular
vrijⓦ, laatⓦ
adj 3 nerveuste indefinite superlative neuter singular
adj 3 nerveuze indefinite positive plural
adj 3 nerveuzere indefinite comparative plural
adj 3 nerveuste indefinite superlative plural
adj 3 nerveuze definite positive
adj 3 nerveuzere definite comparative
adj 3 nerveuste definite superlative
adj 3 nerveus positive partitive
adj 3 nerveuzers comparative partitive
nerveusⓦ adj 3 - superlative partitive
vrijⓦ, laatⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
honingⓦ noun 3 honig archaic dialectal alternative
laatstⓦ, laatstⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
uitzichtloosⓦ adj 3 no-table-tags table-tags
brosⓦ, charitatiefⓦ
adj 3 nl-decl-adj inflection-template
adj 3 uitzichtloos positive predicative adverbial
adj 3 uitzichtlozer comparative predicative adverbial
adj 3 het uitzichtloost superlative predicative adverbial
adj 3 het uitzichtlooste superlative predicative adverbial
adj 3 uitzichtloze indefinite positive feminine masculine singular
adj 3 uitzichtlozere indefinite comparative feminine masculine singular
adj 3 uitzichtlooste indefinite superlative feminine masculine singular
adj 3 uitzichtloos indefinite positive neuter singular
uitzichtloosⓦ adj 3 uitzichtlozer indefinite comparative neuter singular
brosⓦ, charitatiefⓦ
adj 3 uitzichtlooste indefinite superlative neuter singular
adj 3 uitzichtloze indefinite positive plural
adj 3 uitzichtlozere indefinite comparative plural
adj 3 uitzichtlooste indefinite superlative plural
adj 3 uitzichtloze definite positive
adj 3 uitzichtlozere definite comparative
adj 3 uitzichtlooste definite superlative
adj 3 uitzichtloos positive partitive
adj 3 uitzichtlozers comparative partitive
uitzichtloosⓦ adj 3 - superlative partitive
brosⓦ, charitatiefⓦ
adj 3 uitzichtsloos uncommon alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
weerlopenⓦ verb 3 separable strong table-tags
stormlopenⓦ, neerlopenⓦ
verb 3 nl-conj-st inflection-template
verb 3 7 class
verb 3 weerlopen infinitive
verb 3 weerlopen neuter gerund
verb 3 loop weer first-person singular present main-clause
verb 3 liep weer first-person singular past main-clause
verb 3 weerloop first-person singular present subordinate-clause
verb 3 weerliep first-person singular past subordinate-clause
verb 3 loopt weer second-person singular present main-clause
weerlopenⓦ verb 3 loop weer second-person singular present main-clause
stormlopenⓦ, neerlopenⓦ
verb 3 liep weer second-person singular past main-clause
verb 3 weerloopt second-person singular present subordinate-clause
verb 3 weerliep second-person singular past subordinate-clause
verb 3 loopt weer second-person singular present formal main-clause
verb 3 liep weer second-person singular past formal main-clause
verb 3 weerloopt second-person singular present formal subordinate-clause
verb 3 weerliep second-person singular past formal subordinate-clause
verb 3 loopt weer second-person singular present colloquial Flanders main-clause
verb 3 loopt weer second-person singular present formal majestic archaic main-clause
weerlopenⓦ verb 3 liept weer second-person singular past colloquial Flanders main-clause
stormlopenⓦ, neerlopenⓦ
verb 3 liept weer second-person singular past formal majestic archaic main-clause
verb 3 weerloopt second-person singular present colloquial Flanders subordinate-clause
verb 3 weerloopt second-person singular present formal majestic archaic subordinate-clause
verb 3 weerliept second-person singular past colloquial Flanders subordinate-clause
verb 3 weerliept second-person singular past formal majestic archaic subordinate-clause
verb 3 loopt weer third-person singular present main-clause
verb 3 liep weer third-person singular past main-clause
verb 3 weerloopt third-person singular present subordinate-clause
verb 3 weerliep third-person singular past subordinate-clause
weerlopenⓦ verb 3 lopen weer plural present main-clause
stormlopenⓦ, neerlopenⓦ
verb 3 liepen weer plural past main-clause
verb 3 weerlopen plural present subordinate-clause
verb 3 weerliepen plural past subordinate-clause
verb 3 lope weer singular present subjunctive archaic main-clause
verb 3 liepe weer singular past subjunctive archaic main-clause
verb 3 weerlope singular present subjunctive archaic subordinate-clause
verb 3 weerliepe singular past subjunctive archaic subordinate-clause
verb 3 lopen weer plural present subjunctive archaic main-clause
verb 3 liepen weer plural past subjunctive archaic main-clause
weerlopenⓦ verb 3 weerlopen plural present subjunctive archaic subordinate-clause
stormlopenⓦ, neerlopenⓦ
verb 3 weerliepen plural past subjunctive archaic subordinate-clause
verb 3 loop weer singular present imperative main-clause
verb 3 loopt weer plural present imperative archaic main-clause
verb 3 weerlopend present participle main-clause
verb 3 weergelopen past participle main-clause
verb 3 wederlopen alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
bargⓦ noun 3 bargen plural
deuvelⓦ, vuurⓦ
noun 3 bargje neuter diminutive
noun 3 berg Southern alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Werkloosheidswetⓦ name 3 de Werkloosheidswet feminine canonical
Meierijⓦ, verlichtingⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
naarⓦ prep 3 no-table-tags table-tags
tussenⓦ, daartussenⓦ
prep 3 nl-pronadv-table inflection-template
prep 3 naar prepositional
prep 3 naar adverb postpositional
prep 3 ernaar error-unrecognized-form
prep 3 hiernaar error-unrecognized-form
prep 3 daarnaar error-unrecognized-form
prep 3 waarnaar error-unrecognized-form
prep 3 ergens naar error-unrecognized-form
prep 3 nergens naar error-unrecognized-form
naarⓦ prep 3 overal naar error-unrecognized-form
tussenⓦ, daartussenⓦ
prep 3 naer obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
dorsenⓦ verb 3 weak table-tags
perfectionerenⓦ, giechelenⓦ
verb 3 nl-conj-wk inflection-template
verb 3 dorsen infinitive
verb 3 dorsen neuter gerund
verb 3 dors first-person singular present
verb 3 dorste first-person singular past
verb 3 dorst second-person singular present
verb 3 dors second-person singular present
verb 3 dorste second-person singular past
verb 3 dorst second-person singular present formal
dorsenⓦ verb 3 dorste second-person singular past formal
perfectionerenⓦ, giechelenⓦ
verb 3 dorst second-person singular present colloquial Flanders
verb 3 dorst second-person singular present formal majestic archaic
verb 3 dorste second-person singular past colloquial Flanders
verb 3 dorste second-person singular past formal majestic archaic
verb 3 dorst third-person singular present
verb 3 dorste third-person singular past
verb 3 dorsen plural present
verb 3 dorsten plural past
verb 3 dorse singular present subjunctive archaic
dorsenⓦ verb 3 dorste singular past subjunctive archaic
perfectionerenⓦ, giechelenⓦ
verb 3 dorsen plural present subjunctive archaic
verb 3 dorsten plural past subjunctive archaic
verb 3 dors singular present imperative
verb 3 dorst plural present imperative archaic
verb 3 dorsend present participle
verb 3 gedorst past participle
verb 3 dorschen alternative
verb 3 derschen obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
huishoudenⓦ noun 3 huishoudens plural
brunetteⓦ, weersvoorspellingⓦ
noun 3 huishoudentje neuter diminutive
noun 3 huishoud archaic alternative
noun 3 huishou alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
punchⓦ noun 3 pons obsolete alternative
Ambonees Maleisⓦ, Jozuaⓦ
noun 3 puns dated alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
eensⓦ article 3 is informal dialectal alternative
eensⓦ, eensⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
benedenⓦ verb 3 benee informal alternative
benedenⓦ, benedenⓦ
verb 3 benêe archaic alternative
verb 3 beneeën poetic alternative
verb 3 beneen poetic alternative
verb 3 beneën poetic alternative
verb 3 beneên poetic alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
poedersuikerⓦ noun 2 poeiersuiker colloquial rare alternative
melkpoederⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
uwⓦ det 2 no-table-tags table-tags
uⓦ
det 2 nl-decl-personal pronouns inflection-template
det 2 ik first-person subjective singular pronoun stressed personal
det 2 'k first-person subjective singular pronoun personal unstressed
det 2 mij first-person objective singular pronoun stressed personal
det 2 me first-person objective singular pronoun personal unstressed
det 2 mijn first-person singular possessive pronoun stressed personal
det 2 m'n first-person singular possessive pronoun personal unstressed
det 2 mijne first-person predicative possessive pronoun personal
det 2 me first-person predicative possessive pronoun personal reflexive
uwⓦ det 2 mijner first-person genitive predicative pronoun archaic personal
uⓦ
det 2 mijns first-person genitive predicative pronoun archaic personal
det 2 jij second-person subjective singular pronoun stressed personal
det 2 je second-person subjective singular pronoun personal unstressed
det 2 jou second-person objective singular pronoun stressed personal
det 2 je second-person objective singular pronoun personal unstressed
det 2 jouw second-person singular possessive pronoun stressed personal
det 2 je second-person singular possessive pronoun personal unstressed
det 2 jouwe second-person predicative possessive pronoun personal
det 2 je second-person predicative possessive pronoun personal reflexive
uwⓦ det 2 jouwer second-person genitive predicative pronoun archaic personal
uⓦ
det 2 jouws second-person genitive predicative pronoun archaic personal
det 2 gij second-person subjective singular pronoun archaic stressed personal dialectal
det 2 ge second-person subjective singular pronoun archaic personal dialectal unstressed
det 2 u second-person objective singular pronoun archaic stressed personal dialectal
det 2 - second-person objective singular pronoun archaic personal dialectal unstressed
det 2 uw second-person singular possessive pronoun archaic stressed personal dialectal
det 2 - second-person singular possessive pronoun archaic personal dialectal unstressed
det 2 uwe second-person predicative possessive pronoun archaic personal dialectal
det 2 u second-person predicative possessive pronoun archaic personal dialectal reflexive
uwⓦ det 2 uwer second-person genitive predicative pronoun archaic personal dialectal
uⓦ
det 2 uws second-person genitive predicative pronoun archaic personal dialectal
det 2 u second-person subjective singular pronoun formal stressed personal
det 2 - second-person subjective singular pronoun formal personal unstressed
det 2 u second-person objective singular pronoun formal stressed personal
det 2 - second-person objective singular pronoun formal personal unstressed
det 2 uw second-person singular possessive pronoun formal stressed personal
det 2 - second-person singular possessive pronoun formal personal unstressed
det 2 uwe second-person predicative possessive pronoun formal personal
det 2 u second-person predicative possessive pronoun formal personal reflexive
uwⓦ det 2 zich second-person predicative possessive pronoun formal personal reflexive
uⓦ
det 2 uwer second-person genitive predicative pronoun formal archaic personal
det 2 uws second-person genitive predicative pronoun formal archaic personal
det 2 hij masculine third-person subjective singular pronoun stressed personal
det 2 ie masculine third-person subjective singular pronoun personal unstressed
det 2 hem masculine third-person objective singular pronoun stressed personal
det 2 'm masculine third-person objective singular pronoun personal unstressed
det 2 zijn masculine third-person singular possessive pronoun stressed personal
det 2 z'n masculine third-person singular possessive pronoun personal unstressed
det 2 zijne masculine third-person predicative possessive pronoun personal
uwⓦ det 2 zich masculine third-person predicative possessive pronoun personal reflexive
uⓦ
det 2 zijner masculine third-person genitive predicative pronoun archaic personal
det 2 zijns masculine third-person genitive predicative pronoun archaic personal
det 2 zij feminine third-person subjective singular pronoun stressed personal
det 2 ze feminine third-person subjective singular pronoun personal unstressed
det 2 haar feminine third-person objective singular pronoun stressed personal
det 2 h'r feminine third-person objective singular pronoun personal unstressed
det 2 'r feminine third-person objective singular pronoun personal unstressed
det 2 d'r feminine third-person objective singular pronoun personal unstressed
det 2 haar feminine third-person singular possessive pronoun stressed personal
uwⓦ det 2 h'r feminine third-person singular possessive pronoun personal unstressed
uⓦ
det 2 'r feminine third-person singular possessive pronoun personal unstressed
det 2 d'r feminine third-person singular possessive pronoun personal unstressed
det 2 hare feminine third-person predicative possessive pronoun personal
det 2 zich feminine third-person predicative possessive pronoun personal reflexive
det 2 harer feminine third-person genitive predicative pronoun archaic personal
det 2 haars feminine third-person genitive predicative pronoun archaic personal
det 2 het neuter third-person subjective singular pronoun stressed personal
det 2 't neuter third-person subjective singular pronoun personal unstressed
det 2 het neuter third-person objective singular pronoun stressed personal
uwⓦ det 2 't neuter third-person objective singular pronoun personal unstressed
uⓦ
det 2 zijn neuter third-person singular possessive pronoun stressed personal
det 2 z'n neuter third-person singular possessive pronoun personal unstressed
det 2 zijne neuter third-person predicative possessive pronoun personal
det 2 zich neuter third-person predicative possessive pronoun personal reflexive
det 2 zijner neuter third-person genitive predicative pronoun archaic personal
det 2 zijns neuter third-person genitive predicative pronoun archaic personal
det 2 3rd person gender-neutral neuter third-person singular pronoun personal
det 2 hen subjective singular pronoun stressed personal
det 2 - subjective singular pronoun personal unstressed
uwⓦ det 2 hen objective singular pronoun stressed personal
uⓦ
det 2 - objective singular pronoun personal unstressed
det 2 hun singular possessive pronoun stressed personal
det 2 - singular possessive pronoun personal unstressed
det 2 hunne predicative possessive pronoun personal
det 2 zich predicative possessive pronoun personal reflexive
det 2 hunner genitive predicative pronoun archaic personal
det 2 huns genitive predicative pronoun archaic personal
det 2 wij first-person plural pronoun stressed personal
det 2 we first-person plural pronoun personal unstressed
uwⓦ det 2 ons first-person plural pronoun stressed personal
uⓦ
det 2 - first-person plural pronoun personal unstressed
det 2 onze first-person plural pronoun stressed personal
det 2 onze first-person predicative plural possessive pronoun personal
det 2 ons first-person predicative plural possessive pronoun personal reflexive
det 2 onzer first-person genitive predicative plural pronoun archaic personal
det 2 onzes first-person genitive predicative plural pronoun archaic personal
det 2 jullie second-person plural pronoun stressed personal
det 2 je second-person plural pronoun personal unstressed
det 2 - second-person predicative plural possessive pronoun personal
uwⓦ det 2 je second-person predicative plural possessive pronoun personal reflexive
uⓦ
det 2 - second-person genitive predicative plural pronoun archaic personal
det 2 gij second-person plural pronoun archaic stressed personal dialectal
det 2 ge second-person plural pronoun archaic personal dialectal unstressed
det 2 u second-person plural pronoun archaic stressed personal dialectal
det 2 - second-person plural pronoun archaic personal dialectal unstressed
det 2 uw second-person plural pronoun archaic stressed personal dialectal
det 2 uwe second-person predicative plural possessive pronoun archaic personal dialectal
det 2 u second-person predicative plural possessive pronoun archaic personal dialectal reflexive
det 2 uwer second-person genitive predicative plural pronoun archaic personal dialectal
uwⓦ det 2 uws second-person genitive predicative plural pronoun archaic personal dialectal
uⓦ
det 2 u second-person plural pronoun formal stressed personal
det 2 - second-person plural pronoun formal personal unstressed
det 2 uw second-person plural pronoun formal stressed personal
det 2 uwe second-person predicative plural possessive pronoun formal personal
det 2 u second-person predicative plural possessive pronoun formal personal reflexive
det 2 zich second-person predicative plural possessive pronoun formal personal reflexive
det 2 uwer second-person genitive predicative plural pronoun formal archaic personal
det 2 uws second-person genitive predicative plural pronoun formal archaic personal
det 2 zij third-person plural pronoun stressed personal
uwⓦ det 2 ze third-person plural pronoun personal unstressed
uⓦ
det 2 hen third-person plural pronoun stressed personal
det 2 hun third-person plural pronoun stressed personal
det 2 - third-person plural pronoun personal unstressed
det 2 hunne third-person predicative plural possessive pronoun personal
det 2 zich third-person predicative plural possessive pronoun personal reflexive
det 2 hunner third-person genitive predicative plural pronoun archaic personal
det 2 huns third-person genitive predicative plural pronoun archaic personal
det 2 a Brabant alternative
det 2 Uw archaic alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
geschiedfilosofischⓦ adj 2 no-table-tags table-tags
Austroaziatischⓦ
adj 2 nl-decl-adj inflection-template
adj 2 geschiedfilosofisch positive predicative adverbial
adj 2 geschiedfilosofische indefinite positive feminine masculine singular
adj 2 geschiedfilosofisch indefinite positive neuter singular
adj 2 geschiedfilosofische indefinite positive plural
adj 2 geschiedfilosofische definite positive
adj 2 geschiedfilosofisch positive partitive
adj 2 geschiedsfilosofisch rare alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
kudde-instinctⓦ noun 2 kudde-instincten plural
weervoorspellingⓦ
noun 2 kuddeinstinct archaic alternative
noun 2 kuddeïnstinct alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
s'il vous plaîtⓦ intj 2 s.v.p. initialism alternative
meer bekend alsⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
laverenⓦ verb 2 weak table-tags
weerstrevenⓦ
verb 2 nl-conj-wk inflection-template
verb 2 laveren infinitive
verb 2 laveren neuter gerund
verb 2 laveer first-person singular present
verb 2 laveerde first-person singular past
verb 2 laveert second-person singular present
verb 2 laveer second-person singular present
verb 2 laveerde second-person singular past
verb 2 laveert second-person singular present formal
laverenⓦ verb 2 laveerde second-person singular past formal
weerstrevenⓦ
verb 2 laveert second-person singular present colloquial Flanders
verb 2 laveert second-person singular present formal majestic archaic
verb 2 laveerde second-person singular past colloquial Flanders
verb 2 laveerde second-person singular past formal majestic archaic
verb 2 laveert third-person singular present
verb 2 laveerde third-person singular past
verb 2 laveren plural present
verb 2 laveerden plural past
verb 2 lavere singular present subjunctive archaic
laverenⓦ verb 2 laveerde singular past subjunctive archaic
weerstrevenⓦ
verb 2 laveren plural present subjunctive archaic
verb 2 laveerden plural past subjunctive archaic
verb 2 laveer singular present imperative
verb 2 laveert plural present imperative archaic
verb 2 laverend present participle
verb 2 gelaveerd past participle
verb 2 laveeren dated alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
waarlozeⓦ noun 2 waarlozen plural
rareⓦ
noun 2 waarlozeken neuter diminutive
noun 2 waarlozen Brabant alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
diftongⓦ noun 2 diftongen plural
peluwⓦ
noun 2 diftongetje neuter diminutive
noun 2 diphtong dated alternative
noun 2 diphtongus archaic alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
doodsbleekⓦ adj 2 no-table-tags table-tags
blasfematorischⓦ
adj 2 nl-decl-adj inflection-template
adj 2 doodsbleek positive predicative adverbial
adj 2 doodsbleke indefinite positive feminine masculine singular
adj 2 doodsbleek indefinite positive neuter singular
adj 2 doodsbleke indefinite positive plural
adj 2 doodsbleke definite positive
adj 2 doodsbleeks positive partitive
adj 2 doodbleek archaic rare alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
geneⓦ pron 2 genen plural personal
beideⓦ
pron 2 geen alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
ribstukⓦ noun 2 ribstukken plural
hoeriⓦ
noun 2 ribstukje neuter diminutive
noun 2 ribbenstuk dated alternative
noun 2 ribbestuk alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Gepideⓦ noun 2 Gepiden plural
schubvlechtⓦ
noun 2 Gipede obsolete rare alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Elisabethⓦ name 2 Elisabet rare alternative
Natasjaⓦ
name 2 Elizabet rare alternative
name 2 Elizabeth alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
seneschalkⓦ noun 2 seneschalken plural
schubⓦ
noun 2 seneschalkje neuter diminutive
noun 2 seneschaal obsolete alternative
noun 2 seneschael obsolete alternative
noun 2 seneschalck obsolete alternative
noun 2 seneschal archaic alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
beenⓦ noun 2 beenderen plural
radⓦ
noun 2 benen plural
noun 2 beenders plural obsolete
noun 2 beentje neuter diminutive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
dialectgroepⓦ noun 2 dialectgroepen plural
kalkoeneneiⓦ
noun 2 dialectengroep dated alternative
noun 2 dialektgroep alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
poeperⓦ noun 2 poepers plural
duwⓦ
noun 2 poepertje neuter diminutive
noun 2 poeperd informal Netherlands alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
toeleidenⓦ noun 2 separable weak table-tags
belangstellenⓦ
noun 2 nl-conj-wk inflection-template
noun 2 toeleiden infinitive
noun 2 toeleiden n gerund
noun 2 leid toe first-person singular present main-clause
noun 2 leidde toe first-person singular past main-clause
noun 2 toeleid first-person singular present subordinate-clause
noun 2 toeleidde first-person singular past subordinate-clause
noun 2 leidt toe second-person singular present main-clause
noun 2 leid toe second-person singular present main-clause
toeleidenⓦ noun 2 leidde toe second-person singular past main-clause
belangstellenⓦ
noun 2 toeleidt second-person singular present subordinate-clause
noun 2 toeleidde second-person singular past subordinate-clause
noun 2 leidt toe second-person singular present formal main-clause
noun 2 leidde toe second-person singular past formal main-clause
noun 2 toeleidt second-person singular present formal subordinate-clause
noun 2 toeleidde second-person singular past formal subordinate-clause
noun 2 leidt toe second-person singular present colloquial Flanders main-clause
noun 2 leidt toe second-person singular present formal majestic archaic main-clause
noun 2 leidde toe second-person singular past colloquial Flanders main-clause
toeleidenⓦ noun 2 leidde toe second-person singular past formal majestic archaic main-clause
belangstellenⓦ
noun 2 toeleidt second-person singular present colloquial Flanders subordinate-clause
noun 2 toeleidt second-person singular present formal majestic archaic subordinate-clause
noun 2 toeleidde second-person singular past colloquial Flanders subordinate-clause
noun 2 toeleidde second-person singular past formal majestic archaic subordinate-clause
noun 2 leidt toe third-person singular present main-clause
noun 2 leidde toe third-person singular past main-clause
noun 2 toeleidt third-person singular present subordinate-clause
noun 2 toeleidde third-person singular past subordinate-clause
noun 2 leiden toe plural present main-clause
toeleidenⓦ noun 2 leidden toe plural past main-clause
belangstellenⓦ
noun 2 toeleiden plural present subordinate-clause
noun 2 toeleidden plural past subordinate-clause
noun 2 leide toe singular present subjunctive archaic main-clause
noun 2 leidde toe singular past subjunctive archaic main-clause
noun 2 toeleide singular present subjunctive archaic subordinate-clause
noun 2 toeleidde singular past subjunctive archaic subordinate-clause
noun 2 leiden toe plural present subjunctive archaic main-clause
noun 2 leidden toe plural past subjunctive archaic main-clause
noun 2 toeleiden plural present subjunctive archaic subordinate-clause
toeleidenⓦ noun 2 toeleidden plural past subjunctive archaic subordinate-clause
belangstellenⓦ
noun 2 leid toe singular present imperative main-clause
noun 2 leidt toe plural present imperative archaic main-clause
noun 2 toeleidend present participle main-clause
noun 2 toegeleid past participle main-clause

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
quiëtistⓦ noun 2 quiëtisten plural
alleenheerserⓦ
noun 2 quiëtiste feminine
noun 2 quietist obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
neerslaanⓦ verb 2 irregular separable strong table-tags
neerzittenⓦ
verb 2 nl-conj-st inflection-template
verb 2 6 class
verb 2 neerslaan infinitive
verb 2 neerslaan neuter gerund
verb 2 sla neer first-person singular present main-clause
verb 2 sloeg neer first-person singular past main-clause
verb 2 neersla first-person singular present subordinate-clause
verb 2 neersloeg first-person singular past subordinate-clause
verb 2 slaat neer second-person singular present main-clause
neerslaanⓦ verb 2 sla neer second-person singular present main-clause
neerzittenⓦ
verb 2 sloeg neer second-person singular past main-clause
verb 2 neerslaat second-person singular present subordinate-clause
verb 2 neersloeg second-person singular past subordinate-clause
verb 2 slaat neer second-person singular present formal main-clause
verb 2 sloeg neer second-person singular past formal main-clause
verb 2 neerslaat second-person singular present formal subordinate-clause
verb 2 neersloeg second-person singular past formal subordinate-clause
verb 2 slaat neer second-person singular present colloquial Flanders main-clause
verb 2 slaat neer second-person singular present formal majestic archaic main-clause
neerslaanⓦ verb 2 sloegt neer second-person singular past colloquial Flanders main-clause
neerzittenⓦ
verb 2 sloegt neer second-person singular past formal majestic archaic main-clause
verb 2 neerslaat second-person singular present colloquial Flanders subordinate-clause
verb 2 neerslaat second-person singular present formal majestic archaic subordinate-clause
verb 2 neersloegt second-person singular past colloquial Flanders subordinate-clause
verb 2 neersloegt second-person singular past formal majestic archaic subordinate-clause
verb 2 slaat neer third-person singular present main-clause
verb 2 sloeg neer third-person singular past main-clause
verb 2 neerslaat third-person singular present subordinate-clause
verb 2 neersloeg third-person singular past subordinate-clause
neerslaanⓦ verb 2 slaan neer plural present main-clause
neerzittenⓦ
verb 2 sloegen neer plural past main-clause
verb 2 neerslaan plural present subordinate-clause
verb 2 neersloegen plural past subordinate-clause
verb 2 sla neer singular present subjunctive archaic main-clause
verb 2 sloege neer singular past subjunctive archaic main-clause
verb 2 neersla singular present subjunctive archaic subordinate-clause
verb 2 neersloege singular past subjunctive archaic subordinate-clause
verb 2 slaan neer plural present subjunctive archaic main-clause
verb 2 sloegen neer plural past subjunctive archaic main-clause
neerslaanⓦ verb 2 neerslaan plural present subjunctive archaic subordinate-clause
neerzittenⓦ
verb 2 neersloegen plural past subjunctive archaic subordinate-clause
verb 2 sla neer singular present imperative main-clause
verb 2 slaat neer plural present imperative archaic main-clause
verb 2 neerslaand present participle main-clause
verb 2 neergeslagen past participle main-clause
verb 2 nederslaan dated alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
bekruisenⓦ verb 2 weak table-tags
euthanaserenⓦ
verb 2 nl-conj-wk inflection-template
verb 2 bekruisen infinitive
verb 2 bekruisen neuter gerund
verb 2 bekruis first-person singular present
verb 2 bekruiste first-person singular past
verb 2 bekruist second-person singular present
verb 2 bekruis second-person singular present
verb 2 bekruiste second-person singular past
verb 2 bekruist second-person singular present formal
bekruisenⓦ verb 2 bekruiste second-person singular past formal
euthanaserenⓦ
verb 2 bekruist second-person singular present colloquial Flanders
verb 2 bekruist second-person singular present formal majestic archaic
verb 2 bekruiste second-person singular past colloquial Flanders
verb 2 bekruiste second-person singular past formal majestic archaic
verb 2 bekruist third-person singular present
verb 2 bekruiste third-person singular past
verb 2 bekruisen plural present
verb 2 bekruisten plural past
verb 2 bekruise singular present subjunctive archaic
bekruisenⓦ verb 2 bekruiste singular past subjunctive archaic
euthanaserenⓦ
verb 2 bekruisen plural present subjunctive archaic
verb 2 bekruisten plural past subjunctive archaic
verb 2 bekruis singular present imperative
verb 2 bekruist plural present imperative archaic
verb 2 bekruisend present participle
verb 2 bekruist past participle
verb 2 bekruizen nonstandard uncommon alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
morgenⓦ intj 2 mogge alternative pronunciation-spelling
Facebookⓦ
intj 2 mogguh alternative pronunciation-spelling

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
ladderⓦ noun 2 ladders plural
korhoenⓦ
noun 2 laddertje neuter diminutive
noun 2 leeder obsolete alternative
noun 2 leer dated dialectal alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
diezelfdeⓦ pron 2 datzelfde neuter
dezelfdeⓦ
pron 2 diezelfden plural personal

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
treifeⓦ adj 2 no-table-tags table-tags
microbischⓦ
adj 2 nl-decl-adj inflection-template
adj 2 treife positive predicative adverbial
adj 2 treife indefinite positive feminine masculine singular
adj 2 treife indefinite positive neuter singular
adj 2 treife indefinite positive plural
adj 2 treife definite positive
adj 2 treifes positive partitive
adj 2 treifel dated rare alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
teenⓦ noun 2 tenen plural
tabakⓦ
noun 2 teentje neuter diminutive
noun 2 toon dated dialectal alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
de Ruiterⓦ name 2 de Ruijter alternative
terzelfder tijdⓦ
name 2 de Ruyter uncommon alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
druusⓦ noun 2 druzen plural
paralympiërⓦ
noun 2 druze nonstandard alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
aseksueelⓦ adj 2 no-table-tags table-tags
lerenⓦ
adj 2 nl-decl-adj inflection-template
adj 2 aseksueel positive predicative adverbial
adj 2 aseksuele indefinite positive feminine masculine singular
adj 2 aseksueel indefinite positive neuter singular
adj 2 aseksuele indefinite positive plural
adj 2 aseksuele definite positive
adj 2 aseksueels positive partitive
adj 2 asexuaal archaic alternative
adj 2 asexueel alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
neerschietenⓦ verb 2 separable strong table-tags
loslopenⓦ
verb 2 nl-conj-st inflection-template
verb 2 2a class
verb 2 neerschieten infinitive
verb 2 neerschieten neuter gerund
verb 2 schiet neer first-person singular present main-clause
verb 2 schoot neer first-person singular past main-clause
verb 2 neerschiet first-person singular present subordinate-clause
verb 2 neerschoot first-person singular past subordinate-clause
verb 2 schiet neer second-person singular present main-clause
neerschietenⓦ verb 2 schoot neer second-person singular past main-clause
loslopenⓦ
verb 2 neerschiet second-person singular present subordinate-clause
verb 2 neerschoot second-person singular past subordinate-clause
verb 2 schiet neer second-person singular present formal main-clause
verb 2 schoot neer second-person singular past formal main-clause
verb 2 neerschiet second-person singular present formal subordinate-clause
verb 2 neerschoot second-person singular past formal subordinate-clause
verb 2 schiet neer second-person singular present colloquial Flanders main-clause
verb 2 schiet neer second-person singular present formal majestic archaic main-clause
verb 2 schoot neer second-person singular past colloquial Flanders main-clause
neerschietenⓦ verb 2 schoot neer second-person singular past formal majestic archaic main-clause
loslopenⓦ
verb 2 neerschiet second-person singular present colloquial Flanders subordinate-clause
verb 2 neerschiet second-person singular present formal majestic archaic subordinate-clause
verb 2 neerschoot second-person singular past colloquial Flanders subordinate-clause
verb 2 neerschoot second-person singular past formal majestic archaic subordinate-clause
verb 2 schiet neer third-person singular present main-clause
verb 2 schoot neer third-person singular past main-clause
verb 2 neerschiet third-person singular present subordinate-clause
verb 2 neerschoot third-person singular past subordinate-clause
verb 2 schieten neer plural present main-clause
neerschietenⓦ verb 2 schoten neer plural past main-clause
loslopenⓦ
verb 2 neerschieten plural present subordinate-clause
verb 2 neerschoten plural past subordinate-clause
verb 2 schiete neer singular present subjunctive archaic main-clause
verb 2 schote neer singular past subjunctive archaic main-clause
verb 2 neerschiete singular present subjunctive archaic subordinate-clause
verb 2 neerschote singular past subjunctive archaic subordinate-clause
verb 2 schieten neer plural present subjunctive archaic main-clause
verb 2 schoten neer plural past subjunctive archaic main-clause
verb 2 neerschieten plural present subjunctive archaic subordinate-clause
neerschietenⓦ verb 2 neerschoten plural past subjunctive archaic subordinate-clause
loslopenⓦ
verb 2 schiet neer singular present imperative main-clause
verb 2 schiet neer plural present imperative archaic main-clause
verb 2 neerschietend present participle main-clause
verb 2 neergeschoten past participle main-clause
verb 2 nederschieten archaic alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
waterkouⓦ noun 2 waterkoude formal dated alternative
's anderdaagsⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
aanhijsenⓦ verb 2 separable strong table-tags
aanwassenⓦ
verb 2 nl-conj-st inflection-template
verb 2 1 class
verb 2 aanhijsen infinitive
verb 2 aanhijsen neuter gerund
verb 2 hijs aan first-person singular present main-clause
verb 2 hees aan first-person singular past main-clause
verb 2 aanhijs first-person singular present subordinate-clause
verb 2 aanhees first-person singular past subordinate-clause
verb 2 hijst aan second-person singular present main-clause
aanhijsenⓦ verb 2 hijs aan second-person singular present main-clause
aanwassenⓦ
verb 2 hees aan second-person singular past main-clause
verb 2 aanhijst second-person singular present subordinate-clause
verb 2 aanhees second-person singular past subordinate-clause
verb 2 hijst aan second-person singular present formal main-clause
verb 2 hees aan second-person singular past formal main-clause
verb 2 aanhijst second-person singular present formal subordinate-clause
verb 2 aanhees second-person singular past formal subordinate-clause
verb 2 hijst aan second-person singular present colloquial Flanders main-clause
verb 2 hijst aan second-person singular present formal majestic archaic main-clause
aanhijsenⓦ verb 2 heest aan second-person singular past colloquial Flanders main-clause
aanwassenⓦ
verb 2 heest aan second-person singular past formal majestic archaic main-clause
verb 2 aanhijst second-person singular present colloquial Flanders subordinate-clause
verb 2 aanhijst second-person singular present formal majestic archaic subordinate-clause
verb 2 aanheest second-person singular past colloquial Flanders subordinate-clause
verb 2 aanheest second-person singular past formal majestic archaic subordinate-clause
verb 2 hijst aan third-person singular present main-clause
verb 2 hees aan third-person singular past main-clause
verb 2 aanhijst third-person singular present subordinate-clause
verb 2 aanhees third-person singular past subordinate-clause
aanhijsenⓦ verb 2 hijsen aan plural present main-clause
aanwassenⓦ
verb 2 hesen aan plural past main-clause
verb 2 aanhijsen plural present subordinate-clause
verb 2 aanhesen plural past subordinate-clause
verb 2 hijse aan singular present subjunctive archaic main-clause
verb 2 hese aan singular past subjunctive archaic main-clause
verb 2 aanhijse singular present subjunctive archaic subordinate-clause
verb 2 aanhese singular past subjunctive archaic subordinate-clause
verb 2 hijsen aan plural present subjunctive archaic main-clause
verb 2 hesen aan plural past subjunctive archaic main-clause
aanhijsenⓦ verb 2 aanhijsen plural present subjunctive archaic subordinate-clause
aanwassenⓦ
verb 2 aanhesen plural past subjunctive archaic subordinate-clause
verb 2 hijs aan singular present imperative main-clause
verb 2 hijst aan plural present imperative archaic main-clause
verb 2 aanhijsend present participle main-clause
verb 2 aangehesen past participle main-clause
verb 2 aanhijschen obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
knuffeligⓦ adj 2 no-table-tags table-tags
tolerantⓦ
adj 2 nl-decl-adj inflection-template
adj 2 knuffelig positive predicative adverbial
adj 2 knuffeliger comparative predicative adverbial
adj 2 het knuffeligst superlative predicative adverbial
adj 2 het knuffeligste superlative predicative adverbial
adj 2 knuffelige indefinite positive feminine masculine singular
adj 2 knuffeligere indefinite comparative feminine masculine singular
adj 2 knuffeligste indefinite superlative feminine masculine singular
adj 2 knuffelig indefinite positive neuter singular
knuffeligⓦ adj 2 knuffeliger indefinite comparative neuter singular
tolerantⓦ
adj 2 knuffeligste indefinite superlative neuter singular
adj 2 knuffelige indefinite positive plural
adj 2 knuffeligere indefinite comparative plural
adj 2 knuffeligste indefinite superlative plural
adj 2 knuffelige definite positive
adj 2 knuffeligere definite comparative
adj 2 knuffeligste definite superlative
adj 2 knuffeligs positive partitive
adj 2 knuffeligers comparative partitive
knuffeligⓦ adj 2 - superlative partitive
tolerantⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
manninⓦ noun 2 mannin f . canonical
biesbosⓦ
noun 2 manninnen plural
noun 2 manninnetje neuter diminutive
noun 2 manninne obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
fikⓦ name 2 Fik masculine canonical
Draadⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
vanavondⓦ adv 2 vnv Internet alternative
succesⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
marketenterⓦ noun 2 marketenters plural
geheelonthouderⓦ
noun 2 marketentster feminine
noun 2 marketender dated alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
bolletjestruiⓦ noun 2 bolletjestruien plural
lerarenkamerⓦ
noun 2 bollekestrui Belgium alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
koude kantⓦ noun 2 koude kanten plural
-jeⓦ
noun 2 kouwe kant informal alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Celtiberenⓦ noun 2 Keltiberen dated rare alternative
Kandaharⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Ruthⓦ name 2 Rut nonstandard rare alternative
Ruthⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
vakmensⓦ noun 2 vakmensen plural
brandweermensⓦ
noun 2 vakmensje neuter diminutive
noun 2 vakvrouw feminine
noun 2 vakman masculine

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
bibliothecarisⓦ noun 2 bibliothecarissen plural
fiscaalⓦ
noun 2 bibliothecarisje neuter diminutive
noun 2 bibliothecaresse feminine
noun 2 bibliothecarius obsolete alternative
noun 2 bibliothekaris alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
gsm'enⓦ verb 2 weak table-tags
youtubenⓦ
verb 2 nl-conj-wk inflection-template
verb 2 gsm'en infinitive
verb 2 gsm'en neuter gerund
verb 2 gsm first-person singular present
verb 2 gsm'de first-person singular past
verb 2 gsm't second-person singular present
verb 2 gsm second-person singular present
verb 2 gsm'de second-person singular past
verb 2 gsm't second-person singular present formal
gsm'enⓦ verb 2 gsm'de second-person singular past formal
youtubenⓦ
verb 2 gsm't second-person singular present colloquial Flanders
verb 2 gsm't second-person singular present formal majestic archaic
verb 2 gsm'de second-person singular past colloquial Flanders
verb 2 gsm'de second-person singular past formal majestic archaic
verb 2 gsm't third-person singular present
verb 2 gsm'de third-person singular past
verb 2 gsm'en plural present
verb 2 gsm'den plural past
verb 2 gsm'e singular present subjunctive archaic
gsm'enⓦ verb 2 gsm'de singular past subjunctive archaic
youtubenⓦ
verb 2 gsm'en plural present subjunctive archaic
verb 2 gsm'den plural past subjunctive archaic
verb 2 gsm singular present imperative
verb 2 gsm't plural present imperative archaic
verb 2 gsm'end present participle
verb 2 ge-gsm'd past participle
verb 2 gsm-en colloquial alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
's anderendaagsⓦ phrase 2 des anderendaags formal alternative
weerwraakⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
zijnⓦ det 2 no-table-tags table-tags
ieⓦ
det 2 nl-decl-personal pronouns inflection-template
det 2 ik first-person subjective singular pronoun stressed personal
det 2 'k first-person subjective singular pronoun personal unstressed
det 2 mij first-person objective singular pronoun stressed personal
det 2 me first-person objective singular pronoun personal unstressed
det 2 mijn first-person singular possessive pronoun stressed personal
det 2 m'n first-person singular possessive pronoun personal unstressed
det 2 mijne first-person predicative possessive pronoun personal
det 2 me first-person predicative possessive pronoun personal reflexive
zijnⓦ det 2 mijner first-person genitive predicative pronoun archaic personal
ieⓦ
det 2 mijns first-person genitive predicative pronoun archaic personal
det 2 jij second-person subjective singular pronoun stressed personal
det 2 je second-person subjective singular pronoun personal unstressed
det 2 jou second-person objective singular pronoun stressed personal
det 2 je second-person objective singular pronoun personal unstressed
det 2 jouw second-person singular possessive pronoun stressed personal
det 2 je second-person singular possessive pronoun personal unstressed
det 2 jouwe second-person predicative possessive pronoun personal
det 2 je second-person predicative possessive pronoun personal reflexive
zijnⓦ det 2 jouwer second-person genitive predicative pronoun archaic personal
ieⓦ
det 2 jouws second-person genitive predicative pronoun archaic personal
det 2 gij second-person subjective singular pronoun archaic stressed personal dialectal
det 2 ge second-person subjective singular pronoun archaic personal dialectal unstressed
det 2 u second-person objective singular pronoun archaic stressed personal dialectal
det 2 - second-person objective singular pronoun archaic personal dialectal unstressed
det 2 uw second-person singular possessive pronoun archaic stressed personal dialectal
det 2 - second-person singular possessive pronoun archaic personal dialectal unstressed
det 2 uwe second-person predicative possessive pronoun archaic personal dialectal
det 2 u second-person predicative possessive pronoun archaic personal dialectal reflexive
zijnⓦ det 2 uwer second-person genitive predicative pronoun archaic personal dialectal
ieⓦ
det 2 uws second-person genitive predicative pronoun archaic personal dialectal
det 2 u second-person subjective singular pronoun formal stressed personal
det 2 - second-person subjective singular pronoun formal personal unstressed
det 2 u second-person objective singular pronoun formal stressed personal
det 2 - second-person objective singular pronoun formal personal unstressed
det 2 uw second-person singular possessive pronoun formal stressed personal
det 2 - second-person singular possessive pronoun formal personal unstressed
det 2 uwe second-person predicative possessive pronoun formal personal
det 2 u second-person predicative possessive pronoun formal personal reflexive
zijnⓦ det 2 zich second-person predicative possessive pronoun formal personal reflexive
ieⓦ
det 2 uwer second-person genitive predicative pronoun formal archaic personal
det 2 uws second-person genitive predicative pronoun formal archaic personal
det 2 hij masculine third-person subjective singular pronoun stressed personal
det 2 ie masculine third-person subjective singular pronoun personal unstressed
det 2 hem masculine third-person objective singular pronoun stressed personal
det 2 'm masculine third-person objective singular pronoun personal unstressed
det 2 zijn masculine third-person singular possessive pronoun stressed personal
det 2 z'n masculine third-person singular possessive pronoun personal unstressed
det 2 zijne masculine third-person predicative possessive pronoun personal
zijnⓦ det 2 zich masculine third-person predicative possessive pronoun personal reflexive
ieⓦ
det 2 zijner masculine third-person genitive predicative pronoun archaic personal
det 2 zijns masculine third-person genitive predicative pronoun archaic personal
det 2 zij feminine third-person subjective singular pronoun stressed personal
det 2 ze feminine third-person subjective singular pronoun personal unstressed
det 2 haar feminine third-person objective singular pronoun stressed personal
det 2 h'r feminine third-person objective singular pronoun personal unstressed
det 2 'r feminine third-person objective singular pronoun personal unstressed
det 2 d'r feminine third-person objective singular pronoun personal unstressed
det 2 haar feminine third-person singular possessive pronoun stressed personal
zijnⓦ det 2 h'r feminine third-person singular possessive pronoun personal unstressed
ieⓦ
det 2 'r feminine third-person singular possessive pronoun personal unstressed
det 2 d'r feminine third-person singular possessive pronoun personal unstressed
det 2 hare feminine third-person predicative possessive pronoun personal
det 2 zich feminine third-person predicative possessive pronoun personal reflexive
det 2 harer feminine third-person genitive predicative pronoun archaic personal
det 2 haars feminine third-person genitive predicative pronoun archaic personal
det 2 het neuter third-person subjective singular pronoun stressed personal
det 2 't neuter third-person subjective singular pronoun personal unstressed
det 2 het neuter third-person objective singular pronoun stressed personal
zijnⓦ det 2 't neuter third-person objective singular pronoun personal unstressed
ieⓦ
det 2 zijn neuter third-person singular possessive pronoun stressed personal
det 2 z'n neuter third-person singular possessive pronoun personal unstressed
det 2 zijne neuter third-person predicative possessive pronoun personal
det 2 zich neuter third-person predicative possessive pronoun personal reflexive
det 2 zijner neuter third-person genitive predicative pronoun archaic personal
det 2 zijns neuter third-person genitive predicative pronoun archaic personal
det 2 3rd person gender-neutral neuter third-person singular pronoun personal
det 2 hen subjective singular pronoun stressed personal
det 2 - subjective singular pronoun personal unstressed
zijnⓦ det 2 hen objective singular pronoun stressed personal
ieⓦ
det 2 - objective singular pronoun personal unstressed
det 2 hun singular possessive pronoun stressed personal
det 2 - singular possessive pronoun personal unstressed
det 2 hunne predicative possessive pronoun personal
det 2 zich predicative possessive pronoun personal reflexive
det 2 hunner genitive predicative pronoun archaic personal
det 2 huns genitive predicative pronoun archaic personal
det 2 wij first-person plural pronoun stressed personal
det 2 we first-person plural pronoun personal unstressed
zijnⓦ det 2 ons first-person plural pronoun stressed personal
ieⓦ
det 2 - first-person plural pronoun personal unstressed
det 2 onze first-person plural pronoun stressed personal
det 2 onze first-person predicative plural possessive pronoun personal
det 2 ons first-person predicative plural possessive pronoun personal reflexive
det 2 onzer first-person genitive predicative plural pronoun archaic personal
det 2 onzes first-person genitive predicative plural pronoun archaic personal
det 2 jullie second-person plural pronoun stressed personal
det 2 je second-person plural pronoun personal unstressed
det 2 - second-person predicative plural possessive pronoun personal
zijnⓦ det 2 je second-person predicative plural possessive pronoun personal reflexive
ieⓦ
det 2 - second-person genitive predicative plural pronoun archaic personal
det 2 gij second-person plural pronoun archaic stressed personal dialectal
det 2 ge second-person plural pronoun archaic personal dialectal unstressed
det 2 u second-person plural pronoun archaic stressed personal dialectal
det 2 - second-person plural pronoun archaic personal dialectal unstressed
det 2 uw second-person plural pronoun archaic stressed personal dialectal
det 2 uwe second-person predicative plural possessive pronoun archaic personal dialectal
det 2 u second-person predicative plural possessive pronoun archaic personal dialectal reflexive
det 2 uwer second-person genitive predicative plural pronoun archaic personal dialectal
zijnⓦ det 2 uws second-person genitive predicative plural pronoun archaic personal dialectal
ieⓦ
det 2 u second-person plural pronoun formal stressed personal
det 2 - second-person plural pronoun formal personal unstressed
det 2 uw second-person plural pronoun formal stressed personal
det 2 uwe second-person predicative plural possessive pronoun formal personal
det 2 u second-person predicative plural possessive pronoun formal personal reflexive
det 2 zich second-person predicative plural possessive pronoun formal personal reflexive
det 2 uwer second-person genitive predicative plural pronoun formal archaic personal
det 2 uws second-person genitive predicative plural pronoun formal archaic personal
det 2 zij third-person plural pronoun stressed personal
zijnⓦ det 2 ze third-person plural pronoun personal unstressed
ieⓦ
det 2 hen third-person plural pronoun stressed personal
det 2 hun third-person plural pronoun stressed personal
det 2 - third-person plural pronoun personal unstressed
det 2 hunne third-person predicative plural possessive pronoun personal
det 2 zich third-person predicative plural possessive pronoun personal reflexive
det 2 hunner third-person genitive predicative plural pronoun archaic personal
det 2 huns third-person genitive predicative plural pronoun archaic personal
det 2 zyn obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Oost-Indiëⓦ name 2 Oost-Indiën obsolete alternative
West-Indiëⓦ
name 2 Oost-Indien obsolete alternative
name 2 Oost-Inje colloquial archaic alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
hocus pocusⓦ noun 2 hocus pocus pilatus pas alternative interjection
hocus pocusⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
toenⓦ adv 2 doe dialectal alternative
toenⓦ
adv 2 doen obsolete alternative
adv 2 toe dialectal alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Welshⓦ noun 2 Wels uncommon alternative
Welshⓦ
noun 2 Welsch obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Kooiⓦ name 2 Kooij common alternative
Meyerⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Andesⓦ name 2 de Andes plural canonical
Kempenⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
straksⓦ adj 2 strax informal Internet alternative
straksⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
noordsⓦ adj 1 no-table-tags table-tags
adj 1 nl-decl-adj inflection-template
adj 1 noords positive predicative adverbial
adj 1 noordser comparative predicative adverbial
adj 1 het noordst superlative predicative adverbial
adj 1 het noordste superlative predicative adverbial
adj 1 noordse indefinite positive feminine masculine singular
adj 1 noordsere indefinite comparative feminine masculine singular
adj 1 noordste indefinite superlative feminine masculine singular
adj 1 noords indefinite positive neuter singular
noordsⓦ adj 1 noordser indefinite comparative neuter singular
adj 1 noordste indefinite superlative neuter singular
adj 1 noordse indefinite positive plural
adj 1 noordsere indefinite comparative plural
adj 1 noordste indefinite superlative plural
adj 1 noordse definite positive
adj 1 noordsere definite comparative
adj 1 noordste definite superlative
adj 1 noords positive partitive
adj 1 noordsers comparative partitive
noordsⓦ adj 1 - superlative partitive
adj 1 Noords alternative
adj 1 Noordsch obsolete alternative
adj 1 noordsch obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
anderhalve man en een paardenkopⓦ phrase 1 anderhalve man en een paardekop alternative
phrase 1 drie man en een paardenkop Belgium alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
norⓦ noun 1 as singular error-NO-TAGS-REPORT-THIS
noun 1 de nor with-definite-article

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
muggenzifterijⓦ noun 1 muggezifterij alternative
noun 1 muggenziftery obsolete rare alternative
noun 1 muggeziftery obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
kietelenⓦ verb 1 weak table-tags
verb 1 nl-conj-wk inflection-template
verb 1 kietelen infinitive
verb 1 kietelen neuter gerund
verb 1 kietel first-person singular present
verb 1 kietelde first-person singular past
verb 1 kietelt second-person singular present
verb 1 kietel second-person singular present
verb 1 kietelde second-person singular past
verb 1 kietelt second-person singular present formal
kietelenⓦ verb 1 kietelde second-person singular past formal
verb 1 kietelt second-person singular present colloquial Flanders
verb 1 kietelt second-person singular present formal majestic archaic
verb 1 kietelde second-person singular past colloquial Flanders
verb 1 kietelde second-person singular past formal majestic archaic
verb 1 kietelt third-person singular present
verb 1 kietelde third-person singular past
verb 1 kietelen plural present
verb 1 kietelden plural past
verb 1 kietele singular present subjunctive archaic
kietelenⓦ verb 1 kietelde singular past subjunctive archaic
verb 1 kietelen plural present subjunctive archaic
verb 1 kietelden plural past subjunctive archaic
verb 1 kietel singular present imperative
verb 1 kietelt plural present imperative archaic
verb 1 kietelend present participle
verb 1 gekieteld past participle
verb 1 ketelen obsolete alternative
verb 1 kittelen dialectal alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
kegelsnedeⓦ noun 1 kegelsneden plural
noun 1 kegelsnee uncommon alternative
noun 1 keghelsne obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
dalmatiekⓦ noun 1 dalmatieken plural
noun 1 dalmatiekje neuter diminutive
noun 1 dalmatica Latinate alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
incalelieⓦ noun 1 incalelies plural
noun 1 inkalelie alternative
noun 1 Incalelie uncommon alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
serieusⓦ adj 1 no-table-tags table-tags
adj 1 nl-decl-adj inflection-template
adj 1 serieus positive predicative adverbial
adj 1 serieuzer comparative predicative adverbial
adj 1 het serieust superlative predicative adverbial
adj 1 het serieuste superlative predicative adverbial
adj 1 serieuze indefinite positive feminine masculine singular
adj 1 serieuzere indefinite comparative feminine masculine singular
adj 1 serieuste indefinite superlative feminine masculine singular
adj 1 serieus indefinite positive neuter singular
serieusⓦ adj 1 serieuzer indefinite comparative neuter singular
adj 1 serieuste indefinite superlative neuter singular
adj 1 serieuze indefinite positive plural
adj 1 serieuzere indefinite comparative plural
adj 1 serieuste indefinite superlative plural
adj 1 serieuze definite positive
adj 1 serieuzere definite comparative
adj 1 serieuste definite superlative
adj 1 serieus positive partitive
adj 1 serieuzers comparative partitive
serieusⓦ adj 1 - superlative partitive
adj 1 srs Internet alternative
adj 1 zere neus humorous alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
eenⓦ article 1 form 'n contracted
article 1 de definite
article 1 het definite

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Estherⓦ name 1 Ester alternative
name 1 Hester possibly alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
mingodinⓦ noun 1 mingodinnen plural
noun 1 minnegodin archaic rare alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Saksⓦ noun 1 Saksen plural
noun 1 Saksje neuter diminutive
noun 1 Saksische feminine
noun 1 Sas dated alternative
noun 1 Sax archaic alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
geusⓦ adj 1 no-table-tags table-tags
adj 1 nl-decl-adj inflection-template
adj 1 geus positive predicative adverbial
adj 1 geuze indefinite positive feminine masculine singular
adj 1 geus indefinite positive neuter singular
adj 1 geuze indefinite positive plural
adj 1 geuze definite positive
adj 1 geus positive partitive
adj 1 geusch obsolete rare alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
hersenenⓦ noun 1 hersentjes neuter diminutive
noun 1 hersens alternative
noun 1 harsenen dialectal alternative
noun 1 harsens dialectal alternative
noun 1 harses dialectal alternative
noun 1 hersen obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
havezateⓦ noun 1 havezaten plural
noun 1 havezaat uncommon alternative
noun 1 hovezate dated rare alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Bataafse Republiekⓦ name 1 Bataafs Republiek feminine canonical
name 1 Bataafsche Republiek obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
vicarisⓦ noun 1 vicarissen plural
noun 1 vicarisje neuter diminutive
noun 1 vicarius uncommon alternative
noun 1 vikaris alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
ratⓦ noun 1 ratten plural
noun 1 ratje neuter diminutive
noun 1 rot Dutch Northern dialectal alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
trofeeⓦ noun 1 trofeeën plural
noun 1 trofeetje neuter diminutive
noun 1 tropee archaic alternative
noun 1 trophee dated alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
van der Heijdenⓦ name 1 van der Heiden uncommon alternative
name 1 van der Heyden rare alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
van top tot teenⓦ prep_phrase 1 van top tot toon archaic dialectal alternative
prep_phrase 1 van kop tot teen Belgium alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
gegetenⓦ verb 1 no-table-tags table-tags
verb 1 nl-decl-past-ptc inflection-template
verb 1 gegeten predicative adverbial
verb 1 gegeten indefinite feminine masculine singular
verb 1 gegeten indefinite neuter singular
verb 1 gegeten indefinite plural
verb 1 gegeten definite
verb 1 gegetens partitive
verb 1 geëten nonstandard alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
guldenⓦ adj 1 no-table-tags table-tags
adj 1 nl-decl-adj inflection-template
adj 1 - positive predicative adverbial
adj 1 gulden indefinite positive feminine masculine singular
adj 1 gulden indefinite positive neuter singular
adj 1 gulden indefinite positive plural
adj 1 gulden definite positive
adj 1 - positive partitive
adj 1 gl. noun abbreviation alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
guldenⓦ noun 1 guldens plural
noun 1 guldentje neuter diminutive
noun 1 gl. noun abbreviation alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
bekbedekkerⓦ noun 1 bekbedekkers plural
noun 1 bekbedekkertje neuter diminutive
noun 1 bekbedekkâh alternative pronunciation-spelling

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
hoeveelⓦ det 1 no-table-tags table-tags
det 1 nl-decl-adj inflection-template
det 1 hoeveel positive predicative adverbial
det 1 hoeveel indefinite positive feminine masculine singular
det 1 hoeveel indefinite positive neuter singular
det 1 hoeveel indefinite positive plural
det 1 hoevele definite positive
det 1 - positive partitive
det 1 hoe veel alternative
det 1 hvl Internet alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
hoeveelⓦ pron 1 hoevelen plural personal
pron 1 hoe veel alternative
pron 1 hvl Internet alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
vuile ziekteⓦ noun 1 vuile ziektes plural
noun 1 vuil ziektetje neuter diminutive
noun 1 vuil ziekteken neuter diminutive
noun 1 vuil ziekte Brabant dialectal alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
bakkeleienⓦ verb 1 weak table-tags
verb 1 nl-conj-wk inflection-template
verb 1 bakkeleien infinitive
verb 1 bakkeleien neuter gerund
verb 1 bakkelei first-person singular present
verb 1 bakkeleide first-person singular past
verb 1 bakkeleit second-person singular present
verb 1 bakkelei second-person singular present
verb 1 bakkeleide second-person singular past
verb 1 bakkeleit second-person singular present formal
bakkeleienⓦ verb 1 bakkeleide second-person singular past formal
verb 1 bakkeleit second-person singular present colloquial Flanders
verb 1 bakkeleit second-person singular present formal majestic archaic
verb 1 bakkeleide second-person singular past colloquial Flanders
verb 1 bakkeleide second-person singular past formal majestic archaic
verb 1 bakkeleit third-person singular present
verb 1 bakkeleide third-person singular past
verb 1 bakkeleien plural present
verb 1 bakkeleiden plural past
verb 1 bakkeleie singular present subjunctive archaic
bakkeleienⓦ verb 1 bakkeleide singular past subjunctive archaic
verb 1 bakkeleien plural present subjunctive archaic
verb 1 bakkeleiden plural past subjunctive archaic
verb 1 bakkelei singular present imperative
verb 1 bakkeleit plural present imperative archaic
verb 1 bakkeleiend present participle
verb 1 gebakkeleid past participle
verb 1 bakkelaaien archaic dialectal alternative
verb 1 bakkelaayen obsolete alternative
verb 1 bakkeleijen obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
speculaasⓦ noun 1 speculazen plural
noun 1 speculaasje neuter diminutive
noun 1 speculoos Brabant Belgium alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
schapenvleesⓦ noun 1 schaapsvlees alternative
noun 1 schaapsvleesch obsolete uncommon alternative
noun 1 schaapvlees alternative
noun 1 schaapvleesch obsolete uncommon alternative
noun 1 schapenvleesch obsolete alternative
noun 1 schapevlees alternative
noun 1 schapevleesch obsolete alternative
noun 1 schapievlees alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
aksⓦ noun 1 aksen plural
noun 1 aaks dated alternative
noun 1 akst archaic literary alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
evenⓦ adv 1 effen colloquial standard alternative
adv 1 effe colloquial nonstandard alternative
adv 1 ff alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
evenⓦ adj 1 no-table-tags table-tags
adj 1 nl-decl-adj inflection-template
adj 1 even positive predicative adverbial
adj 1 even indefinite positive feminine masculine singular
adj 1 even indefinite positive neuter singular
adj 1 even indefinite positive plural
adj 1 even definite positive
adj 1 evens positive partitive
adj 1 effen colloquial standard alternative
adj 1 effe colloquial nonstandard alternative
evenⓦ adj 1 ff alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
speldⓦ noun 1 spelden plural
noun 1 speldje neuter diminutive
noun 1 spel Dutch Southern dialectal alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
brokaatⓦ noun 1 brocaat alternative
noun 1 brocade archaic alternative
noun 1 brocado obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
ditoⓦ adj 1 no-table-tags table-tags
adj 1 nl-decl-adj inflection-template
adj 1 dito positive predicative adverbial
adj 1 dito indefinite positive feminine masculine singular
adj 1 dito indefinite positive neuter singular
adj 1 dito indefinite positive plural
adj 1 dito definite positive
adj 1 - positive partitive
adj 1 ditto dated alternative
adj 1 d:o abbreviation alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
ditoⓦ noun 1 dito's plural
noun 1 ditto dated alternative
noun 1 d:o abbreviation alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
ditoⓦ adv 1 ditto dated alternative
adv 1 d:o abbreviation alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
alsjeblieftⓦ adv 1 asjeblieft colloquial Dutch Northern mainly alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
grafelijkⓦ adj 1 no-table-tags table-tags
adj 1 nl-decl-adj inflection-template
adj 1 grafelijk positive predicative adverbial
adj 1 grafelijke indefinite positive feminine masculine singular
adj 1 grafelijk indefinite positive neuter singular
adj 1 grafelijke indefinite positive plural
adj 1 grafelijke definite positive
adj 1 grafelijks positive partitive
adj 1 gravelijk nonstandard rare alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
boeiendⓦ intj 1 boeie slang nonstandard alternative
intj 1 boeien alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
de boter gegeten hebbenⓦ verb 1 de bonen gefret hebben alternative
verb 1 de boter gevreten hebben informal alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
geinⓦ noun 1 geintje neuter diminutive
noun 1 gijn obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
kijkⓦ noun 1 kijken plural nonstandard
noun 1 kijkje neuter diminutive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
duwⓦ verb 1 douw informal Netherlands alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
ranzigⓦ adj 1 no-table-tags table-tags
adj 1 nl-decl-adj inflection-template
adj 1 ranzig positive predicative adverbial
adj 1 ranziger comparative predicative adverbial
adj 1 het ranzigst superlative predicative adverbial
adj 1 het ranzigste superlative predicative adverbial
adj 1 ranzige indefinite positive feminine masculine singular
adj 1 ranzigere indefinite comparative feminine masculine singular
adj 1 ranzigste indefinite superlative feminine masculine singular
adj 1 ranzig indefinite positive neuter singular
ranzigⓦ adj 1 ranziger indefinite comparative neuter singular
adj 1 ranzigste indefinite superlative neuter singular
adj 1 ranzige indefinite positive plural
adj 1 ranzigere indefinite comparative plural
adj 1 ranzigste indefinite superlative plural
adj 1 ranzige definite positive
adj 1 ranzigere definite comparative
adj 1 ranzigste definite superlative
adj 1 ranzigs positive partitive
adj 1 ranzigers comparative partitive
ranzigⓦ adj 1 - superlative partitive
adj 1 ransig alternative
adj 1 ranstig Dutch Southern dialectal alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
jullieⓦ pron 1 je unstressed
pron 1 je reflexive
pron 1 form jullie possessive
pron 1 form je possessive unstressed

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
jullieⓦ det 1 form je contracted

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
immeⓦ noun 1 immen plural
noun 1 immetje neuter diminutive
noun 1 ieme Eastern Netherlands alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
eenderⓦ adj 1 no-table-tags table-tags
adj 1 nl-decl-adj inflection-template
adj 1 eender positive predicative adverbial
adj 1 eendere indefinite positive feminine masculine singular
adj 1 eender indefinite positive neuter singular
adj 1 eendere indefinite positive plural
adj 1 eendere definite positive
adj 1 eenders positive partitive
adj 1 eenders Brabant alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
jouⓦ pron 1 no-table-tags table-tags
pron 1 nl-decl-personal pronouns inflection-template
pron 1 ik first-person subjective singular pronoun stressed personal
pron 1 'k first-person subjective singular pronoun personal unstressed
pron 1 mij first-person objective singular pronoun stressed personal
pron 1 me first-person objective singular pronoun personal unstressed
pron 1 mijn first-person singular possessive pronoun stressed personal
pron 1 m'n first-person singular possessive pronoun personal unstressed
pron 1 mijne first-person predicative possessive pronoun personal
pron 1 me first-person predicative possessive pronoun personal reflexive
jouⓦ pron 1 mijner first-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 1 mijns first-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 1 jij second-person subjective singular pronoun stressed personal
pron 1 je second-person subjective singular pronoun personal unstressed
pron 1 jou second-person objective singular pronoun stressed personal
pron 1 je second-person objective singular pronoun personal unstressed
pron 1 jouw second-person singular possessive pronoun stressed personal
pron 1 je second-person singular possessive pronoun personal unstressed
pron 1 jouwe second-person predicative possessive pronoun personal
pron 1 je second-person predicative possessive pronoun personal reflexive
jouⓦ pron 1 jouwer second-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 1 jouws second-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 1 gij second-person subjective singular pronoun archaic stressed personal dialectal
pron 1 ge second-person subjective singular pronoun archaic personal dialectal unstressed
pron 1 u second-person objective singular pronoun archaic stressed personal dialectal
pron 1 - second-person objective singular pronoun archaic personal dialectal unstressed
pron 1 uw second-person singular possessive pronoun archaic stressed personal dialectal
pron 1 - second-person singular possessive pronoun archaic personal dialectal unstressed
pron 1 uwe second-person predicative possessive pronoun archaic personal dialectal
pron 1 u second-person predicative possessive pronoun archaic personal dialectal reflexive
jouⓦ pron 1 uwer second-person genitive predicative pronoun archaic personal dialectal
pron 1 uws second-person genitive predicative pronoun archaic personal dialectal
pron 1 u second-person subjective singular pronoun formal stressed personal
pron 1 - second-person subjective singular pronoun formal personal unstressed
pron 1 u second-person objective singular pronoun formal stressed personal
pron 1 - second-person objective singular pronoun formal personal unstressed
pron 1 uw second-person singular possessive pronoun formal stressed personal
pron 1 - second-person singular possessive pronoun formal personal unstressed
pron 1 uwe second-person predicative possessive pronoun formal personal
pron 1 u second-person predicative possessive pronoun formal personal reflexive
jouⓦ pron 1 zich second-person predicative possessive pronoun formal personal reflexive
pron 1 uwer second-person genitive predicative pronoun formal archaic personal
pron 1 uws second-person genitive predicative pronoun formal archaic personal
pron 1 hij masculine third-person subjective singular pronoun stressed personal
pron 1 ie masculine third-person subjective singular pronoun personal unstressed
pron 1 hem masculine third-person objective singular pronoun stressed personal
pron 1 'm masculine third-person objective singular pronoun personal unstressed
pron 1 zijn masculine third-person singular possessive pronoun stressed personal
pron 1 z'n masculine third-person singular possessive pronoun personal unstressed
pron 1 zijne masculine third-person predicative possessive pronoun personal
jouⓦ pron 1 zich masculine third-person predicative possessive pronoun personal reflexive
pron 1 zijner masculine third-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 1 zijns masculine third-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 1 zij feminine third-person subjective singular pronoun stressed personal
pron 1 ze feminine third-person subjective singular pronoun personal unstressed
pron 1 haar feminine third-person objective singular pronoun stressed personal
pron 1 h'r feminine third-person objective singular pronoun personal unstressed
pron 1 'r feminine third-person objective singular pronoun personal unstressed
pron 1 d'r feminine third-person objective singular pronoun personal unstressed
pron 1 haar feminine third-person singular possessive pronoun stressed personal
jouⓦ pron 1 h'r feminine third-person singular possessive pronoun personal unstressed
pron 1 'r feminine third-person singular possessive pronoun personal unstressed
pron 1 d'r feminine third-person singular possessive pronoun personal unstressed
pron 1 hare feminine third-person predicative possessive pronoun personal
pron 1 zich feminine third-person predicative possessive pronoun personal reflexive
pron 1 harer feminine third-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 1 haars feminine third-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 1 het neuter third-person subjective singular pronoun stressed personal
pron 1 't neuter third-person subjective singular pronoun personal unstressed
pron 1 het neuter third-person objective singular pronoun stressed personal
jouⓦ pron 1 't neuter third-person objective singular pronoun personal unstressed
pron 1 zijn neuter third-person singular possessive pronoun stressed personal
pron 1 z'n neuter third-person singular possessive pronoun personal unstressed
pron 1 zijne neuter third-person predicative possessive pronoun personal
pron 1 zich neuter third-person predicative possessive pronoun personal reflexive
pron 1 zijner neuter third-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 1 zijns neuter third-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 1 3rd person gender-neutral neuter third-person singular pronoun personal
pron 1 hen subjective singular pronoun stressed personal
pron 1 - subjective singular pronoun personal unstressed
jouⓦ pron 1 hen objective singular pronoun stressed personal
pron 1 - objective singular pronoun personal unstressed
pron 1 hun singular possessive pronoun stressed personal
pron 1 - singular possessive pronoun personal unstressed
pron 1 hunne predicative possessive pronoun personal
pron 1 zich predicative possessive pronoun personal reflexive
pron 1 hunner genitive predicative pronoun archaic personal
pron 1 huns genitive predicative pronoun archaic personal
pron 1 wij first-person plural pronoun stressed personal
pron 1 we first-person plural pronoun personal unstressed
jouⓦ pron 1 ons first-person plural pronoun stressed personal
pron 1 - first-person plural pronoun personal unstressed
pron 1 onze first-person plural pronoun stressed personal
pron 1 onze first-person predicative plural possessive pronoun personal
pron 1 ons first-person predicative plural possessive pronoun personal reflexive
pron 1 onzer first-person genitive predicative plural pronoun archaic personal
pron 1 onzes first-person genitive predicative plural pronoun archaic personal
pron 1 jullie second-person plural pronoun stressed personal
pron 1 je second-person plural pronoun personal unstressed
pron 1 - second-person predicative plural possessive pronoun personal
jouⓦ pron 1 je second-person predicative plural possessive pronoun personal reflexive
pron 1 - second-person genitive predicative plural pronoun archaic personal
pron 1 gij second-person plural pronoun archaic stressed personal dialectal
pron 1 ge second-person plural pronoun archaic personal dialectal unstressed
pron 1 u second-person plural pronoun archaic stressed personal dialectal
pron 1 - second-person plural pronoun archaic personal dialectal unstressed
pron 1 uw second-person plural pronoun archaic stressed personal dialectal
pron 1 uwe second-person predicative plural possessive pronoun archaic personal dialectal
pron 1 u second-person predicative plural possessive pronoun archaic personal dialectal reflexive
pron 1 uwer second-person genitive predicative plural pronoun archaic personal dialectal
jouⓦ pron 1 uws second-person genitive predicative plural pronoun archaic personal dialectal
pron 1 u second-person plural pronoun formal stressed personal
pron 1 - second-person plural pronoun formal personal unstressed
pron 1 uw second-person plural pronoun formal stressed personal
pron 1 uwe second-person predicative plural possessive pronoun formal personal
pron 1 u second-person predicative plural possessive pronoun formal personal reflexive
pron 1 zich second-person predicative plural possessive pronoun formal personal reflexive
pron 1 uwer second-person genitive predicative plural pronoun formal archaic personal
pron 1 uws second-person genitive predicative plural pronoun formal archaic personal
pron 1 zij third-person plural pronoun stressed personal
jouⓦ pron 1 ze third-person plural pronoun personal unstressed
pron 1 hen third-person plural pronoun stressed personal
pron 1 hun third-person plural pronoun stressed personal
pron 1 - third-person plural pronoun personal unstressed
pron 1 hunne third-person predicative plural possessive pronoun personal
pron 1 zich third-person predicative plural possessive pronoun personal reflexive
pron 1 hunner third-person genitive predicative plural pronoun archaic personal
pron 1 huns third-person genitive predicative plural pronoun archaic personal
pron 1 a Brabant alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
pygmeeⓦ noun 1 pygmeeën plural
noun 1 pigmee alternative
noun 1 Pigmee archaic alternative
noun 1 Pygmee alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
boezemvriendinⓦ noun 1 boezemvriendinnen plural
noun 1 boezemvriendinnetje neuter diminutive
noun 1 boezemvriend masculine
noun 1 boezemvrindin archaic alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
labberenⓦ verb 1 weak table-tags
verb 1 nl-conj-wk inflection-template
verb 1 labberen infinitive
verb 1 labberen neuter gerund
verb 1 labber first-person singular present
verb 1 labberde first-person singular past
verb 1 labbert second-person singular present
verb 1 labber second-person singular present
verb 1 labberde second-person singular past
verb 1 labbert second-person singular present formal
labberenⓦ verb 1 labberde second-person singular past formal
verb 1 labbert second-person singular present colloquial Flanders
verb 1 labbert second-person singular present formal majestic archaic
verb 1 labberde second-person singular past colloquial Flanders
verb 1 labberde second-person singular past formal majestic archaic
verb 1 labbert third-person singular present
verb 1 labberde third-person singular past
verb 1 labberen plural present
verb 1 labberden plural past
verb 1 labbere singular present subjunctive archaic
labberenⓦ verb 1 labberde singular past subjunctive archaic
verb 1 labberen plural present subjunctive archaic
verb 1 labberden plural past subjunctive archaic
verb 1 labber singular present imperative
verb 1 labbert plural present imperative archaic
verb 1 labberend present participle
verb 1 gelabberd past participle

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
preekstoelⓦ noun 1 preekstoelen plural
noun 1 preekstoeltje neuter diminutive
noun 1 predikstoel formal rare alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
schokkendⓦ verb 1 no-table-tags table-tags
verb 1 nl-decl-adj inflection-template
verb 1 schokkend predicative adverbial
verb 1 schokkender comparative predicative adverbial
verb 1 het schokkendst superlative predicative adverbial
verb 1 het schokkendste superlative predicative adverbial
verb 1 schokkende indefinite feminine masculine singular
verb 1 schokkendere indefinite comparative feminine masculine singular
verb 1 schokkendste indefinite superlative feminine masculine singular
verb 1 schokkend indefinite neuter singular
schokkendⓦ verb 1 schokkender indefinite comparative neuter singular
verb 1 schokkendste indefinite superlative neuter singular
verb 1 schokkende indefinite plural
verb 1 schokkendere indefinite comparative plural
verb 1 schokkendste indefinite superlative plural
verb 1 schokkende definite
verb 1 schokkendere definite comparative
verb 1 schokkendste definite superlative
verb 1 schokkends partitive
verb 1 schokkenders comparative partitive
schokkendⓦ verb 1 - superlative partitive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
crèmeⓦ noun 1 crèmes plural
noun 1 crèmepje neuter diminutive
noun 1 crèmeke neuter diminutive
noun 1 kreem colloquial Belgium alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
rijdenⓦ verb 1 irregular strong table-tags
verb 1 nl-conj-st inflection-template
verb 1 1 class
verb 1 rijden infinitive
verb 1 rijden neuter gerund
verb 1 rij first-person singular present
verb 1 rijd first-person singular present
verb 1 reed first-person singular past
verb 1 rijdt second-person singular present
verb 1 rij second-person singular present
rijdenⓦ verb 1 rijd second-person singular present
verb 1 reed second-person singular past
verb 1 rijdt second-person singular present formal
verb 1 reed second-person singular past formal
verb 1 rijdt second-person singular present colloquial Flanders
verb 1 rijdt second-person singular present formal majestic archaic
verb 1 reedt second-person singular past colloquial Flanders
verb 1 reedt second-person singular past formal majestic archaic
verb 1 rijdt third-person singular present
verb 1 reed third-person singular past
rijdenⓦ verb 1 rijden plural present
verb 1 reden plural past
verb 1 rijde singular present subjunctive archaic
verb 1 rede singular past subjunctive archaic
verb 1 rijden plural present subjunctive archaic
verb 1 reden plural past subjunctive archaic
verb 1 rij singular present imperative
verb 1 rijd singular present imperative
verb 1 rijdt plural present imperative archaic
verb 1 rijdend present participle
rijdenⓦ verb 1 gereden past participle
verb 1 ryden obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Peelⓦ name 1 De Peel common-gender canonical

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
verzachtendⓦ adj 1 verzachtend ` canonical
adj 1 verzachtender comparative
adj 1 verzachtendst superlative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Aarlanderveenⓦ name 1 Aarleveen dialectal historical alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
wel eensⓦ adv 1 weleens alternative
adv 1 wel is alternative misspelling

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
boogschutterⓦ noun 1 boogschutters plural
noun 1 boogschuttertje neuter diminutive
noun 1 boogschutster feminine
noun 1 boogschieter rare alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
-innetjeⓦ noun 1 noun-forming suffix diminutive
noun 1 -innetjes plural

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Kanaänietⓦ noun 1 Kanaänieten plural
noun 1 Canaaniet obsolete alternative
noun 1 Canaäniet dated alternative
noun 1 Canaanijt obsolete alternative
noun 1 Kanaaniet obsolete alternative
noun 1 Kanaanijt obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
ondank is 's werelds loonⓦ proverb 1 ondank is der wereld loon dated rare alternative
proverb 1 ondank is des werelds loon rare alternative
proverb 1 ondank is het loon der wereld archaic rare alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
vriendinⓦ noun 1 vriendinnen plural
noun 1 vriendinnetje neuter diminutive
noun 1 vriend masculine
noun 1 vrindin dated literary alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
kinnesinneⓦ noun 1 n rare

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
-aarⓦ suffix 1 -ares feminine

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
vloⓦ noun 1 vlooien plural
noun 1 vlooitje neuter diminutive
noun 1 vlootje neuter diminutive
noun 1 vloo archaic alternative
noun 1 vlooi dialectal alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
kartonnerenⓦ verb 1 weak table-tags
verb 1 nl-conj-wk inflection-template
verb 1 kartonneren infinitive
verb 1 kartonneren neuter gerund
verb 1 kartonneer first-person singular present
verb 1 kartonneerde first-person singular past
verb 1 kartonneert second-person singular present
verb 1 kartonneer second-person singular present
verb 1 kartonneerde second-person singular past
verb 1 kartonneert second-person singular present formal
kartonnerenⓦ verb 1 kartonneerde second-person singular past formal
verb 1 kartonneert second-person singular present colloquial Flanders
verb 1 kartonneert second-person singular present formal majestic archaic
verb 1 kartonneerde second-person singular past colloquial Flanders
verb 1 kartonneerde second-person singular past formal majestic archaic
verb 1 kartonneert third-person singular present
verb 1 kartonneerde third-person singular past
verb 1 kartonneren plural present
verb 1 kartonneerden plural past
verb 1 kartonnere singular present subjunctive archaic
kartonnerenⓦ verb 1 kartonneerde singular past subjunctive archaic
verb 1 kartonneren plural present subjunctive archaic
verb 1 kartonneerden plural past subjunctive archaic
verb 1 kartonneer singular present imperative
verb 1 kartonneert plural present imperative archaic
verb 1 kartonnerend present participle
verb 1 gekartonneerd past participle
verb 1 cartonneren alternative
verb 1 cartonneeren obsolete alternative
verb 1 kartonneeren archaic alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
schorsⓦ noun 1 schorsen plural
noun 1 schorsje neuter diminutive
noun 1 schort alternative
noun 1 schorse obsolete also alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
koggeachtigⓦ adj 1 no-table-tags table-tags
adj 1 nl-decl-adj inflection-template
adj 1 koggeachtig positive predicative adverbial
adj 1 koggeachtige indefinite positive feminine masculine singular
adj 1 koggeachtig indefinite positive neuter singular
adj 1 koggeachtige indefinite positive plural
adj 1 koggeachtige definite positive
adj 1 koggeachtigs positive partitive
adj 1 kogge-achtig colloquial common alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
enigstⓦ pron 1 enigsten plural
pron 1 enigste inflected
pron 1 eenigst alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
doctorandusⓦ noun 1 doctorandi plural
noun 1 doctorandussen plural
noun 1 doctorandusje neuter diminutive
noun 1 doctoranda feminine
noun 1 drs. abbreviation alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
misschienⓦ adv 1 meschien alternative
adv 1 miss Internet alternative
adv 1 mss Internet alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
refterⓦ noun 1 refters plural
noun 1 reftertje neuter diminutive
noun 1 reefter historical alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
deⓦ article 1 het neuter
article 1 een indefinite

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
fetisjismeⓦ noun 1 fetichisme alternative
noun 1 fétichisme alternative
noun 1 fetichismus archaic alternative
noun 1 fetischisme alternative
noun 1 fetischismus archaic alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
ajuinⓦ noun 1 ajuinen plural
noun 1 ajuintje neuter diminutive
noun 1 anjoen East West Flemish alternative
noun 1 ajoen East West Flemish alternative
noun 1 juun alternative
noun 1 juin Brabant alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
bonenstaakⓦ noun 1 bonenstaken plural
noun 1 bonenstaakje neuter diminutive
noun 1 bonestaak alternative
noun 1 boonenstaak obsolete alternative
noun 1 boonstaak alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
proveⓦ noun 1 proven plural
noun 1 provetje neuter diminutive
noun 1 preuve Dutch Northern alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
plezierigⓦ adj 1 no-table-tags table-tags
adj 1 nl-decl-adj inflection-template
adj 1 plezierig positive predicative adverbial
adj 1 plezieriger comparative predicative adverbial
adj 1 het plezierigst superlative predicative adverbial
adj 1 het plezierigste superlative predicative adverbial
adj 1 plezierige indefinite positive feminine masculine singular
adj 1 plezierigere indefinite comparative feminine masculine singular
adj 1 plezierigste indefinite superlative feminine masculine singular
adj 1 plezierig indefinite positive neuter singular
plezierigⓦ adj 1 plezieriger indefinite comparative neuter singular
adj 1 plezierigste indefinite superlative neuter singular
adj 1 plezierige indefinite positive plural
adj 1 plezierigere indefinite comparative plural
adj 1 plezierigste indefinite superlative plural
adj 1 plezierige definite positive
adj 1 plezierigere definite comparative
adj 1 plezierigste definite superlative
adj 1 plezierigs positive partitive
adj 1 plezierigers comparative partitive
plezierigⓦ adj 1 - superlative partitive
adj 1 plaisierig obsolete alternative
adj 1 pleizierig archaic alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Moffrikaⓦ name 1 Moffrikaans adjective
name 1 Moffrikaan masculine demonym
name 1 Mofrika alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
berkoenⓦ noun 1 berkoens plural
noun 1 barkoen alternative
noun 1 bargoen dated alternative
noun 1 perkoen alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
bladⓦ noun 1 bladeren plural
noun 1 bladen plural rare
noun 1 blaren plural archaic poetic dialectal
noun 1 blaadje neuter diminutive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
zeemleerⓦ noun 1 zeemleder dated alternative
noun 1 zeemsleder obsolete alternative
noun 1 zeemsleer archaic alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Oudnoordsⓦ adj 1 no-table-tags table-tags
adj 1 nl-decl-adj inflection-template
adj 1 Oudnoords positive predicative adverbial
adj 1 Oudnoordse indefinite positive feminine masculine singular
adj 1 Oudnoords indefinite positive neuter singular
adj 1 Oudnoordse indefinite positive plural
adj 1 Oudnoordse definite positive
adj 1 Oudnoords positive partitive
adj 1 Oudnoors proscribed alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
beschrevenⓦ verb 1 no-table-tags table-tags
verb 1 nl-decl-past-ptc inflection-template
verb 1 beschreven predicative adverbial
verb 1 beschreven indefinite feminine masculine singular
verb 1 beschreven indefinite neuter singular
verb 1 beschreven indefinite plural
verb 1 beschreven definite
verb 1 beschrevens partitive
verb 1 beschreeven obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
neerdalenⓦ verb 1 separable weak table-tags
verb 1 nl-conj-wk inflection-template
verb 1 neerdalen infinitive
verb 1 neerdalen neuter gerund
verb 1 daal neer first-person singular present main-clause
verb 1 daalde neer first-person singular past main-clause
verb 1 neerdaal first-person singular present subordinate-clause
verb 1 neerdaalde first-person singular past subordinate-clause
verb 1 daalt neer second-person singular present main-clause
verb 1 daal neer second-person singular present main-clause
neerdalenⓦ verb 1 daalde neer second-person singular past main-clause
verb 1 neerdaalt second-person singular present subordinate-clause
verb 1 neerdaalde second-person singular past subordinate-clause
verb 1 daalt neer second-person singular present formal main-clause
verb 1 daalde neer second-person singular past formal main-clause
verb 1 neerdaalt second-person singular present formal subordinate-clause
verb 1 neerdaalde second-person singular past formal subordinate-clause
verb 1 daalt neer second-person singular present colloquial Flanders main-clause
verb 1 daalt neer second-person singular present formal majestic archaic main-clause
verb 1 daalde neer second-person singular past colloquial Flanders main-clause
neerdalenⓦ verb 1 daalde neer second-person singular past formal majestic archaic main-clause
verb 1 neerdaalt second-person singular present colloquial Flanders subordinate-clause
verb 1 neerdaalt second-person singular present formal majestic archaic subordinate-clause
verb 1 neerdaalde second-person singular past colloquial Flanders subordinate-clause
verb 1 neerdaalde second-person singular past formal majestic archaic subordinate-clause
verb 1 daalt neer third-person singular present main-clause
verb 1 daalde neer third-person singular past main-clause
verb 1 neerdaalt third-person singular present subordinate-clause
verb 1 neerdaalde third-person singular past subordinate-clause
verb 1 dalen neer plural present main-clause
neerdalenⓦ verb 1 daalden neer plural past main-clause
verb 1 neerdalen plural present subordinate-clause
verb 1 neerdaalden plural past subordinate-clause
verb 1 dale neer singular present subjunctive archaic main-clause
verb 1 daalde neer singular past subjunctive archaic main-clause
verb 1 neerdale singular present subjunctive archaic subordinate-clause
verb 1 neerdaalde singular past subjunctive archaic subordinate-clause
verb 1 dalen neer plural present subjunctive archaic main-clause
verb 1 daalden neer plural past subjunctive archaic main-clause
verb 1 neerdalen plural present subjunctive archaic subordinate-clause
neerdalenⓦ verb 1 neerdaalden plural past subjunctive archaic subordinate-clause
verb 1 daal neer singular present imperative main-clause
verb 1 daalt neer plural present imperative archaic main-clause
verb 1 neerdalend present participle main-clause
verb 1 neergedaald past participle main-clause
verb 1 nederdalen formal alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
koekoeksklokⓦ noun 1 koekoeksklokken plural
noun 1 koekoeksklokje neuter diminutive
noun 1 koekoekklok alternative
noun 1 koekoek-klok dated alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
de kogel is door de kerkⓦ phrase 1 de kogel was door de kerk past alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
minnegodⓦ noun 1 minnegoden plural
noun 1 minnegodje neuter diminutive
noun 1 mingod archaic uncommon alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
leraarskamerⓦ noun 1 leraarskamers plural
noun 1 lerarenkamer Netherlands alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
smoutebolⓦ noun 1 smoutebollen plural
noun 1 smoutebolletje neuter diminutive
noun 1 smoutenbol common alternative misspelling

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
boekⓦ noun 1 boeken plural
noun 1 boekje neuter diminutive
noun 1 boekske neuter diminutive
noun 1 m Belgium nonstandard

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
katholiekⓦ adj 1 no-table-tags table-tags
adj 1 nl-decl-adj inflection-template
adj 1 katholiek positive predicative adverbial
adj 1 katholieker comparative predicative adverbial
adj 1 het katholiekst superlative predicative adverbial
adj 1 het katholiekste superlative predicative adverbial
adj 1 katholieke indefinite positive feminine masculine singular
adj 1 katholiekere indefinite comparative feminine masculine singular
adj 1 katholiekste indefinite superlative feminine masculine singular
adj 1 katholiek indefinite positive neuter singular
katholiekⓦ adj 1 katholieker indefinite comparative neuter singular
adj 1 katholiekste indefinite superlative neuter singular
adj 1 katholieke indefinite positive plural
adj 1 katholiekere indefinite comparative plural
adj 1 katholiekste indefinite superlative plural
adj 1 katholieke definite positive
adj 1 katholiekere definite comparative
adj 1 katholiekste definite superlative
adj 1 katholieks positive partitive
adj 1 katholiekers comparative partitive
katholiekⓦ adj 1 - superlative partitive
adj 1 catholiek archaic alternative
adj 1 catholijk obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
keuterboerⓦ noun 1 keuterboeren plural
noun 1 keuterboertje neuter diminutive
noun 1 keuterboerin feminine
noun 1 koterboer dialectal alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
klantⓦ noun 1 klanten plural
noun 1 klantje neuter diminutive
noun 1 klante feminine
noun 1 kalant dated Belgium alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
kastijdenⓦ verb 1 weak table-tags
verb 1 nl-conj-wk inflection-template
verb 1 kastijden infinitive
verb 1 kastijden neuter gerund
verb 1 kastijd first-person singular present
verb 1 kastijdde first-person singular past
verb 1 kastijdt second-person singular present
verb 1 kastijd second-person singular present
verb 1 kastijdde second-person singular past
verb 1 kastijdt second-person singular present formal
kastijdenⓦ verb 1 kastijdde second-person singular past formal
verb 1 kastijdt second-person singular present colloquial Flanders
verb 1 kastijdt second-person singular present formal majestic archaic
verb 1 kastijdde second-person singular past colloquial Flanders
verb 1 kastijdde second-person singular past formal majestic archaic
verb 1 kastijdt third-person singular present
verb 1 kastijdde third-person singular past
verb 1 kastijden plural present
verb 1 kastijdden plural past
verb 1 kastijde singular present subjunctive archaic
kastijdenⓦ verb 1 kastijdde singular past subjunctive archaic
verb 1 kastijden plural present subjunctive archaic
verb 1 kastijdden plural past subjunctive archaic
verb 1 kastijd singular present imperative
verb 1 kastijdt plural present imperative archaic
verb 1 kastijdend present participle
verb 1 gekastijd past participle
verb 1 kastijen Early Dutch Modern alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Fokkerⓦ name 1 Fokkert surname alternative
name 1 Fokkers surname alternative
name 1 Fokke surname alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Fokkerⓦ noun 1 Fokkers plural
noun 1 Fokkert surname alternative
noun 1 Fokkers surname alternative
noun 1 Fokke surname alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Nauw van Kalesⓦ name 1 Nauw van Calais Netherlands alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
veelⓦ pron 1 meer comparative
pron 1 het meest superlative
pron 1 het meeste superlative
pron 1 velen plural personal

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
intelligentiequotiëntⓦ noun 1 intelligentiequotiënten plural
noun 1 IQ initialism alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
een blauwtje lopenⓦ verb 1 blaauwtjes lopen obsolete alternative
verb 1 blauwtjes lopen alternative
verb 1 blauwtjes oplopen alternative
verb 1 een blaauwtje lopen obsolete alternative
verb 1 een blauwtje oplopen alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
plantencelⓦ noun 1 plantencellen plural
noun 1 plantencelletje neuter diminutive
noun 1 plantcel archaic rare alternative
noun 1 plantecel alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Verenigde Oost-Indische Compagnieⓦ name 1 VOC initialism alternative
name 1 Vereenigde Oostindische Compagnie alternative
name 1 V.O.C. alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
computerⓦ noun 1 computers plural
noun 1 computertje neuter diminutive
noun 1 kompjoeter humorous alternative pronunciation-spelling

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
computerⓦ verb 1 kompjoeter humorous alternative pronunciation-spelling

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
suc6ⓦ intj 1 suc7 humorous alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
breienⓦ verb 1 weak table-tags
verb 1 nl-conj-wk inflection-template
verb 1 breien infinitive
verb 1 breien neuter gerund
verb 1 brei first-person singular present
verb 1 breide first-person singular past
verb 1 breit second-person singular present
verb 1 brei second-person singular present
verb 1 breide second-person singular past
verb 1 breit second-person singular present formal
breienⓦ verb 1 breide second-person singular past formal
verb 1 breit second-person singular present colloquial Flanders
verb 1 breit second-person singular present formal majestic archaic
verb 1 breide second-person singular past colloquial Flanders
verb 1 breide second-person singular past formal majestic archaic
verb 1 breit third-person singular present
verb 1 breide third-person singular past
verb 1 breien plural present
verb 1 breiden plural past
verb 1 breie singular present subjunctive archaic
breienⓦ verb 1 breide singular past subjunctive archaic
verb 1 breien plural present subjunctive archaic
verb 1 breiden plural past subjunctive archaic
verb 1 brei singular present imperative
verb 1 breit plural present imperative archaic
verb 1 breiend present participle
verb 1 gebreid past participle
verb 1 breiden dated alternative
verb 1 breijen obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
rekwisietⓦ noun 1 rekwisieten plural
noun 1 requisiet archaic alternative
noun 1 requisit obsolete alternative
noun 1 requisitum plural obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
eestⓦ noun 1 eesten plural
noun 1 eestje neuter diminutive
noun 1 ast Belgium alternative
noun 1 est alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
aanverstervenⓦ verb 1 separable strong table-tags
verb 1 nl-conj-st inflection-template
verb 1 3+7 class
verb 1 aanversterven infinitive
verb 1 aanversterven neuter gerund
verb 1 versterf aan first-person singular present main-clause
verb 1 verstierf aan first-person singular past main-clause
verb 1 aanversterf first-person singular present subordinate-clause
verb 1 aanverstierf first-person singular past subordinate-clause
verb 1 versterft aan second-person singular present main-clause
aanverstervenⓦ verb 1 versterf aan second-person singular present main-clause
verb 1 verstierf aan second-person singular past main-clause
verb 1 aanversterft second-person singular present subordinate-clause
verb 1 aanverstierf second-person singular past subordinate-clause
verb 1 versterft aan second-person singular present formal main-clause
verb 1 verstierf aan second-person singular past formal main-clause
verb 1 aanversterft second-person singular present formal subordinate-clause
verb 1 aanverstierf second-person singular past formal subordinate-clause
verb 1 versterft aan second-person singular present colloquial Flanders main-clause
verb 1 versterft aan second-person singular present formal majestic archaic main-clause
aanverstervenⓦ verb 1 verstierft aan second-person singular past colloquial Flanders main-clause
verb 1 verstierft aan second-person singular past formal majestic archaic main-clause
verb 1 aanversterft second-person singular present colloquial Flanders subordinate-clause
verb 1 aanversterft second-person singular present formal majestic archaic subordinate-clause
verb 1 aanverstierft second-person singular past colloquial Flanders subordinate-clause
verb 1 aanverstierft second-person singular past formal majestic archaic subordinate-clause
verb 1 versterft aan third-person singular present main-clause
verb 1 verstierf aan third-person singular past main-clause
verb 1 aanversterft third-person singular present subordinate-clause
verb 1 aanverstierf third-person singular past subordinate-clause
aanverstervenⓦ verb 1 versterven aan plural present main-clause
verb 1 verstierven aan plural past main-clause
verb 1 aanversterven plural present subordinate-clause
verb 1 aanverstierven plural past subordinate-clause
verb 1 versterve aan singular present subjunctive archaic main-clause
verb 1 verstierve aan singular past subjunctive archaic main-clause
verb 1 aanversterve singular present subjunctive archaic subordinate-clause
verb 1 aanverstierve singular past subjunctive archaic subordinate-clause
verb 1 versterven aan plural present subjunctive archaic main-clause
verb 1 verstierven aan plural past subjunctive archaic main-clause
aanverstervenⓦ verb 1 aanversterven plural present subjunctive archaic subordinate-clause
verb 1 aanverstierven plural past subjunctive archaic subordinate-clause
verb 1 versterf aan singular present imperative main-clause
verb 1 versterft aan plural present imperative archaic main-clause
verb 1 aanverstervend present participle main-clause
verb 1 aanverstorven past participle main-clause
verb 1 aenversterven obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
halfⓦ adj 1 no-table-tags table-tags
adj 1 nl-decl-adj inflection-template
adj 1 half positive predicative adverbial
adj 1 halve indefinite positive feminine masculine singular
adj 1 half indefinite positive neuter singular
adj 1 halve indefinite positive plural
adj 1 halve definite positive
adj 1 halfs positive partitive
adj 1 houf dialectal alternative
adj 1 hauf dialectal alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Faeröerⓦ name 1 de Faeröer plural canonical
name 1 Faeröers adjective
name 1 Faeröerder masculine demonym
name 1 Faeröerse feminine demonym

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Grieksⓦ adj 1 no-table-tags table-tags
adj 1 nl-decl-adj inflection-template
adj 1 Grieks positive predicative adverbial
adj 1 Griekser comparative predicative adverbial
adj 1 het Griekst superlative predicative adverbial
adj 1 het Griekste superlative predicative adverbial
adj 1 Griekse indefinite positive feminine masculine singular
adj 1 Grieksere indefinite comparative feminine masculine singular
adj 1 Griekste indefinite superlative feminine masculine singular
adj 1 Grieks indefinite positive neuter singular
Grieksⓦ adj 1 Griekser indefinite comparative neuter singular
adj 1 Griekste indefinite superlative neuter singular
adj 1 Griekse indefinite positive plural
adj 1 Grieksere indefinite comparative plural
adj 1 Griekste indefinite superlative plural
adj 1 Griekse definite positive
adj 1 Grieksere definite comparative
adj 1 Griekste definite superlative
adj 1 Grieks positive partitive
adj 1 Grieksers comparative partitive
Grieksⓦ adj 1 - superlative partitive
adj 1 Grieksch adjective alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Grieksⓦ name 1 Grieksch adjective alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
kanonnenvoerⓦ noun 1 kanonnenvoeder archaic uncommon alternative
noun 1 kanonnevoer alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
bolletjesslikkerⓦ noun 1 bolletjesslikkers plural
noun 1 bolletjesslikster feminine
noun 1 bolitaslikker Antilles alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
goed doelⓦ noun 1 goede doelen plural
noun 1 goed doeltje neuter diminutive
noun 1 een goed doel indefinite
noun 1 het goede doel definite

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
uitgummenⓦ verb 1 separable weak table-tags
verb 1 nl-conj-wk inflection-template
verb 1 uitgummen infinitive
verb 1 uitgummen neuter gerund
verb 1 gum uit first-person singular present main-clause
verb 1 gumde uit first-person singular past main-clause
verb 1 uitgum first-person singular present subordinate-clause
verb 1 uitgumde first-person singular past subordinate-clause
verb 1 gumt uit second-person singular present main-clause
verb 1 gum uit second-person singular present main-clause
uitgummenⓦ verb 1 gumde uit second-person singular past main-clause
verb 1 uitgumt second-person singular present subordinate-clause
verb 1 uitgumde second-person singular past subordinate-clause
verb 1 gumt uit second-person singular present formal main-clause
verb 1 gumde uit second-person singular past formal main-clause
verb 1 uitgumt second-person singular present formal subordinate-clause
verb 1 uitgumde second-person singular past formal subordinate-clause
verb 1 gumt uit second-person singular present colloquial Flanders main-clause
verb 1 gumt uit second-person singular present formal majestic archaic main-clause
verb 1 gumde uit second-person singular past colloquial Flanders main-clause
uitgummenⓦ verb 1 gumde uit second-person singular past formal majestic archaic main-clause
verb 1 uitgumt second-person singular present colloquial Flanders subordinate-clause
verb 1 uitgumt second-person singular present formal majestic archaic subordinate-clause
verb 1 uitgumde second-person singular past colloquial Flanders subordinate-clause
verb 1 uitgumde second-person singular past formal majestic archaic subordinate-clause
verb 1 gumt uit third-person singular present main-clause
verb 1 gumde uit third-person singular past main-clause
verb 1 uitgumt third-person singular present subordinate-clause
verb 1 uitgumde third-person singular past subordinate-clause
verb 1 gummen uit plural present main-clause
uitgummenⓦ verb 1 gumden uit plural past main-clause
verb 1 uitgummen plural present subordinate-clause
verb 1 uitgumden plural past subordinate-clause
verb 1 gumme uit singular present subjunctive archaic main-clause
verb 1 gumde uit singular past subjunctive archaic main-clause
verb 1 uitgumme singular present subjunctive archaic subordinate-clause
verb 1 uitgumde singular past subjunctive archaic subordinate-clause
verb 1 gummen uit plural present subjunctive archaic main-clause
verb 1 gumden uit plural past subjunctive archaic main-clause
verb 1 uitgummen plural present subjunctive archaic subordinate-clause
uitgummenⓦ verb 1 uitgumden plural past subjunctive archaic subordinate-clause
verb 1 gum uit singular present imperative main-clause
verb 1 gumt uit plural present imperative archaic main-clause
verb 1 uitgummend present participle main-clause
verb 1 uitgegumd past participle main-clause
verb 1 uitgommen Belgium alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
zeg maarⓦ intj 1 zegmaar nonstandard alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
tijgerⓦ noun 1 tijgers plural
noun 1 tijgertje neuter diminutive
noun 1 tijgerin feminine
noun 1 tieger archaic dialectal alternative
noun 1 tiger archaic dialectal alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
kluisterⓦ noun 1 kluister feminine canonical
noun 1 also masculine canonical
noun 1 kluisters plural
noun 1 kluistertje neuter diminutive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
alles kitsⓦ phrase 1 alles is kits positive alternative
phrase 1 is alles kits interrogative alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Volksrepubliek Loehanskⓦ name 1 Volksrepubliek Loegansk feminine canonical
name 1 Volksrepubliek Loegansk alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
dashboardⓦ noun 1 dashboards plural
noun 1 dashboardje neuter diminutive
noun 1 dashbord colloquial rare alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
jus d'orangeⓦ noun 1 jus alternative
noun 1 sjuderans informal alternative pronunciation-spelling
noun 1 suderans informal alternative pronunciation-spelling

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
pikbroekⓦ noun 1 pikbroeken plural
noun 1 pikbroekje neuter diminutive
noun 1 peckbroek obsolete alternative
noun 1 pekbroek uncommon alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
kalefaterenⓦ verb 1 weak table-tags
verb 1 nl-conj-wk inflection-template
verb 1 kalefateren infinitive
verb 1 kalefateren neuter gerund
verb 1 kalefater first-person singular present
verb 1 kalefaterde first-person singular past
verb 1 kalefatert second-person singular present
verb 1 kalefater second-person singular present
verb 1 kalefaterde second-person singular past
verb 1 kalefatert second-person singular present formal
kalefaterenⓦ verb 1 kalefaterde second-person singular past formal
verb 1 kalefatert second-person singular present colloquial Flanders
verb 1 kalefatert second-person singular present formal majestic archaic
verb 1 kalefaterde second-person singular past colloquial Flanders
verb 1 kalefaterde second-person singular past formal majestic archaic
verb 1 kalefatert third-person singular present
verb 1 kalefaterde third-person singular past
verb 1 kalefateren plural present
verb 1 kalefaterden plural past
verb 1 kalefatere singular present subjunctive archaic
kalefaterenⓦ verb 1 kalefaterde singular past subjunctive archaic
verb 1 kalefateren plural present subjunctive archaic
verb 1 kalefaterden plural past subjunctive archaic
verb 1 kalefater singular present imperative
verb 1 kalefatert plural present imperative archaic
verb 1 kalefaterend present participle
verb 1 gekalefaterd past participle
verb 1 kalfaten alternative
verb 1 kalfateren dated alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
kop of muntⓦ noun 1 without article usually

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
sambalⓦ noun 1 sambals plural
noun 1 sambel Suriname alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
stempelⓦ noun 1 stempels plural
noun 1 stempeltje neuter diminutive
noun 1 when used in senses 2 and 3 neuter

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
lijkverbrandingⓦ noun 1 lijkverbrandingen plural
noun 1 lijkenverbranding dated uncommon alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
kleermakerⓦ noun 1 kleermakers plural
noun 1 kleermakertje neuter diminutive
noun 1 kleermaakster feminine
noun 1 kledermaker archaic rare alternative
noun 1 kleedermaker obsolete alternative
noun 1 kleerenmaker obsolete alternative
noun 1 klerenmaker rare alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
eventjesⓦ adv 1 effetjes colloquial alternative
adv 1 effentjes colloquial alternative
adv 1 effies dialectal alternative
adv 1 efkes dialectal alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
tandeloosⓦ adj 1 no-table-tags table-tags
adj 1 nl-decl-adj inflection-template
adj 1 tandeloos positive predicative adverbial
adj 1 tandelozer comparative predicative adverbial
adj 1 het tandeloost superlative predicative adverbial
adj 1 het tandelooste superlative predicative adverbial
adj 1 tandeloze indefinite positive feminine masculine singular
adj 1 tandelozere indefinite comparative feminine masculine singular
adj 1 tandelooste indefinite superlative feminine masculine singular
adj 1 tandeloos indefinite positive neuter singular
tandeloosⓦ adj 1 tandelozer indefinite comparative neuter singular
adj 1 tandelooste indefinite superlative neuter singular
adj 1 tandeloze indefinite positive plural
adj 1 tandelozere indefinite comparative plural
adj 1 tandelooste indefinite superlative plural
adj 1 tandeloze definite positive
adj 1 tandelozere definite comparative
adj 1 tandelooste definite superlative
adj 1 tandeloos positive partitive
adj 1 tandelozers comparative partitive
tandeloosⓦ adj 1 - superlative partitive
adj 1 tandenloos nonstandard alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
donderdagsⓦ adj 1 no-table-tags table-tags
adj 1 nl-decl-adj inflection-template
adj 1 donderdags positive predicative adverbial
adj 1 donderdagse indefinite positive feminine masculine singular
adj 1 donderdags indefinite positive neuter singular
adj 1 donderdagse indefinite positive plural
adj 1 donderdagse definite positive
adj 1 donderdags positive partitive
adj 1 donderdaags uncommon alternative
adj 1 donderdaagsch obsolete alternative
donderdagsⓦ adj 1 donderdagsch obsolete uncommon alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Heilige Stoelⓦ name 1 De Heilige Stoel masculine canonical
name 1 in the case of the Holy See invariable

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
met vriendelijke groetenⓦ adj 1 mvg abbreviation alternative
adj 1 m.vr.gr. abbreviation alternative
adj 1 m.vr.groet abbreviation alternative
adj 1 met vriendelijke groet alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
reetⓦ noun 1 reten plural
noun 1 reetje neuter diminutive
noun 1 m sometimes

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
koeionerenⓦ verb 1 weak table-tags
verb 1 nl-conj-wk inflection-template
verb 1 koeioneren infinitive
verb 1 koeioneren neuter gerund
verb 1 koeioneer first-person singular present
verb 1 koeioneerde first-person singular past
verb 1 koeioneert second-person singular present
verb 1 koeioneer second-person singular present
verb 1 koeioneerde second-person singular past
verb 1 koeioneert second-person singular present formal
koeionerenⓦ verb 1 koeioneerde second-person singular past formal
verb 1 koeioneert second-person singular present colloquial Flanders
verb 1 koeioneert second-person singular present formal majestic archaic
verb 1 koeioneerde second-person singular past colloquial Flanders
verb 1 koeioneerde second-person singular past formal majestic archaic
verb 1 koeioneert third-person singular present
verb 1 koeioneerde third-person singular past
verb 1 koeioneren plural present
verb 1 koeioneerden plural past
verb 1 koeionere singular present subjunctive archaic
koeionerenⓦ verb 1 koeioneerde singular past subjunctive archaic
verb 1 koeioneren plural present subjunctive archaic
verb 1 koeioneerden plural past subjunctive archaic
verb 1 koeioneer singular present imperative
verb 1 koeioneert plural present imperative archaic
verb 1 koeionerend present participle
verb 1 gekoeioneerd past participle
verb 1 koejonneren Brabant alternative
verb 1 koejeneren Brabant alternative
verb 1 coujonneren obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
chappieⓦ noun 1 chappies plural
noun 1 m also

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
emfaseⓦ noun 1 emfaze nonstandard alternative
noun 1 emphase alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
aanslepenⓦ verb 1 separable weak table-tags
verb 1 nl-conj-wk inflection-template
verb 1 aanslepen infinitive
verb 1 aanslepen neuter gerund
verb 1 sleep aan first-person singular present main-clause
verb 1 sleepte aan first-person singular past main-clause
verb 1 aansleep first-person singular present subordinate-clause
verb 1 aansleepte first-person singular past subordinate-clause
verb 1 sleept aan second-person singular present main-clause
verb 1 sleep aan second-person singular present main-clause
aanslepenⓦ verb 1 sleepte aan second-person singular past main-clause
verb 1 aansleept second-person singular present subordinate-clause
verb 1 aansleepte second-person singular past subordinate-clause
verb 1 sleept aan second-person singular present formal main-clause
verb 1 sleepte aan second-person singular past formal main-clause
verb 1 aansleept second-person singular present formal subordinate-clause
verb 1 aansleepte second-person singular past formal subordinate-clause
verb 1 sleept aan second-person singular present colloquial Flanders main-clause
verb 1 sleept aan second-person singular present formal majestic archaic main-clause
verb 1 sleepte aan second-person singular past colloquial Flanders main-clause
aanslepenⓦ verb 1 sleepte aan second-person singular past formal majestic archaic main-clause
verb 1 aansleept second-person singular present colloquial Flanders subordinate-clause
verb 1 aansleept second-person singular present formal majestic archaic subordinate-clause
verb 1 aansleepte second-person singular past colloquial Flanders subordinate-clause
verb 1 aansleepte second-person singular past formal majestic archaic subordinate-clause
verb 1 sleept aan third-person singular present main-clause
verb 1 sleepte aan third-person singular past main-clause
verb 1 aansleept third-person singular present subordinate-clause
verb 1 aansleepte third-person singular past subordinate-clause
verb 1 slepen aan plural present main-clause
aanslepenⓦ verb 1 sleepten aan plural past main-clause
verb 1 aanslepen plural present subordinate-clause
verb 1 aansleepten plural past subordinate-clause
verb 1 slepe aan singular present subjunctive archaic main-clause
verb 1 sleepte aan singular past subjunctive archaic main-clause
verb 1 aanslepe singular present subjunctive archaic subordinate-clause
verb 1 aansleepte singular past subjunctive archaic subordinate-clause
verb 1 slepen aan plural present subjunctive archaic main-clause
verb 1 sleepten aan plural past subjunctive archaic main-clause
verb 1 aanslepen plural present subjunctive archaic subordinate-clause
aanslepenⓦ verb 1 aansleepten plural past subjunctive archaic subordinate-clause
verb 1 sleep aan singular present imperative main-clause
verb 1 sleept aan plural present imperative archaic main-clause
verb 1 aanslepend present participle main-clause
verb 1 aangesleept past participle main-clause
verb 1 anslepen dialectal alternative
verb 1 ònslèèpe dialectal alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
anglicismeⓦ noun 1 anglicismen plural
noun 1 anglicismes plural nonstandard

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Kanaänitischⓦ adj 1 no-table-tags table-tags
adj 1 nl-decl-adj inflection-template
adj 1 Kanaänitisch positive predicative adverbial
adj 1 Kanaänitische indefinite positive feminine masculine singular
adj 1 Kanaänitisch indefinite positive neuter singular
adj 1 Kanaänitische indefinite positive plural
adj 1 Kanaänitische definite positive
adj 1 Kanaänitisch positive partitive
adj 1 Canaanitisch obsolete alternative
adj 1 Canaänitisch dated alternative
Kanaänitischⓦ adj 1 Kanaanitisch obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Kanaänitischⓦ name 1 Canaanitisch obsolete alternative
name 1 Canaänitisch dated alternative
name 1 Kanaanitisch obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
desⓦ article 1 's contraction alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
aⓦ noun 1 a's plural
noun 1 aatje diminutive
noun 1 aa especially alternative
noun 1 ie alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
boyⓦ noun 1 boys plural
noun 1 boytje neuter diminutive
noun 1 boykie neuter informal diminutive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
gerstebroodⓦ noun 1 gerstebroden plural
noun 1 gerstebroodje neuter diminutive
noun 1 gerstbrood rare alternative
noun 1 gerstenbrood dated uncommon alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
jip-en-janneketaalⓦ noun 1 jip-en-janneketaaltje neuter diminutive
noun 1 Jip-en-Janneketaal proscribed alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
kunstenaarⓦ noun 1 kunstenaars plural
noun 1 kunstenaren plural archaic
noun 1 kunstenaartje neuter diminutive
noun 1 kunstenares feminine

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
neuzeneuzenⓦ verb 1 neuze neuze nonstandard dialectal alternative
verb 1 neuzen-neuzen alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
vliegvissenⓦ verb 1 weak table-tags
verb 1 nl-conj-wk inflection-template
verb 1 vliegvissen infinitive
verb 1 vliegvissen neuter gerund
verb 1 vliegvis first-person singular present
verb 1 vliegviste first-person singular past
verb 1 vliegvist second-person singular present
verb 1 vliegvis second-person singular present
verb 1 vliegviste second-person singular past
verb 1 vliegvist second-person singular present formal
vliegvissenⓦ verb 1 vliegviste second-person singular past formal
verb 1 vliegvist second-person singular present colloquial Flanders
verb 1 vliegvist second-person singular present formal majestic archaic
verb 1 vliegviste second-person singular past colloquial Flanders
verb 1 vliegviste second-person singular past formal majestic archaic
verb 1 vliegvist third-person singular present
verb 1 vliegviste third-person singular past
verb 1 vliegvissen plural present
verb 1 vliegvisten plural past
verb 1 vliegvisse singular present subjunctive archaic
vliegvissenⓦ verb 1 vliegviste singular past subjunctive archaic
verb 1 vliegvissen plural present subjunctive archaic
verb 1 vliegvisten plural past subjunctive archaic
verb 1 vliegvis singular present imperative
verb 1 vliegvist plural present imperative archaic
verb 1 vliegvissend present participle
verb 1 gevliegvist past participle
verb 1 vliegvisschen obsolete rare alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
soennietⓦ noun 1 soennieten plural
noun 1 Soenniet alternative
noun 1 sunniet archaic alternative
noun 1 Sunniet archaic alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
verkoudenⓦ adj 1 no-table-tags table-tags
adj 1 nl-decl-adj inflection-template
adj 1 verkouden positive predicative adverbial
adj 1 verkoudener comparative predicative adverbial
adj 1 het verkoudenst superlative predicative adverbial
adj 1 het verkoudenste superlative predicative adverbial
adj 1 verkouden indefinite positive feminine masculine singular
adj 1 verkoudener indefinite comparative feminine masculine singular
adj 1 verkoudenste indefinite superlative feminine masculine singular
adj 1 verkouden indefinite positive neuter singular
verkoudenⓦ adj 1 verkoudener indefinite comparative neuter singular
adj 1 verkoudenste indefinite superlative neuter singular
adj 1 verkouden indefinite positive plural
adj 1 verkoudener indefinite comparative plural
adj 1 verkoudenste indefinite superlative plural
adj 1 verkouden definite positive
adj 1 verkoudener definite comparative
adj 1 verkoudenste definite superlative
adj 1 verkoudens positive partitive
adj 1 verkoudeners comparative partitive
verkoudenⓦ adj 1 - superlative partitive
adj 1 verkouwen colloquial dialectal alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
verkoudenⓦ verb 1 weak table-tags
verb 1 nl-conj-wk inflection-template
verb 1 verkouden infinitive
verb 1 verkouden neuter gerund
verb 1 verkoud first-person singular present
verb 1 verkoudde first-person singular past
verb 1 verkoudt second-person singular present
verb 1 verkoud second-person singular present
verb 1 verkoudde second-person singular past
verb 1 verkoudt second-person singular present formal
verkoudenⓦ verb 1 verkoudde second-person singular past formal
verb 1 verkoudt second-person singular present colloquial Flanders
verb 1 verkoudt second-person singular present formal majestic archaic
verb 1 verkoudde second-person singular past colloquial Flanders
verb 1 verkoudde second-person singular past formal majestic archaic
verb 1 verkoudt third-person singular present
verb 1 verkoudde third-person singular past
verb 1 verkouden plural present
verb 1 verkoudden plural past
verb 1 verkoude singular present subjunctive archaic
verkoudenⓦ verb 1 verkoudde singular past subjunctive archaic
verb 1 verkouden plural present subjunctive archaic
verb 1 verkoudden plural past subjunctive archaic
verb 1 verkoud singular present imperative
verb 1 verkoudt plural present imperative archaic
verb 1 verkoudend present participle
verb 1 verkoud past participle
verb 1 verkouwen colloquial dialectal alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
brunetteⓦ adj 1 bruinet archaic alternative
adj 1 bruinette archaic alternative
adj 1 brunet alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
varkenⓦ noun 1 varkens plural
noun 1 varkentje neuter diminutive
noun 1 zeug feminine
noun 1 beer masculine
noun 1 verken dialectal alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
in levenden lijveⓦ prep_phrase 1 in levende lijve proscribed alternative
prep_phrase 1 in levend lijf rare alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
halfbroerⓦ noun 1 halfbroers plural
noun 1 halfbroertje neuter diminutive
noun 1 halfzus feminine
noun 1 halfbroeder formal dated alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
busdragerⓦ noun 1 busdragers plural
noun 1 busdragertje neuter diminutive
noun 1 bosdrager dialectal historical alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
alfabetischⓦ adj 1 no-table-tags table-tags
adj 1 nl-decl-adj inflection-template
adj 1 alfabetisch positive predicative adverbial
adj 1 alfabetische indefinite positive feminine masculine singular
adj 1 alfabetisch indefinite positive neuter singular
adj 1 alfabetische indefinite positive plural
adj 1 alfabetische definite positive
adj 1 alfabetisch positive partitive
adj 1 alfabeties alternative
adj 1 alphabetisch dated alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
zo gek als een uiⓦ adj 1 zo gek als een juin Southern Netherlands alternative
adj 1 zo zot als een juin Southern alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
onmiddellijkⓦ adj 1 no-table-tags table-tags
adj 1 nl-decl-adj inflection-template
adj 1 onmiddellijk positive predicative adverbial
adj 1 onmiddellijke indefinite positive feminine masculine singular
adj 1 onmiddellijk indefinite positive neuter singular
adj 1 onmiddellijke indefinite positive plural
adj 1 onmiddellijke definite positive
adj 1 onmiddellijks positive partitive
adj 1 onmiddelbaar alternative
adj 1 onmiddelijk obsolete alternative misspelling

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
onmiddellijkⓦ adv 1 onmiddelbaar alternative
adv 1 onmiddelijk obsolete alternative misspelling

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
scapulierⓦ noun 1 scapulier n or neuter canonical
noun 1 scapuliers plural
noun 1 scapulieren plural
noun 1 scapuliertje neuter diminutive
noun 1 schapulier alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
machtsbelustⓦ adj 1 no-table-tags table-tags
adj 1 nl-decl-adj inflection-template
adj 1 machtsbelust positive predicative adverbial
adj 1 machtsbeluster comparative predicative adverbial
adj 1 het machtsbelustst superlative predicative adverbial
adj 1 het machtsbelustste superlative predicative adverbial
adj 1 machtsbeluste indefinite positive feminine masculine singular
adj 1 machtsbelustere indefinite comparative feminine masculine singular
adj 1 machtsbelustste indefinite superlative feminine masculine singular
adj 1 machtsbelust indefinite positive neuter singular
machtsbelustⓦ adj 1 machtsbeluster indefinite comparative neuter singular
adj 1 machtsbelustste indefinite superlative neuter singular
adj 1 machtsbeluste indefinite positive plural
adj 1 machtsbelustere indefinite comparative plural
adj 1 machtsbelustste indefinite superlative plural
adj 1 machtsbeluste definite positive
adj 1 machtsbelustere definite comparative
adj 1 machtsbelustste definite superlative
adj 1 machtsbelusts positive partitive
adj 1 machtsbelusters comparative partitive
machtsbelustⓦ adj 1 - superlative partitive
adj 1 machtbelust rare alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
dorsⓦ noun 1 dorsen plural
noun 1 dars dialectal alternative
noun 1 dorsch obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
tussenuitⓦ circumpos 1 no-table-tags table-tags
circumpos 1 nl-pronadv-table inflection-template
circumpos 1 tussen ... uit circumposition
circumpos 1 tussenuit adverb postpositional
circumpos 1 ertussenuit error-unrecognized-form
circumpos 1 hiertussenuit error-unrecognized-form
circumpos 1 daartussenuit error-unrecognized-form
circumpos 1 waartussenuit error-unrecognized-form
circumpos 1 ergens tussenuit error-unrecognized-form
circumpos 1 nergens tussenuit error-unrecognized-form
tussenuitⓦ circumpos 1 overal tussenuit error-unrecognized-form
circumpos 1 tusschenuit obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
haarⓦ det 1 no-table-tags table-tags
det 1 nl-decl-personal pronouns inflection-template
det 1 ik first-person subjective singular pronoun stressed personal
det 1 'k first-person subjective singular pronoun personal unstressed
det 1 mij first-person objective singular pronoun stressed personal
det 1 me first-person objective singular pronoun personal unstressed
det 1 mijn first-person singular possessive pronoun stressed personal
det 1 m'n first-person singular possessive pronoun personal unstressed
det 1 mijne first-person predicative possessive pronoun personal
det 1 me first-person predicative possessive pronoun personal reflexive
haarⓦ det 1 mijner first-person genitive predicative pronoun archaic personal
det 1 mijns first-person genitive predicative pronoun archaic personal
det 1 jij second-person subjective singular pronoun stressed personal
det 1 je second-person subjective singular pronoun personal unstressed
det 1 jou second-person objective singular pronoun stressed personal
det 1 je second-person objective singular pronoun personal unstressed
det 1 jouw second-person singular possessive pronoun stressed personal
det 1 je second-person singular possessive pronoun personal unstressed
det 1 jouwe second-person predicative possessive pronoun personal
det 1 je second-person predicative possessive pronoun personal reflexive
haarⓦ det 1 jouwer second-person genitive predicative pronoun archaic personal
det 1 jouws second-person genitive predicative pronoun archaic personal
det 1 gij second-person subjective singular pronoun archaic stressed personal dialectal
det 1 ge second-person subjective singular pronoun archaic personal dialectal unstressed
det 1 u second-person objective singular pronoun archaic stressed personal dialectal
det 1 - second-person objective singular pronoun archaic personal dialectal unstressed
det 1 uw second-person singular possessive pronoun archaic stressed personal dialectal
det 1 - second-person singular possessive pronoun archaic personal dialectal unstressed
det 1 uwe second-person predicative possessive pronoun archaic personal dialectal
det 1 u second-person predicative possessive pronoun archaic personal dialectal reflexive
haarⓦ det 1 uwer second-person genitive predicative pronoun archaic personal dialectal
det 1 uws second-person genitive predicative pronoun archaic personal dialectal
det 1 u second-person subjective singular pronoun formal stressed personal
det 1 - second-person subjective singular pronoun formal personal unstressed
det 1 u second-person objective singular pronoun formal stressed personal
det 1 - second-person objective singular pronoun formal personal unstressed
det 1 uw second-person singular possessive pronoun formal stressed personal
det 1 - second-person singular possessive pronoun formal personal unstressed
det 1 uwe second-person predicative possessive pronoun formal personal
det 1 u second-person predicative possessive pronoun formal personal reflexive
haarⓦ det 1 zich second-person predicative possessive pronoun formal personal reflexive
det 1 uwer second-person genitive predicative pronoun formal archaic personal
det 1 uws second-person genitive predicative pronoun formal archaic personal
det 1 hij masculine third-person subjective singular pronoun stressed personal
det 1 ie masculine third-person subjective singular pronoun personal unstressed
det 1 hem masculine third-person objective singular pronoun stressed personal
det 1 'm masculine third-person objective singular pronoun personal unstressed
det 1 zijn masculine third-person singular possessive pronoun stressed personal
det 1 z'n masculine third-person singular possessive pronoun personal unstressed
det 1 zijne masculine third-person predicative possessive pronoun personal
haarⓦ det 1 zich masculine third-person predicative possessive pronoun personal reflexive
det 1 zijner masculine third-person genitive predicative pronoun archaic personal
det 1 zijns masculine third-person genitive predicative pronoun archaic personal
det 1 zij feminine third-person subjective singular pronoun stressed personal
det 1 ze feminine third-person subjective singular pronoun personal unstressed
det 1 haar feminine third-person objective singular pronoun stressed personal
det 1 h'r feminine third-person objective singular pronoun personal unstressed
det 1 'r feminine third-person objective singular pronoun personal unstressed
det 1 d'r feminine third-person objective singular pronoun personal unstressed
det 1 haar feminine third-person singular possessive pronoun stressed personal
haarⓦ det 1 h'r feminine third-person singular possessive pronoun personal unstressed
det 1 'r feminine third-person singular possessive pronoun personal unstressed
det 1 d'r feminine third-person singular possessive pronoun personal unstressed
det 1 hare feminine third-person predicative possessive pronoun personal
det 1 zich feminine third-person predicative possessive pronoun personal reflexive
det 1 harer feminine third-person genitive predicative pronoun archaic personal
det 1 haars feminine third-person genitive predicative pronoun archaic personal
det 1 het neuter third-person subjective singular pronoun stressed personal
det 1 't neuter third-person subjective singular pronoun personal unstressed
det 1 het neuter third-person objective singular pronoun stressed personal
haarⓦ det 1 't neuter third-person objective singular pronoun personal unstressed
det 1 zijn neuter third-person singular possessive pronoun stressed personal
det 1 z'n neuter third-person singular possessive pronoun personal unstressed
det 1 zijne neuter third-person predicative possessive pronoun personal
det 1 zich neuter third-person predicative possessive pronoun personal reflexive
det 1 zijner neuter third-person genitive predicative pronoun archaic personal
det 1 zijns neuter third-person genitive predicative pronoun archaic personal
det 1 3rd person gender-neutral neuter third-person singular pronoun personal
det 1 hen subjective singular pronoun stressed personal
det 1 - subjective singular pronoun personal unstressed
haarⓦ det 1 hen objective singular pronoun stressed personal
det 1 - objective singular pronoun personal unstressed
det 1 hun singular possessive pronoun stressed personal
det 1 - singular possessive pronoun personal unstressed
det 1 hunne predicative possessive pronoun personal
det 1 zich predicative possessive pronoun personal reflexive
det 1 hunner genitive predicative pronoun archaic personal
det 1 huns genitive predicative pronoun archaic personal
det 1 wij first-person plural pronoun stressed personal
det 1 we first-person plural pronoun personal unstressed
haarⓦ det 1 ons first-person plural pronoun stressed personal
det 1 - first-person plural pronoun personal unstressed
det 1 onze first-person plural pronoun stressed personal
det 1 onze first-person predicative plural possessive pronoun personal
det 1 ons first-person predicative plural possessive pronoun personal reflexive
det 1 onzer first-person genitive predicative plural pronoun archaic personal
det 1 onzes first-person genitive predicative plural pronoun archaic personal
det 1 jullie second-person plural pronoun stressed personal
det 1 je second-person plural pronoun personal unstressed
det 1 - second-person predicative plural possessive pronoun personal
haarⓦ det 1 je second-person predicative plural possessive pronoun personal reflexive
det 1 - second-person genitive predicative plural pronoun archaic personal
det 1 gij second-person plural pronoun archaic stressed personal dialectal
det 1 ge second-person plural pronoun archaic personal dialectal unstressed
det 1 u second-person plural pronoun archaic stressed personal dialectal
det 1 - second-person plural pronoun archaic personal dialectal unstressed
det 1 uw second-person plural pronoun archaic stressed personal dialectal
det 1 uwe second-person predicative plural possessive pronoun archaic personal dialectal
det 1 u second-person predicative plural possessive pronoun archaic personal dialectal reflexive
det 1 uwer second-person genitive predicative plural pronoun archaic personal dialectal
haarⓦ det 1 uws second-person genitive predicative plural pronoun archaic personal dialectal
det 1 u second-person plural pronoun formal stressed personal
det 1 - second-person plural pronoun formal personal unstressed
det 1 uw second-person plural pronoun formal stressed personal
det 1 uwe second-person predicative plural possessive pronoun formal personal
det 1 u second-person predicative plural possessive pronoun formal personal reflexive
det 1 zich second-person predicative plural possessive pronoun formal personal reflexive
det 1 uwer second-person genitive predicative plural pronoun formal archaic personal
det 1 uws second-person genitive predicative plural pronoun formal archaic personal
det 1 zij third-person plural pronoun stressed personal
haarⓦ det 1 ze third-person plural pronoun personal unstressed
det 1 hen third-person plural pronoun stressed personal
det 1 hun third-person plural pronoun stressed personal
det 1 - third-person plural pronoun personal unstressed
det 1 hunne third-person predicative plural possessive pronoun personal
det 1 zich third-person predicative plural possessive pronoun personal reflexive
det 1 hunner third-person genitive predicative plural pronoun archaic personal
det 1 huns third-person genitive predicative plural pronoun archaic personal
det 1 heur archaic dialectal alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
van likmevestjeⓦ prep_phrase 1 van lik m'n vestje alternative
prep_phrase 1 van likmevesje colloquial dated alternative
prep_phrase 1 van likmevessie alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Indiëⓦ name 1 Indiën obsolete alternative
name 1 Indien obsolete alternative
name 1 Inje colloquial obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
choquerenⓦ verb 1 weak table-tags
verb 1 nl-conj-wk inflection-template
verb 1 choqueren infinitive
verb 1 choqueren neuter gerund
verb 1 choqueer first-person singular present
verb 1 choqueerde first-person singular past
verb 1 choqueert second-person singular present
verb 1 choqueer second-person singular present
verb 1 choqueerde second-person singular past
verb 1 choqueert second-person singular present formal
choquerenⓦ verb 1 choqueerde second-person singular past formal
verb 1 choqueert second-person singular present colloquial Flanders
verb 1 choqueert second-person singular present formal majestic archaic
verb 1 choqueerde second-person singular past colloquial Flanders
verb 1 choqueerde second-person singular past formal majestic archaic
verb 1 choqueert third-person singular present
verb 1 choqueerde third-person singular past
verb 1 choqueren plural present
verb 1 choqueerden plural past
verb 1 choquere singular present subjunctive archaic
choquerenⓦ verb 1 choqueerde singular past subjunctive archaic
verb 1 choqueren plural present subjunctive archaic
verb 1 choqueerden plural past subjunctive archaic
verb 1 choqueer singular present imperative
verb 1 choqueert plural present imperative archaic
verb 1 choquerend present participle
verb 1 gechoqueerd past participle
verb 1 shockeren informal alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
gijluiⓦ pron 1 gelle colloquial Belgium alternative
pron 1 gulle colloquial Belgium alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
clubⓦ noun 1 clubs plural
noun 1 clubje neuter diminutive
noun 1 cluppie neuter diminutive error-unknown-tag

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
reuzendierⓦ noun 1 reuzendieren plural
noun 1 reusdier obsolete alternative
noun 1 reuzedier uncommon alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
ikⓦ pron 1 no-table-tags table-tags
pron 1 nl-decl-personal pronouns inflection-template
pron 1 ik first-person subjective singular pronoun stressed personal
pron 1 'k first-person subjective singular pronoun personal unstressed
pron 1 mij first-person objective singular pronoun stressed personal
pron 1 me first-person objective singular pronoun personal unstressed
pron 1 mijn first-person singular possessive pronoun stressed personal
pron 1 m'n first-person singular possessive pronoun personal unstressed
pron 1 mijne first-person predicative possessive pronoun personal
pron 1 me first-person predicative possessive pronoun personal reflexive
ikⓦ pron 1 mijner first-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 1 mijns first-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 1 jij second-person subjective singular pronoun stressed personal
pron 1 je second-person subjective singular pronoun personal unstressed
pron 1 jou second-person objective singular pronoun stressed personal
pron 1 je second-person objective singular pronoun personal unstressed
pron 1 jouw second-person singular possessive pronoun stressed personal
pron 1 je second-person singular possessive pronoun personal unstressed
pron 1 jouwe second-person predicative possessive pronoun personal
pron 1 je second-person predicative possessive pronoun personal reflexive
ikⓦ pron 1 jouwer second-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 1 jouws second-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 1 gij second-person subjective singular pronoun archaic stressed personal dialectal
pron 1 ge second-person subjective singular pronoun archaic personal dialectal unstressed
pron 1 u second-person objective singular pronoun archaic stressed personal dialectal
pron 1 - second-person objective singular pronoun archaic personal dialectal unstressed
pron 1 uw second-person singular possessive pronoun archaic stressed personal dialectal
pron 1 - second-person singular possessive pronoun archaic personal dialectal unstressed
pron 1 uwe second-person predicative possessive pronoun archaic personal dialectal
pron 1 u second-person predicative possessive pronoun archaic personal dialectal reflexive
ikⓦ pron 1 uwer second-person genitive predicative pronoun archaic personal dialectal
pron 1 uws second-person genitive predicative pronoun archaic personal dialectal
pron 1 u second-person subjective singular pronoun formal stressed personal
pron 1 - second-person subjective singular pronoun formal personal unstressed
pron 1 u second-person objective singular pronoun formal stressed personal
pron 1 - second-person objective singular pronoun formal personal unstressed
pron 1 uw second-person singular possessive pronoun formal stressed personal
pron 1 - second-person singular possessive pronoun formal personal unstressed
pron 1 uwe second-person predicative possessive pronoun formal personal
pron 1 u second-person predicative possessive pronoun formal personal reflexive
ikⓦ pron 1 zich second-person predicative possessive pronoun formal personal reflexive
pron 1 uwer second-person genitive predicative pronoun formal archaic personal
pron 1 uws second-person genitive predicative pronoun formal archaic personal
pron 1 hij masculine third-person subjective singular pronoun stressed personal
pron 1 ie masculine third-person subjective singular pronoun personal unstressed
pron 1 hem masculine third-person objective singular pronoun stressed personal
pron 1 'm masculine third-person objective singular pronoun personal unstressed
pron 1 zijn masculine third-person singular possessive pronoun stressed personal
pron 1 z'n masculine third-person singular possessive pronoun personal unstressed
pron 1 zijne masculine third-person predicative possessive pronoun personal
ikⓦ pron 1 zich masculine third-person predicative possessive pronoun personal reflexive
pron 1 zijner masculine third-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 1 zijns masculine third-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 1 zij feminine third-person subjective singular pronoun stressed personal
pron 1 ze feminine third-person subjective singular pronoun personal unstressed
pron 1 haar feminine third-person objective singular pronoun stressed personal
pron 1 h'r feminine third-person objective singular pronoun personal unstressed
pron 1 'r feminine third-person objective singular pronoun personal unstressed
pron 1 d'r feminine third-person objective singular pronoun personal unstressed
pron 1 haar feminine third-person singular possessive pronoun stressed personal
ikⓦ pron 1 h'r feminine third-person singular possessive pronoun personal unstressed
pron 1 'r feminine third-person singular possessive pronoun personal unstressed
pron 1 d'r feminine third-person singular possessive pronoun personal unstressed
pron 1 hare feminine third-person predicative possessive pronoun personal
pron 1 zich feminine third-person predicative possessive pronoun personal reflexive
pron 1 harer feminine third-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 1 haars feminine third-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 1 het neuter third-person subjective singular pronoun stressed personal
pron 1 't neuter third-person subjective singular pronoun personal unstressed
pron 1 het neuter third-person objective singular pronoun stressed personal
ikⓦ pron 1 't neuter third-person objective singular pronoun personal unstressed
pron 1 zijn neuter third-person singular possessive pronoun stressed personal
pron 1 z'n neuter third-person singular possessive pronoun personal unstressed
pron 1 zijne neuter third-person predicative possessive pronoun personal
pron 1 zich neuter third-person predicative possessive pronoun personal reflexive
pron 1 zijner neuter third-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 1 zijns neuter third-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 1 3rd person gender-neutral neuter third-person singular pronoun personal
pron 1 hen subjective singular pronoun stressed personal
pron 1 - subjective singular pronoun personal unstressed
ikⓦ pron 1 hen objective singular pronoun stressed personal
pron 1 - objective singular pronoun personal unstressed
pron 1 hun singular possessive pronoun stressed personal
pron 1 - singular possessive pronoun personal unstressed
pron 1 hunne predicative possessive pronoun personal
pron 1 zich predicative possessive pronoun personal reflexive
pron 1 hunner genitive predicative pronoun archaic personal
pron 1 huns genitive predicative pronoun archaic personal
pron 1 wij first-person plural pronoun stressed personal
pron 1 we first-person plural pronoun personal unstressed
ikⓦ pron 1 ons first-person plural pronoun stressed personal
pron 1 - first-person plural pronoun personal unstressed
pron 1 onze first-person plural pronoun stressed personal
pron 1 onze first-person predicative plural possessive pronoun personal
pron 1 ons first-person predicative plural possessive pronoun personal reflexive
pron 1 onzer first-person genitive predicative plural pronoun archaic personal
pron 1 onzes first-person genitive predicative plural pronoun archaic personal
pron 1 jullie second-person plural pronoun stressed personal
pron 1 je second-person plural pronoun personal unstressed
pron 1 - second-person predicative plural possessive pronoun personal
ikⓦ pron 1 je second-person predicative plural possessive pronoun personal reflexive
pron 1 - second-person genitive predicative plural pronoun archaic personal
pron 1 gij second-person plural pronoun archaic stressed personal dialectal
pron 1 ge second-person plural pronoun archaic personal dialectal unstressed
pron 1 u second-person plural pronoun archaic stressed personal dialectal
pron 1 - second-person plural pronoun archaic personal dialectal unstressed
pron 1 uw second-person plural pronoun archaic stressed personal dialectal
pron 1 uwe second-person predicative plural possessive pronoun archaic personal dialectal
pron 1 u second-person predicative plural possessive pronoun archaic personal dialectal reflexive
pron 1 uwer second-person genitive predicative plural pronoun archaic personal dialectal
ikⓦ pron 1 uws second-person genitive predicative plural pronoun archaic personal dialectal
pron 1 u second-person plural pronoun formal stressed personal
pron 1 - second-person plural pronoun formal personal unstressed
pron 1 uw second-person plural pronoun formal stressed personal
pron 1 uwe second-person predicative plural possessive pronoun formal personal
pron 1 u second-person predicative plural possessive pronoun formal personal reflexive
pron 1 zich second-person predicative plural possessive pronoun formal personal reflexive
pron 1 uwer second-person genitive predicative plural pronoun formal archaic personal
pron 1 uws second-person genitive predicative plural pronoun formal archaic personal
pron 1 zij third-person plural pronoun stressed personal
ikⓦ pron 1 ze third-person plural pronoun personal unstressed
pron 1 hen third-person plural pronoun stressed personal
pron 1 hun third-person plural pronoun stressed personal
pron 1 - third-person plural pronoun personal unstressed
pron 1 hunne third-person predicative plural possessive pronoun personal
pron 1 zich third-person predicative plural possessive pronoun personal reflexive
pron 1 hunner third-person genitive predicative plural pronoun archaic personal
pron 1 huns third-person genitive predicative plural pronoun archaic personal
pron 1 ick alternative
pron 1 ikke informal childish alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
dat kan bruin niet trekkenⓦ proverb 1 dat kan de bruine niet trekken alternative
proverb 1 dat kon bruin niet trekken past alternative
proverb 1 dat kon de bruine niet trekken past alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
kerstekindⓦ noun 1 kerstekinderen plural
noun 1 kerstekindje neuter diminutive
noun 1 kerstkind Netherlands alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
universiteitⓦ noun 1 universiteiten plural
noun 1 universiteitje neuter diminutive
noun 1 uni clipping alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
wir haben es nicht gewußtⓦ phrase 1 wir haben es nicht gewusst alternative
phrase 1 ich habe es nicht gewußt singular alternative
phrase 1 ich habe es nicht gewusst alternative
phrase 1 wij hebben het niet geweten calque alternative
phrase 1 ik heb het niet geweten singular calque alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Negerengelsⓦ name 1 Neger-Engels alternative
name 1 N.E. initialism alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
sjappieⓦ noun 1 sjappies plural
noun 1 m also
noun 1 chappie alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
gozerⓦ noun 1 gozers plural
noun 1 gozertje neuter diminutive
noun 1 goos vocative alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
aanbodⓦ noun 1 aanboden plural rare
noun 1 aanbodje neuter diminutive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Bosjesmanⓦ noun 1 Bosjesmannen plural
noun 1 Bosjesmannetje neuter diminutive
noun 1 Boschjesman obsolete alternative
noun 1 boschjesman obsolete rare alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
besⓦ noun 1 bessen plural
noun 1 besje neuter diminutive
noun 1 bessie neuter dialectal diminutive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
doodsⓦ adj 1 no-table-tags table-tags
adj 1 nl-decl-adj inflection-template
adj 1 doods positive predicative adverbial
adj 1 doodser comparative predicative adverbial
adj 1 het doodst superlative predicative adverbial
adj 1 het doodste superlative predicative adverbial
adj 1 doods indefinite positive feminine masculine singular
adj 1 doodsere indefinite comparative feminine masculine singular
adj 1 doodste indefinite superlative feminine masculine singular
adj 1 doods indefinite positive neuter singular
doodsⓦ adj 1 doodser indefinite comparative neuter singular
adj 1 doodste indefinite superlative neuter singular
adj 1 doods indefinite positive plural
adj 1 doodsere indefinite comparative plural
adj 1 doodste indefinite superlative plural
adj 1 doods definite positive
adj 1 doodsere definite comparative
adj 1 doodste definite superlative
adj 1 doods positive partitive
adj 1 doodsers comparative partitive
doodsⓦ adj 1 - superlative partitive
adj 1 doodsch obsolete alternative
adj 1 doosch obsolete rare alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
ambulanceⓦ noun 1 ambulances plural
noun 1 ambu clipping alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
elektrocardiogramⓦ noun 1 elektrocardiogrammen plural
noun 1 ecg abbreviation alternative
noun 1 electrocardiogram alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
vriesweerⓦ noun 1 vriesweertje neuter diminutive
noun 1 vriesweder archaic alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
soennitischⓦ adj 1 no-table-tags table-tags
adj 1 nl-decl-adj inflection-template
adj 1 soennitisch positive predicative adverbial
adj 1 soennitische indefinite positive feminine masculine singular
adj 1 soennitisch indefinite positive neuter singular
adj 1 soennitische indefinite positive plural
adj 1 soennitische definite positive
adj 1 soennitisch positive partitive
adj 1 Soennitisch alternative
adj 1 sunnitisch archaic alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
tergenⓦ verb 1 weak table-tags
verb 1 nl-conj-wk inflection-template
verb 1 tergen infinitive
verb 1 tergen neuter gerund
verb 1 terg first-person singular present
verb 1 tergde first-person singular past
verb 1 tergt second-person singular present
verb 1 terg second-person singular present
verb 1 tergde second-person singular past
verb 1 tergt second-person singular present formal
tergenⓦ verb 1 tergde second-person singular past formal
verb 1 tergt second-person singular present colloquial Flanders
verb 1 tergt second-person singular present formal majestic archaic
verb 1 tergde second-person singular past colloquial Flanders
verb 1 tergde second-person singular past formal majestic archaic
verb 1 tergt third-person singular present
verb 1 tergde third-person singular past
verb 1 tergen plural present
verb 1 tergden plural past
verb 1 terge singular present subjunctive archaic
tergenⓦ verb 1 tergde singular past subjunctive archaic
verb 1 tergen plural present subjunctive archaic
verb 1 tergden plural past subjunctive archaic
verb 1 terg singular present imperative
verb 1 tergt plural present imperative archaic
verb 1 tergend present participle
verb 1 getergd past participle

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
meedogenloosⓦ adj 1 no-table-tags table-tags
adj 1 nl-decl-adj inflection-template
adj 1 meedogenloos positive predicative adverbial
adj 1 meedogenlozer comparative predicative adverbial
adj 1 het meedogenloost superlative predicative adverbial
adj 1 het meedogenlooste superlative predicative adverbial
adj 1 meedogenloze indefinite positive feminine masculine singular
adj 1 meedogenlozere indefinite comparative feminine masculine singular
adj 1 meedogenlooste indefinite superlative feminine masculine singular
adj 1 meedogenloos indefinite positive neuter singular
meedogenloosⓦ adj 1 meedogenlozer indefinite comparative neuter singular
adj 1 meedogenlooste indefinite superlative neuter singular
adj 1 meedogenloze indefinite positive plural
adj 1 meedogenlozere indefinite comparative plural
adj 1 meedogenlooste indefinite superlative plural
adj 1 meedogenloze definite positive
adj 1 meedogenlozere definite comparative
adj 1 meedogenlooste definite superlative
adj 1 meedogenloos positive partitive
adj 1 meedogenlozers comparative partitive
meedogenloosⓦ adj 1 - superlative partitive
adj 1 mededogenloos dated alternative
adj 1 meêdogenloos obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
parochieⓦ noun 1 parochies plural
noun 1 parochiën plural
noun 1 prochie archaic dialectal alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
rokerenⓦ verb 1 weak table-tags
verb 1 nl-conj-wk inflection-template
verb 1 rokeren infinitive
verb 1 rokeren neuter gerund
verb 1 rokeer first-person singular present
verb 1 rokeerde first-person singular past
verb 1 rokeert second-person singular present
verb 1 rokeer second-person singular present
verb 1 rokeerde second-person singular past
verb 1 rokeert second-person singular present formal
rokerenⓦ verb 1 rokeerde second-person singular past formal
verb 1 rokeert second-person singular present colloquial Flanders
verb 1 rokeert second-person singular present formal majestic archaic
verb 1 rokeerde second-person singular past colloquial Flanders
verb 1 rokeerde second-person singular past formal majestic archaic
verb 1 rokeert third-person singular present
verb 1 rokeerde third-person singular past
verb 1 rokeren plural present
verb 1 rokeerden plural past
verb 1 rokere singular present subjunctive archaic
rokerenⓦ verb 1 rokeerde singular past subjunctive archaic
verb 1 rokeren plural present subjunctive archaic
verb 1 rokeerden plural past subjunctive archaic
verb 1 rokeer singular present imperative
verb 1 rokeert plural present imperative archaic
verb 1 rokerend present participle
verb 1 gerokeerd past participle
verb 1 rocheren alternative
verb 1 rocheeren obsolete alternative
verb 1 rokeeren obsolete alternative
rokerenⓦ verb 1 roqueeren obsolete alternative
verb 1 roqueren alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
rotondeⓦ noun 1 rotondes plural
noun 1 rotonden plural
noun 1 rotondetje neuter diminutive
noun 1 rontonde alternative misconstruction

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
klavertjevierⓦ noun 1 klavertjesvier plural
noun 1 klaverenvier archaic alternative
noun 1 klavertje-vier alternative
noun 1 klavervier uncommon alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
knäckebrödⓦ noun 1 knäckebrödje neuter diminutive
noun 1 knäckebrood colloquial alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
schminkdoosⓦ noun 1 schminkdozen plural
noun 1 schminkdoosje neuter diminutive
noun 1 schminkdozeken neuter Brabant diminutive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
sofismeⓦ noun 1 sofismen plural
noun 1 sofismes plural
noun 1 sophisma obsolete alternative
noun 1 sophisme dated alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
bedottenⓦ verb 1 weak table-tags
verb 1 nl-conj-wk inflection-template
verb 1 bedotten infinitive
verb 1 bedotten neuter gerund
verb 1 bedot first-person singular present
verb 1 bedotte first-person singular past
verb 1 bedot second-person singular present
verb 1 bedotte second-person singular past
verb 1 bedot second-person singular present formal
verb 1 bedotte second-person singular past formal
bedottenⓦ verb 1 bedot second-person singular present colloquial Flanders
verb 1 bedot second-person singular present formal majestic archaic
verb 1 bedotte second-person singular past colloquial Flanders
verb 1 bedotte second-person singular past formal majestic archaic
verb 1 bedot third-person singular present
verb 1 bedotte third-person singular past
verb 1 bedotten plural present
verb 1 bedotten plural past
verb 1 bedotte singular present subjunctive archaic
verb 1 bedotte singular past subjunctive archaic
bedottenⓦ verb 1 bedotten plural present subjunctive archaic
verb 1 bedotten plural past subjunctive archaic
verb 1 bedot singular present imperative
verb 1 bedot plural present imperative archaic
verb 1 bedottend present participle
verb 1 bedot past participle
verb 1 bedodden Brabant alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
kasteleinesⓦ noun 1 kasteleinessen plural
noun 1 kastelein masculine
noun 1 kasteleinesse archaic alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
nieⓦ adv 1 niet standard alternative
adv 1 ni dialectal alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
zaathoutⓦ noun 1 zaathouten plural
noun 1 zaadhout dated alternative misspelling

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
nieuwⓦ adj 1 no-table-tags table-tags
adj 1 nl-decl-adj inflection-template
adj 1 nieuw positive predicative adverbial
adj 1 nieuwer comparative predicative adverbial
adj 1 het nieuwst superlative predicative adverbial
adj 1 het nieuwste superlative predicative adverbial
adj 1 nieuwe indefinite positive feminine masculine singular
adj 1 nieuwere indefinite comparative feminine masculine singular
adj 1 nieuwste indefinite superlative feminine masculine singular
adj 1 nieuw indefinite positive neuter singular
nieuwⓦ adj 1 nieuwer indefinite comparative neuter singular
adj 1 nieuwste indefinite superlative neuter singular
adj 1 nieuwe indefinite positive plural
adj 1 nieuwere indefinite comparative plural
adj 1 nieuwste indefinite superlative plural
adj 1 nieuwe definite positive
adj 1 nieuwere definite comparative
adj 1 nieuwste definite superlative
adj 1 nieuws positive partitive
adj 1 nieuwers comparative partitive
nieuwⓦ adj 1 - superlative partitive
adj 1 nie Eastern Netherlands alternative
adj 1 nij alternative
adj 1 nieuwt dialectal alternative
adj 1 nouw alternative
adj 1 nuw alternative
adj 1 nuwt alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
redeⓦ noun 1 reden plural
noun 1 redens plural
noun 1 redetje neuter diminutive
noun 1 ree literary dialectal alternative
noun 1 reede obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
antiheldⓦ noun 1 antihelden plural
noun 1 antiheldje neuter diminutive
noun 1 antiheldin feminine
noun 1 anti-held colloquial alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Aziëⓦ name 1 Aziatisch adjective
name 1 Aziaat masculine demonym
name 1 Aziatische feminine demonym
name 1 Azie common alternative misspelling

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
kechⓦ noun 1 kechs plural
noun 1 kechje neuter diminutive
noun 1 kechie neuter diminutive
noun 1 ke7 Arabic alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
boos oogⓦ noun 1 boze ogen plural
noun 1 boos oogje neuter diminutive
noun 1 boze oog inflected alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
rupsⓦ noun 1 rupsen plural
noun 1 rupsje neuter diminutive
noun 1 rips Dutch Southern dialectal alternative
noun 1 roepe Eastern Netherlands dialectal alternative
noun 1 roeps Eastern Netherlands dialectal alternative
noun 1 rupse dialectal alternative
noun 1 rupsene obsolete alternative
noun 1 rusp dated dialectal alternative
noun 1 ruspe obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
niksⓦ pron 1 nix slang deliberate alternative misspelling

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
boekenwurmⓦ noun 1 boekenwurmen plural
noun 1 boekenwurmpje neuter diminutive
noun 1 boekenworm dated uncommon alternative
noun 1 boekworm dated alternative
noun 1 boekwurm dated alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
dezeⓦ det 1 dit neuter
det 1 dees alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
dezeⓦ pron 1 dit neuter
pron 1 dezen plural personal
pron 1 dees alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
dorpsbewonerⓦ noun 1 dorpsbewoners plural
noun 1 dorpsbewonertje neuter diminutive
noun 1 dorpsbewoonster feminine
noun 1 dorpbewoner uncommon alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
beduveldⓦ verb 1 no-table-tags table-tags
verb 1 nl-decl-past-ptc inflection-template
verb 1 beduveld predicative adverbial
verb 1 beduvelde indefinite feminine masculine singular
verb 1 beduveld indefinite neuter singular
verb 1 beduvelde indefinite plural
verb 1 beduvelde definite
verb 1 beduvelds partitive
verb 1 beduiveld uncommon alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
fotoshoppenⓦ verb 1 weak table-tags
verb 1 nl-conj-wk inflection-template
verb 1 fotoshoppen infinitive
verb 1 fotoshoppen neuter gerund
verb 1 fotoshop first-person singular present
verb 1 fotoshopte first-person singular past
verb 1 fotoshopt second-person singular present
verb 1 fotoshop second-person singular present
verb 1 fotoshopte second-person singular past
verb 1 fotoshopt second-person singular present formal
fotoshoppenⓦ verb 1 fotoshopte second-person singular past formal
verb 1 fotoshopt second-person singular present colloquial Flanders
verb 1 fotoshopt second-person singular present formal majestic archaic
verb 1 fotoshopte second-person singular past colloquial Flanders
verb 1 fotoshopte second-person singular past formal majestic archaic
verb 1 fotoshopt third-person singular present
verb 1 fotoshopte third-person singular past
verb 1 fotoshoppen plural present
verb 1 fotoshopten plural past
verb 1 fotoshoppe singular present subjunctive archaic
fotoshoppenⓦ verb 1 fotoshopte singular past subjunctive archaic
verb 1 fotoshoppen plural present subjunctive archaic
verb 1 fotoshopten plural past subjunctive archaic
verb 1 fotoshop singular present imperative
verb 1 fotoshopt plural present imperative archaic
verb 1 fotoshoppend present participle
verb 1 gefotoshopt past participle
verb 1 photoshoppen nonstandard alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
halfzusⓦ noun 1 halfzussen plural
noun 1 halfzusje neuter diminutive
noun 1 halfbroer masculine
noun 1 halfzuster formal dated alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
ter zieleⓦ phrase 1 ter siele obsolete alternative
phrase 1 ter sielen obsolete alternative
phrase 1 ter zielen archaic alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
voedsterⓦ noun 1 voedsters plural
noun 1 voedstertje neuter diminutive
noun 1 voeder masculine
noun 1 voedsters plural
noun 1 voedstertje neuter diminutive
noun 1 konijn masculine

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
vergiftleerⓦ noun 1 vergifleer dated uncommon alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
16-plusserⓦ noun 1 16-plussers plural
noun 1 16+er alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
eensⓦ adj 1 meer eens comparative
adj 1 meest eens superlative
adj 1 is informal dialectal alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
enfinⓦ adv 1 afijn informal alternative
adv 1 affijn nonstandard alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Bataafs Gemenebestⓦ name 1 Bataafsch Gemenebest obsolete alternative
name 1 Bataafsche Gemenebest obsolete uncommon alternative
name 1 Bataafse Gemenebest alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Jeroenⓦ name 1 Joen masculine name alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
topografieⓦ noun 1 topografieën plural
noun 1 topografietje neuter diminutive
noun 1 topographie obsolete alternative
noun 1 topo clipping alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
vergissen is menselijkⓦ proverb 1 vergissen is menschelijk obsolete uncommon alternative
proverb 1 zich vergissen is menselijk uncommon alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
wet van de grote aantallenⓦ name 1 wet van de grote getallen alternative
name 1 wet van grote aantallen uncommon alternative
name 1 wet van grote getallen uncommon alternative
name 1 wet der grote aantallen alternative
name 1 wet der grote getallen alternative
name 1 wet van het grote aantal alternative
name 1 wet van het grote getal alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
-inⓦ suffix 1 -innen plural
suffix 1 -innetje diminutive
suffix 1 -inne obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
schoonbroerⓦ noun 1 schoonbroers plural
noun 1 schoonbroertje neuter diminutive
noun 1 schoonbroeder formal dated alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
oogstⓦ noun 1 oogsten plural
noun 1 oogstje neuter diminutive
noun 1 oegst dialectal alternative
noun 1 oest Southern dialectal alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
dakⓦ noun 1 daken plural
noun 1 dakje neuter diminutive
noun 1 daakje neuter rare diminutive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
alsof er een engeltje op je tong piestⓦ phrase 1 alsof een engeltje op je tong piest alternative
phrase 1 alsof er een engeltje op je tong fietst rare alternative euphemistic

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Stavorenⓦ name 1 Staveren historical alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
nikkerⓦ noun 1 nikkers plural
noun 1 nikkertje neuter diminutive
noun 1 n-woord rare alternative euphemistic

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
preiⓦ noun 1 preien plural
noun 1 preitje neuter diminutive
noun 1 porei dated alternative
noun 1 porrei obsolete alternative
noun 1 porreij obsolete alternative
noun 1 porrey obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
ruienⓦ verb 1 weak table-tags
verb 1 nl-conj-wk inflection-template
verb 1 ruien infinitive
verb 1 ruien neuter gerund
verb 1 rui first-person singular present
verb 1 ruide first-person singular past
verb 1 ruit second-person singular present
verb 1 rui second-person singular present
verb 1 ruide second-person singular past
verb 1 ruit second-person singular present formal
ruienⓦ verb 1 ruide second-person singular past formal
verb 1 ruit second-person singular present colloquial Flanders
verb 1 ruit second-person singular present formal majestic archaic
verb 1 ruide second-person singular past colloquial Flanders
verb 1 ruide second-person singular past formal majestic archaic
verb 1 ruit third-person singular present
verb 1 ruide third-person singular past
verb 1 ruien plural present
verb 1 ruiden plural past
verb 1 ruie singular present subjunctive archaic
ruienⓦ verb 1 ruide singular past subjunctive archaic
verb 1 ruien plural present subjunctive archaic
verb 1 ruiden plural past subjunctive archaic
verb 1 rui singular present imperative
verb 1 ruit plural present imperative archaic
verb 1 ruiend present participle
verb 1 geruid past participle
verb 1 ruiven Belgium alternative
verb 1 ruyen obsolete alternative
verb 1 ruiden obsolete alternative
ruienⓦ verb 1 ruyden obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
polyvinylchlorideⓦ noun 1 polyvinylchloriden plural
noun 1 polyvinylchlorides plural
noun 1 polyvinylchloridetje neuter diminutive
noun 1 pvc initialism alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Taiwanⓦ name 1 Taywan obsolete historical alternative
name 1 Tayouan obsolete historical alternative
name 1 Tayoan obsolete historical alternative
name 1 Taioan obsolete historical alternative
name 1 Thaiwan obsolete historical alternative
name 1 Teyouvan obsolete historical alternative
name 1 Teyoan obsolete historical alternative
name 1 Teijoan obsolete historical alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
iemandⓦ pron 1 iemands genitive
pron 1 iem. abbreviation alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
eikvarenⓦ noun 1 eikvarens plural
noun 1 eikvarentje neuter diminutive
noun 1 eikenvaren archaic uncommon alternative
noun 1 eikevaren alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Welshⓦ adj 1 no-table-tags table-tags
adj 1 nl-decl-adj inflection-template
adj 1 Welsh positive predicative adverbial
adj 1 Welsher comparative predicative adverbial
adj 1 het Welsht superlative predicative adverbial
adj 1 het Welshte superlative predicative adverbial
adj 1 Welshe indefinite positive feminine masculine singular
adj 1 Welshere indefinite comparative feminine masculine singular
adj 1 Welshte indefinite superlative feminine masculine singular
adj 1 Welsh indefinite positive neuter singular
Welshⓦ adj 1 Welsher indefinite comparative neuter singular
adj 1 Welshte indefinite superlative neuter singular
adj 1 Welshe indefinite positive plural
adj 1 Welshere indefinite comparative plural
adj 1 Welshte indefinite superlative plural
adj 1 Welshe definite positive
adj 1 Welshere definite comparative
adj 1 Welshte definite superlative
adj 1 Welsh positive partitive
adj 1 Welshers comparative partitive
Welshⓦ adj 1 - superlative partitive
adj 1 Wels uncommon alternative
adj 1 Welsch obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Afrikanerⓦ noun 1 Afrikaners plural
noun 1 Afrikanertje neuter diminutive
noun 1 Afrikaander dated historical alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
geerⓦ noun 1 ghere Early Modern alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
sergeantⓦ noun 1 sergeants plural
noun 1 sergeanten plural
noun 1 sergeantje neuter diminutive
noun 1 sergant obsolete alternative
noun 1 sergent obsolete alternative
noun 1 serjant obsolete alternative
noun 1 sersjant informal archaic alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
ansichtkaartⓦ noun 1 ansichtkaarten plural
noun 1 ansichtkaartje neuter diminutive
noun 1 ansichtskaart dated alternative
noun 1 anzichtkaart alternative misspelling

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
herenboerⓦ noun 1 herenboeren plural
noun 1 herenboertje neuter diminutive
noun 1 heerboer Northern Netherlands dialectal alternative
noun 1 heereboer obsolete alternative
noun 1 heerenboer obsolete alternative
noun 1 hereboer alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
preekgestoelteⓦ noun 1 preekgestoelten plural
noun 1 predikgestoelte formal dated alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
walvisvaartⓦ noun 1 walvischvaart obsolete alternative
noun 1 walvischvaert obsolete rare alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Hardenneⓦ name 1 Ardennen Ardennes alternative
name 1 Ardenne surname alternative
name 1 van Hardenne surname alternative
name 1 Van Hardenne surname alternative
name 1 van Ardenne surname alternative
name 1 Van Ardenne surname alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Oekraïneⓦ name 1 Oekraïens adjective
name 1 Oekraïner masculine demonym
name 1 Oekraïense feminine demonym
name 1 Oekraïene dated alternative
name 1 Oekraine dated alternative
name 1 Ukraine obsolete alternative
name 1 Ukraïne dated alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
plokworstⓦ noun 1 plokworsten plural
noun 1 plockworst dated alternative
noun 1 Plockworst archaic alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
hogere burgerschoolⓦ noun 1 hogere burgerscholen plural
noun 1 hoogere burgerschool obsolete alternative
noun 1 hogereburgerschool alternative
noun 1 hbs acronym abbreviation alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
blauwⓦ adj 1 no-table-tags table-tags
adj 1 nl-decl-adj inflection-template
adj 1 blauw positive predicative adverbial
adj 1 blauwer comparative predicative adverbial
adj 1 het blauwst superlative predicative adverbial
adj 1 het blauwste superlative predicative adverbial
adj 1 blauwe indefinite positive feminine masculine singular
adj 1 blauwere indefinite comparative feminine masculine singular
adj 1 blauwste indefinite superlative feminine masculine singular
adj 1 blauw indefinite positive neuter singular
blauwⓦ adj 1 blauwer indefinite comparative neuter singular
adj 1 blauwste indefinite superlative neuter singular
adj 1 blauwe indefinite positive plural
adj 1 blauwere indefinite comparative plural
adj 1 blauwste indefinite superlative plural
adj 1 blauwe definite positive
adj 1 blauwere definite comparative
adj 1 blauwste definite superlative
adj 1 blauws positive partitive
adj 1 blauwers comparative partitive
blauwⓦ adj 1 - superlative partitive
adj 1 blouw alternative misspelling
adj 1 blaauw alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
blauwⓦ noun 1 blauwen plural
noun 1 blauwtje neuter diminutive
noun 1 blouw alternative misspelling
noun 1 blaauw alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
bijna-doodervaringⓦ noun 1 bijna-doodervaringen plural
noun 1 bijna-doodservaring colloquial uncommon alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
vakantieⓦ noun 1 vakanties plural
noun 1 vakantiën plural archaic
noun 1 vakantietje neuter diminutive
noun 1 vacantie alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
seksueelⓦ adj 1 no-table-tags table-tags
adj 1 nl-decl-adj inflection-template
adj 1 seksueel positive predicative adverbial
adj 1 seksueler comparative predicative adverbial
adj 1 het seksueelst superlative predicative adverbial
adj 1 het seksueelste superlative predicative adverbial
adj 1 seksuele indefinite positive feminine masculine singular
adj 1 seksuelere indefinite comparative feminine masculine singular
adj 1 seksueelste indefinite superlative feminine masculine singular
adj 1 seksueel indefinite positive neuter singular
seksueelⓦ adj 1 seksueler indefinite comparative neuter singular
adj 1 seksueelste indefinite superlative neuter singular
adj 1 seksuele indefinite positive plural
adj 1 seksuelere indefinite comparative plural
adj 1 seksueelste indefinite superlative plural
adj 1 seksuele definite positive
adj 1 seksuelere definite comparative
adj 1 seksueelste definite superlative
adj 1 seksueels positive partitive
adj 1 seksuelers comparative partitive
seksueelⓦ adj 1 - superlative partitive
adj 1 sexuaal archaic alternative
adj 1 sexueel alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
nonchalantⓦ adj 1 no-table-tags table-tags
adj 1 nl-decl-adj inflection-template
adj 1 nonchalant positive predicative adverbial
adj 1 nonchalanter comparative predicative adverbial
adj 1 het nonchalantst superlative predicative adverbial
adj 1 het nonchalantste superlative predicative adverbial
adj 1 nonchalante indefinite positive feminine masculine singular
adj 1 nonchalantere indefinite comparative feminine masculine singular
adj 1 nonchalantste indefinite superlative feminine masculine singular
adj 1 nonchalant indefinite positive neuter singular
nonchalantⓦ adj 1 nonchalanter indefinite comparative neuter singular
adj 1 nonchalantste indefinite superlative neuter singular
adj 1 nonchalante indefinite positive plural
adj 1 nonchalantere indefinite comparative plural
adj 1 nonchalantste indefinite superlative plural
adj 1 nonchalante definite positive
adj 1 nonchalantere definite comparative
adj 1 nonchalantste definite superlative
adj 1 nonchalants positive partitive
adj 1 nonchalanters comparative partitive
nonchalantⓦ adj 1 - superlative partitive
adj 1 noncha colloquial alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
weerⓦ noun 1 wier alternative
noun 1 weure alternative
noun 1 weur alternative
noun 1 war alternative
noun 1 warre dialectal alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
bronnenkritiekⓦ noun 1 bronkritiek alternative
noun 1 bronnencritiek dated alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
zachtjesⓦ adv 1 zachtkens Southern alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
armoedzaaierⓦ noun 1 armoedzaaiers plural
noun 1 armoedzaaiertje neuter diminutive
noun 1 armoeizaaier alternative
noun 1 armoezaaier Belgium alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
schoeljeⓦ noun 1 schoeljes plural
noun 1 schoelie Dutch Southern alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
-iserenⓦ suffix 1 -iseerde past
suffix 1 -iseerd past participle

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
arminiaansⓦ adj 1 no-table-tags table-tags
adj 1 nl-decl-adj inflection-template
adj 1 arminiaans positive predicative adverbial
adj 1 arminiaanse indefinite positive feminine masculine singular
adj 1 arminiaans indefinite positive neuter singular
adj 1 arminiaanse indefinite positive plural
adj 1 arminiaanse definite positive
adj 1 arminiaans positive partitive
adj 1 Arminiaans alternative
adj 1 Arminiaansch archaic alternative
arminiaansⓦ adj 1 Arminiaensch obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
zogenaamdⓦ adj 1 no-table-tags table-tags
adj 1 nl-decl-adj inflection-template
adj 1 zogenaamd positive predicative adverbial
adj 1 zogenaamde indefinite positive feminine masculine singular
adj 1 zogenaamd indefinite positive neuter singular
adj 1 zogenaamde indefinite positive plural
adj 1 zogenaamde definite positive
adj 1 zogenaamds positive partitive
adj 1 z.g. abbreviation alternative
adj 1 zg. abbreviation alternative
zogenaamdⓦ adj 1 zgn. abbreviation alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
bediedselⓦ noun 1 bediedsels plural
noun 1 bediedseltje neuter diminutive
noun 1 beduidsel Northern obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
slufterⓦ noun 1 slufters plural
noun 1 slofter uncommon alternative
noun 1 slochter alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
eeniederⓦ pron 1 een ieder Suriname alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
uweⓦ pron 1 no-table-tags table-tags
pron 1 nl-decl-personal pronouns inflection-template
pron 1 ik first-person subjective singular pronoun stressed personal
pron 1 'k first-person subjective singular pronoun personal unstressed
pron 1 mij first-person objective singular pronoun stressed personal
pron 1 me first-person objective singular pronoun personal unstressed
pron 1 mijn first-person singular possessive pronoun stressed personal
pron 1 m'n first-person singular possessive pronoun personal unstressed
pron 1 mijne first-person predicative possessive pronoun personal
pron 1 me first-person predicative possessive pronoun personal reflexive
uweⓦ pron 1 mijner first-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 1 mijns first-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 1 jij second-person subjective singular pronoun stressed personal
pron 1 je second-person subjective singular pronoun personal unstressed
pron 1 jou second-person objective singular pronoun stressed personal
pron 1 je second-person objective singular pronoun personal unstressed
pron 1 jouw second-person singular possessive pronoun stressed personal
pron 1 je second-person singular possessive pronoun personal unstressed
pron 1 jouwe second-person predicative possessive pronoun personal
pron 1 je second-person predicative possessive pronoun personal reflexive
uweⓦ pron 1 jouwer second-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 1 jouws second-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 1 gij second-person subjective singular pronoun archaic stressed personal dialectal
pron 1 ge second-person subjective singular pronoun archaic personal dialectal unstressed
pron 1 u second-person objective singular pronoun archaic stressed personal dialectal
pron 1 - second-person objective singular pronoun archaic personal dialectal unstressed
pron 1 uw second-person singular possessive pronoun archaic stressed personal dialectal
pron 1 - second-person singular possessive pronoun archaic personal dialectal unstressed
pron 1 uwe second-person predicative possessive pronoun archaic personal dialectal
pron 1 u second-person predicative possessive pronoun archaic personal dialectal reflexive
uweⓦ pron 1 uwer second-person genitive predicative pronoun archaic personal dialectal
pron 1 uws second-person genitive predicative pronoun archaic personal dialectal
pron 1 u second-person subjective singular pronoun formal stressed personal
pron 1 - second-person subjective singular pronoun formal personal unstressed
pron 1 u second-person objective singular pronoun formal stressed personal
pron 1 - second-person objective singular pronoun formal personal unstressed
pron 1 uw second-person singular possessive pronoun formal stressed personal
pron 1 - second-person singular possessive pronoun formal personal unstressed
pron 1 uwe second-person predicative possessive pronoun formal personal
pron 1 u second-person predicative possessive pronoun formal personal reflexive
uweⓦ pron 1 zich second-person predicative possessive pronoun formal personal reflexive
pron 1 uwer second-person genitive predicative pronoun formal archaic personal
pron 1 uws second-person genitive predicative pronoun formal archaic personal
pron 1 hij masculine third-person subjective singular pronoun stressed personal
pron 1 ie masculine third-person subjective singular pronoun personal unstressed
pron 1 hem masculine third-person objective singular pronoun stressed personal
pron 1 'm masculine third-person objective singular pronoun personal unstressed
pron 1 zijn masculine third-person singular possessive pronoun stressed personal
pron 1 z'n masculine third-person singular possessive pronoun personal unstressed
pron 1 zijne masculine third-person predicative possessive pronoun personal
uweⓦ pron 1 zich masculine third-person predicative possessive pronoun personal reflexive
pron 1 zijner masculine third-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 1 zijns masculine third-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 1 zij feminine third-person subjective singular pronoun stressed personal
pron 1 ze feminine third-person subjective singular pronoun personal unstressed
pron 1 haar feminine third-person objective singular pronoun stressed personal
pron 1 h'r feminine third-person objective singular pronoun personal unstressed
pron 1 'r feminine third-person objective singular pronoun personal unstressed
pron 1 d'r feminine third-person objective singular pronoun personal unstressed
pron 1 haar feminine third-person singular possessive pronoun stressed personal
uweⓦ pron 1 h'r feminine third-person singular possessive pronoun personal unstressed
pron 1 'r feminine third-person singular possessive pronoun personal unstressed
pron 1 d'r feminine third-person singular possessive pronoun personal unstressed
pron 1 hare feminine third-person predicative possessive pronoun personal
pron 1 zich feminine third-person predicative possessive pronoun personal reflexive
pron 1 harer feminine third-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 1 haars feminine third-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 1 het neuter third-person subjective singular pronoun stressed personal
pron 1 't neuter third-person subjective singular pronoun personal unstressed
pron 1 het neuter third-person objective singular pronoun stressed personal
uweⓦ pron 1 't neuter third-person objective singular pronoun personal unstressed
pron 1 zijn neuter third-person singular possessive pronoun stressed personal
pron 1 z'n neuter third-person singular possessive pronoun personal unstressed
pron 1 zijne neuter third-person predicative possessive pronoun personal
pron 1 zich neuter third-person predicative possessive pronoun personal reflexive
pron 1 zijner neuter third-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 1 zijns neuter third-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 1 3rd person gender-neutral neuter third-person singular pronoun personal
pron 1 hen subjective singular pronoun stressed personal
pron 1 - subjective singular pronoun personal unstressed
uweⓦ pron 1 hen objective singular pronoun stressed personal
pron 1 - objective singular pronoun personal unstressed
pron 1 hun singular possessive pronoun stressed personal
pron 1 - singular possessive pronoun personal unstressed
pron 1 hunne predicative possessive pronoun personal
pron 1 zich predicative possessive pronoun personal reflexive
pron 1 hunner genitive predicative pronoun archaic personal
pron 1 huns genitive predicative pronoun archaic personal
pron 1 wij first-person plural pronoun stressed personal
pron 1 we first-person plural pronoun personal unstressed
uweⓦ pron 1 ons first-person plural pronoun stressed personal
pron 1 - first-person plural pronoun personal unstressed
pron 1 onze first-person plural pronoun stressed personal
pron 1 onze first-person predicative plural possessive pronoun personal
pron 1 ons first-person predicative plural possessive pronoun personal reflexive
pron 1 onzer first-person genitive predicative plural pronoun archaic personal
pron 1 onzes first-person genitive predicative plural pronoun archaic personal
pron 1 jullie second-person plural pronoun stressed personal
pron 1 je second-person plural pronoun personal unstressed
pron 1 - second-person predicative plural possessive pronoun personal
uweⓦ pron 1 je second-person predicative plural possessive pronoun personal reflexive
pron 1 - second-person genitive predicative plural pronoun archaic personal
pron 1 gij second-person plural pronoun archaic stressed personal dialectal
pron 1 ge second-person plural pronoun archaic personal dialectal unstressed
pron 1 u second-person plural pronoun archaic stressed personal dialectal
pron 1 - second-person plural pronoun archaic personal dialectal unstressed
pron 1 uw second-person plural pronoun archaic stressed personal dialectal
pron 1 uwe second-person predicative plural possessive pronoun archaic personal dialectal
pron 1 u second-person predicative plural possessive pronoun archaic personal dialectal reflexive
pron 1 uwer second-person genitive predicative plural pronoun archaic personal dialectal
uweⓦ pron 1 uws second-person genitive predicative plural pronoun archaic personal dialectal
pron 1 u second-person plural pronoun formal stressed personal
pron 1 - second-person plural pronoun formal personal unstressed
pron 1 uw second-person plural pronoun formal stressed personal
pron 1 uwe second-person predicative plural possessive pronoun formal personal
pron 1 u second-person predicative plural possessive pronoun formal personal reflexive
pron 1 zich second-person predicative plural possessive pronoun formal personal reflexive
pron 1 uwer second-person genitive predicative plural pronoun formal archaic personal
pron 1 uws second-person genitive predicative plural pronoun formal archaic personal
pron 1 zij third-person plural pronoun stressed personal
uweⓦ pron 1 ze third-person plural pronoun personal unstressed
pron 1 hen third-person plural pronoun stressed personal
pron 1 hun third-person plural pronoun stressed personal
pron 1 - third-person plural pronoun personal unstressed
pron 1 hunne third-person predicative plural possessive pronoun personal
pron 1 zich third-person predicative plural possessive pronoun personal reflexive
pron 1 hunner third-person genitive predicative plural pronoun archaic personal
pron 1 huns third-person genitive predicative plural pronoun archaic personal
pron 1 Uwe archaic alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Aäronⓦ name 1 Aaron alternative
name 1 Aeron obsolete alternative
name 1 Aron alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
ziftenⓦ verb 1 weak table-tags
verb 1 nl-conj-wk inflection-template
verb 1 ziften infinitive
verb 1 ziften neuter gerund
verb 1 zift first-person singular present
verb 1 ziftte first-person singular past
verb 1 zift second-person singular present
verb 1 ziftte second-person singular past
verb 1 zift second-person singular present formal
verb 1 ziftte second-person singular past formal
ziftenⓦ verb 1 zift second-person singular present colloquial Flanders
verb 1 zift second-person singular present formal majestic archaic
verb 1 ziftte second-person singular past colloquial Flanders
verb 1 ziftte second-person singular past formal majestic archaic
verb 1 zift third-person singular present
verb 1 ziftte third-person singular past
verb 1 ziften plural present
verb 1 ziftten plural past
verb 1 zifte singular present subjunctive archaic
verb 1 ziftte singular past subjunctive archaic
ziftenⓦ verb 1 ziften plural present subjunctive archaic
verb 1 ziftten plural past subjunctive archaic
verb 1 zift singular present imperative
verb 1 zift plural present imperative archaic
verb 1 ziftend present participle
verb 1 gezift past participle
verb 1 zichten Southern alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
kombuisⓦ noun 1 kombuizen plural
noun 1 kombuisje neuter diminutive
noun 1 combuys obsolete alternative
noun 1 kabuis archaic alternative
noun 1 kabuys obsolete alternative
noun 1 kombuys obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Nijmegenⓦ name 1 Nimmegen obsolete alternative
name 1 Nimwegen obsolete alternative
name 1 Nimwèège dialectal alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
machineⓦ noun 1 machines plural
noun 1 machientje neuter diminutive
noun 1 machinetje neuter diminutive
noun 1 masjine alternative
noun 1 masjien alternative
noun 1 machien colloquial archaic alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
door de weekⓦ adv 1 doordeweek rare proscribed alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
aanhouderⓦ noun 1 aanhouders plural
noun 1 aanhoudster feminine
noun 1 aanaver Brabant alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
henⓦ pron 1 hun possessive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
piekⓦ noun 1 pieken plural
noun 1 piekje neuter diminutive
noun 1 pieken plural
noun 1 piekje neuter diminutive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
dactyloscopieⓦ noun 1 dactyloscopieën plural
noun 1 dactyloscopietje neuter diminutive
noun 1 dactyloskopie dated rare alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Indiërⓦ noun 1 Indiërs plural
noun 1 Indiase feminine
noun 1 Indische feminine historical

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
geleidenⓦ verb 1 weak table-tags
verb 1 nl-conj-wk inflection-template
verb 1 geleiden infinitive
verb 1 geleiden neuter gerund
verb 1 geleid first-person singular present
verb 1 geleidde first-person singular past
verb 1 geleidt second-person singular present
verb 1 geleid second-person singular present
verb 1 geleidde second-person singular past
verb 1 geleidt second-person singular present formal
geleidenⓦ verb 1 geleidde second-person singular past formal
verb 1 geleidt second-person singular present colloquial Flanders
verb 1 geleidt second-person singular present formal majestic archaic
verb 1 geleidde second-person singular past colloquial Flanders
verb 1 geleidde second-person singular past formal majestic archaic
verb 1 geleidt third-person singular present
verb 1 geleidde third-person singular past
verb 1 geleiden plural present
verb 1 geleidden plural past
verb 1 geleide singular present subjunctive archaic
geleidenⓦ verb 1 geleidde singular past subjunctive archaic
verb 1 geleiden plural present subjunctive archaic
verb 1 geleidden plural past subjunctive archaic
verb 1 geleid singular present imperative
verb 1 geleidt plural present imperative archaic
verb 1 geleidend present participle
verb 1 geleid past participle
verb 1 geleien poetic alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
zoveelⓦ pron 1 zovelen plural personal
pron 1 zooveel obsolete alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
brandnetelⓦ noun 1 brandnetels plural
noun 1 brandneteltje neuter diminutive
noun 1 barnnetel obsolete alternative
noun 1 brandenetel dated alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
azijnⓦ noun 1 azijnen plural
noun 1 azijntje neuter diminutive
noun 1 azijl East West Flanders alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
malderⓦ noun 1 malders plural
noun 1 mauwer dated alternative
noun 1 mouwer uncommon alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Nederlandseⓦ noun 1 Nederlander masculine

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
schooierⓦ noun 1 schooiers plural
noun 1 schooiertje neuter diminutive
noun 1 schooister feminine
noun 1 schoejer Brabant alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
onsⓦ det 1 form onze inflected
det 1 onze possessive independent

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
wapenkoningⓦ noun 1 wapenkoningen plural
noun 1 wapenkoninkje neuter diminutive
noun 1 koning van wapenen alternative
noun 1 koning der wapenen nonstandard alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
solidariteitⓦ noun 1 solidariteiten plural rare

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
vuurschipⓦ noun 1 vuurschepen plural
noun 1 vuurscheepje neuter diminutive
noun 1 vierschip Dutch archaic Southern alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
tjokvolⓦ adv 1 no-table-tags table-tags
adv 1 nl-decl-adj inflection-template
adv 1 tjokvol positive predicative adverbial
adv 1 tjokvolle indefinite positive feminine masculine singular
adv 1 tjokvol indefinite positive neuter singular
adv 1 tjokvolle indefinite positive plural
adv 1 tjokvolle definite positive
adv 1 tjokvols positive partitive
adv 1 tsjokvol alternative misspelling

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
kristallijn vochtⓦ noun 1 kristallijne vocht definite alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Gootⓦ noun 1 Goten plural
noun 1 Gooth singular obsolete rare alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
siemensⓦ noun 1 S abbreviation alternative
noun 1 Siemens proscribed alternative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
incunabelⓦ noun 1 incunabelen plural
noun 1 incunabels plural uncommon
noun 1 incunabeltje neuter diminutive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
balorigⓦ adj 1 baloriger comparative
adj 1 balorigst superlative
adj 1 ballorig alternative misspelling

This page is a part of the kaikki.org machine-readable dictionary. This dictionary is based on structured data extracted on 2025-11-18 from the enwiktionary dump dated 2025-11-01 using wiktextract (22806f4 and a050b89). The data shown on this site has been post-processed and various details (e.g., extra categories) removed, some information disambiguated, and additional data merged from other sources. See the raw data download page for the unprocessed wiktextract data.

If you use this data in academic research, please cite Tatu Ylonen: Wiktextract: Wiktionary as Machine-Readable Structured Data, Proceedings of the 13th Conference on Language Resources and Evaluation (LREC), pp. 1317-1325, Marseille, 20-25 June 2022. Linking to the relevant page(s) under https://kaikki.org would also be greatly appreciated.