Wiktionary data extraction errors and warnings

Dutch inflections

Download data in csv format

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
granaatwerperⓦ noun 17763 granaatwerpers plural
bospadⓦ, natuursteenⓦ, corruptiezaakⓦ, zijwielⓦ, Fourier-transformatieⓦ, kleurpotloodⓦ, veldzuringⓦ, akkerbouwbedrijfⓦ, vuile ziekteⓦ, kinddodingⓦ, stopstreepⓦ, pijlstaarteendⓦ, zevende naamvalⓦ, gatlikkerⓦ, nazomerⓦ, jaarmarktⓦ, triftongⓦ, vrachtschipⓦ, distelvinkⓦ, flauwteⓦ
noun 17763 granaatwerpertje neuter diminutive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
zweepslagjeⓦ noun 16888 zweepslagjes plural
knakworstjeⓦ, soortgenootjeⓦ, urnenveldjeⓦ, autocueⓦ, draaitafeltjeⓦ, machinetjeⓦ, nanoampèreⓦ, repressietjeⓦ, klapmutsjeⓦ, coulombⓦ, beroepsdiplomaatⓦ, makreeltjeⓦ, Fransmannetjeⓦ, roestⓦ, Schotjeⓦ, schoolslagjeⓦ, spekjeⓦ, babiⓦ, babiⓦ, falingⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
verbijsterendⓦ verb 6562 no-table-tags table-tags
zeurendⓦ, beraamdⓦ, emotionerendⓦ, rondscharrelendⓦ, bussendⓦ, uitsparendⓦ, overvleugeldⓦ, bonzendⓦ, gekeurdⓦ, gesorteerdⓦ, doorzochtⓦ, geknuppeldⓦ, afgebogenⓦ, verschenenⓦ, geteerdⓦ, ingeladenⓦ, beweidendⓦ, ontworpenⓦ, dwalendⓦ, gerantsoeneerdⓦ
verb 6562 nl-decl-pres-ptc inflection-template
verb 6562 verbijsterend predicative adverbial
verb 6562 verbijsterende predicative adverbial
verb 6562 verbijsterende indefinite feminine masculine singular
verb 6562 verbijsterend indefinite neuter singular
verb 6562 verbijsterende indefinite plural
verb 6562 verbijsterende definite
verb 6562 verbijsterends partitive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
bloggenⓦ verb 3896 weak table-tags
droogneukenⓦ, honenⓦ, mokkenⓦ, mokkenⓦ, donderenⓦ, overwerkenⓦ, varenⓦ, tafelenⓦ, fungerenⓦ, benodigenⓦ, deputerenⓦ, trouwenⓦ, vergooienⓦ, krijtenⓦ, bestoppenⓦ, stokenⓦ, biljartenⓦ, verstrikkenⓦ, bevenⓦ, confinerenⓦ
verb 3896 nl-conj-wk inflection-template
verb 3896 bloggen infinitive
verb 3896 bloggen neuter gerund
verb 3896 blog first-person singular present
verb 3896 blogde first-person singular past
verb 3896 blogt second-person singular present
verb 3896 blogde second-person singular past
verb 3896 blogt second-person singular present formal
verb 3896 blogde second-person singular past formal
bloggenⓦ verb 3896 blogt second-person singular present colloquial Flanders
droogneukenⓦ, honenⓦ, mokkenⓦ, mokkenⓦ, donderenⓦ, overwerkenⓦ, varenⓦ, tafelenⓦ, fungerenⓦ, benodigenⓦ, deputerenⓦ, trouwenⓦ, vergooienⓦ, krijtenⓦ, bestoppenⓦ, stokenⓦ, biljartenⓦ, verstrikkenⓦ, bevenⓦ, confinerenⓦ
verb 3896 blogt second-person singular present formal majestic archaic
verb 3896 blogde second-person singular past colloquial Flanders
verb 3896 blogde second-person singular past formal majestic archaic
verb 3896 blogt third-person singular present
verb 3896 blogde third-person singular past
verb 3896 bloggen plural present
verb 3896 blogden plural past
verb 3896 blogge singular present subjunctive archaic
verb 3896 blogde singular past subjunctive archaic
bloggenⓦ verb 3896 bloggen plural present subjunctive archaic
droogneukenⓦ, honenⓦ, mokkenⓦ, mokkenⓦ, donderenⓦ, overwerkenⓦ, varenⓦ, tafelenⓦ, fungerenⓦ, benodigenⓦ, deputerenⓦ, trouwenⓦ, vergooienⓦ, krijtenⓦ, bestoppenⓦ, stokenⓦ, biljartenⓦ, verstrikkenⓦ, bevenⓦ, confinerenⓦ
verb 3896 blogden plural past subjunctive archaic
verb 3896 blog singular present imperative
verb 3896 blogt plural present imperative archaic
verb 3896 bloggend present participle
verb 3896 geblogd past participle

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
kuisⓦ adj 3615 kuiser comparative
evenredigⓦ, aanhankelijkⓦ, Mandarijnsⓦ, donkergroenⓦ, drommelsⓦ, blauwigⓦ, slimⓦ, gezwindⓦ, verbaalⓦ, piekerigⓦ, sierlijkⓦ, wekelijkⓦ, taligⓦ, razendⓦ, onvolledigⓦ, Pohnpeiaansⓦ, diagonaalⓦ, lijzigⓦ, tanigⓦ, leepⓦ
adj 3615 meest kuis superlative
adj 3615 kuist superlative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
onschatbaarⓦ adj 3280 no-table-tags table-tags
evenredigⓦ, aanhankelijkⓦ, Mandarijnsⓦ, donkergroenⓦ, drommelsⓦ, blauwigⓦ, slimⓦ, gezwindⓦ, verbaalⓦ, piekerigⓦ, sierlijkⓦ, wekelijkⓦ, taligⓦ, razendⓦ, onvolledigⓦ, Pohnpeiaansⓦ, diagonaalⓦ, lijzigⓦ, tanigⓦ, leepⓦ
adj 3280 nl-decl-adj inflection-template
adj 3280 onschatbaar positive predicative adverbial
adj 3280 onschatbaarder comparative predicative adverbial
adj 3280 het onschatbaarst superlative predicative adverbial
adj 3280 het onschatbaarste superlative predicative adverbial
adj 3280 onschatbare indefinite positive feminine masculine singular
adj 3280 onschatbaardere indefinite comparative feminine masculine singular
adj 3280 onschatbaarste indefinite superlative feminine masculine singular
adj 3280 onschatbaar indefinite positive neuter singular
onschatbaarⓦ adj 3280 onschatbaarder indefinite comparative neuter singular
evenredigⓦ, aanhankelijkⓦ, Mandarijnsⓦ, donkergroenⓦ, drommelsⓦ, blauwigⓦ, slimⓦ, gezwindⓦ, verbaalⓦ, piekerigⓦ, sierlijkⓦ, wekelijkⓦ, taligⓦ, razendⓦ, onvolledigⓦ, Pohnpeiaansⓦ, diagonaalⓦ, lijzigⓦ, tanigⓦ, leepⓦ
adj 3280 onschatbaarste indefinite superlative neuter singular
adj 3280 onschatbare indefinite positive plural
adj 3280 onschatbaardere indefinite comparative plural
adj 3280 onschatbaarste indefinite superlative plural
adj 3280 onschatbare definite positive
adj 3280 onschatbaardere definite comparative
adj 3280 onschatbaarste definite superlative
adj 3280 onschatbaars positive partitive
adj 3280 onschatbaarders comparative partitive
onschatbaarⓦ adj 3280 - superlative partitive
evenredigⓦ, aanhankelijkⓦ, Mandarijnsⓦ, donkergroenⓦ, drommelsⓦ, blauwigⓦ, slimⓦ, gezwindⓦ, verbaalⓦ, piekerigⓦ, sierlijkⓦ, wekelijkⓦ, taligⓦ, razendⓦ, onvolledigⓦ, Pohnpeiaansⓦ, diagonaalⓦ, lijzigⓦ, tanigⓦ, leepⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Karpatischⓦ adj 1996 no-table-tags table-tags
kosmischⓦ, facultairⓦ, eukaryotischⓦ, klikbaarⓦ, stemplichtigⓦ, Oegrischⓦ, faliekantⓦ, romaansⓦ, bouwkundigⓦ, Lijflandsⓦ, Toengoezischⓦ, koosjerⓦ, elektromagnetischⓦ, zodiakaalⓦ, Akkadischⓦ, juvenielⓦ, waarneembaarⓦ, geestverwantⓦ, genaamdⓦ, hydrostatischⓦ
adj 1996 nl-decl-adj inflection-template
adj 1996 Karpatisch positive predicative adverbial
adj 1996 Karpatische indefinite positive feminine masculine singular
adj 1996 Karpatisch indefinite positive neuter singular
adj 1996 Karpatische indefinite positive plural
adj 1996 Karpatische definite positive
adj 1996 Karpatisch positive partitive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
aanvertrouwenⓦ verb 1012 separable weak table-tags
rondzwevenⓦ, aanervenⓦ, overwerkenⓦ, aanhitsenⓦ, aankooienⓦ, samenwerkenⓦ, uitrustenⓦ, uitrustenⓦ, bijtankenⓦ, opeisenⓦ, inklokkenⓦ, uitdelenⓦ, onderbrengenⓦ, aanglurenⓦ, ophemelenⓦ, afdweilenⓦ, terugbrengenⓦ, wildplukkenⓦ, doorkervenⓦ, afdrukkenⓦ
verb 1012 nl-conj-wk inflection-template
verb 1012 aanvertrouwen infinitive
verb 1012 aanvertrouwen neuter gerund
verb 1012 vertrouw aan first-person singular present main-clause
verb 1012 vertrouwde aan first-person singular past main-clause
verb 1012 aanvertrouw first-person singular present subordinate-clause
verb 1012 aanvertrouwde first-person singular past subordinate-clause
verb 1012 vertrouwt aan second-person singular present main-clause
verb 1012 vertrouwde aan second-person singular past main-clause
aanvertrouwenⓦ verb 1012 aanvertrouwt second-person singular present subordinate-clause
rondzwevenⓦ, aanervenⓦ, overwerkenⓦ, aanhitsenⓦ, aankooienⓦ, samenwerkenⓦ, uitrustenⓦ, uitrustenⓦ, bijtankenⓦ, opeisenⓦ, inklokkenⓦ, uitdelenⓦ, onderbrengenⓦ, aanglurenⓦ, ophemelenⓦ, afdweilenⓦ, terugbrengenⓦ, wildplukkenⓦ, doorkervenⓦ, afdrukkenⓦ
verb 1012 aanvertrouwde second-person singular past subordinate-clause
verb 1012 vertrouwt aan second-person singular present formal main-clause
verb 1012 vertrouwde aan second-person singular past formal main-clause
verb 1012 aanvertrouwt second-person singular present formal subordinate-clause
verb 1012 aanvertrouwde second-person singular past formal subordinate-clause
verb 1012 vertrouwt aan second-person singular present colloquial Flanders main-clause
verb 1012 vertrouwt aan second-person singular present formal majestic archaic main-clause
verb 1012 vertrouwde aan second-person singular past colloquial Flanders main-clause
verb 1012 vertrouwde aan second-person singular past formal majestic archaic main-clause
aanvertrouwenⓦ verb 1012 aanvertrouwt second-person singular present colloquial Flanders subordinate-clause
rondzwevenⓦ, aanervenⓦ, overwerkenⓦ, aanhitsenⓦ, aankooienⓦ, samenwerkenⓦ, uitrustenⓦ, uitrustenⓦ, bijtankenⓦ, opeisenⓦ, inklokkenⓦ, uitdelenⓦ, onderbrengenⓦ, aanglurenⓦ, ophemelenⓦ, afdweilenⓦ, terugbrengenⓦ, wildplukkenⓦ, doorkervenⓦ, afdrukkenⓦ
verb 1012 aanvertrouwt second-person singular present formal majestic archaic subordinate-clause
verb 1012 aanvertrouwde second-person singular past colloquial Flanders subordinate-clause
verb 1012 aanvertrouwde second-person singular past formal majestic archaic subordinate-clause
verb 1012 vertrouwt aan third-person singular present main-clause
verb 1012 vertrouwde aan third-person singular past main-clause
verb 1012 aanvertrouwt third-person singular present subordinate-clause
verb 1012 aanvertrouwde third-person singular past subordinate-clause
verb 1012 vertrouwen aan plural present main-clause
verb 1012 vertrouwden aan plural past main-clause
aanvertrouwenⓦ verb 1012 aanvertrouwen plural present subordinate-clause
rondzwevenⓦ, aanervenⓦ, overwerkenⓦ, aanhitsenⓦ, aankooienⓦ, samenwerkenⓦ, uitrustenⓦ, uitrustenⓦ, bijtankenⓦ, opeisenⓦ, inklokkenⓦ, uitdelenⓦ, onderbrengenⓦ, aanglurenⓦ, ophemelenⓦ, afdweilenⓦ, terugbrengenⓦ, wildplukkenⓦ, doorkervenⓦ, afdrukkenⓦ
verb 1012 aanvertrouwden plural past subordinate-clause
verb 1012 vertrouwe aan singular present subjunctive archaic main-clause
verb 1012 vertrouwde aan singular past subjunctive archaic main-clause
verb 1012 aanvertrouwe singular present subjunctive archaic subordinate-clause
verb 1012 aanvertrouwde singular past subjunctive archaic subordinate-clause
verb 1012 vertrouwen aan plural present subjunctive archaic main-clause
verb 1012 vertrouwden aan plural past subjunctive archaic main-clause
verb 1012 aanvertrouwen plural present subjunctive archaic subordinate-clause
verb 1012 aanvertrouwden plural past subjunctive archaic subordinate-clause
aanvertrouwenⓦ verb 1012 vertrouw aan singular present imperative main-clause
rondzwevenⓦ, aanervenⓦ, overwerkenⓦ, aanhitsenⓦ, aankooienⓦ, samenwerkenⓦ, uitrustenⓦ, uitrustenⓦ, bijtankenⓦ, opeisenⓦ, inklokkenⓦ, uitdelenⓦ, onderbrengenⓦ, aanglurenⓦ, ophemelenⓦ, afdweilenⓦ, terugbrengenⓦ, wildplukkenⓦ, doorkervenⓦ, afdrukkenⓦ
verb 1012 vertrouwt aan plural present imperative archaic main-clause
verb 1012 aanvertrouwend present participle main-clause
verb 1012 aanvertrouwd past participle main-clause

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
heerserⓦ noun 678 heersers plural
Belgⓦ, man van de wereldⓦ, zeurpietⓦ, communistⓦ, abtⓦ, werknemerⓦ, kandidaatⓦ, mannetjeseendⓦ, Afghaanⓦ, beleidsmakerⓦ, partijleiderⓦ, voorgangerⓦ, kampioenⓦ, weldoenerⓦ, Brusselaarⓦ, Schotⓦ, altviolistⓦ, patriarchⓦ, voorzitterⓦ, specialistⓦ
noun 678 heersertje neuter diminutive
noun 678 heerseres feminine

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
aantijgenⓦ verb 614 separable strong table-tags
opheffenⓦ, aantredenⓦ, voorbijgaanⓦ, overstekenⓦ, voorliegenⓦ, doorkervenⓦ, langslopenⓦ, ineenlopenⓦ, uitblazenⓦ, opblazenⓦ, verspringenⓦ, afblijvenⓦ, uitzittenⓦ, doorkrijgenⓦ, aanschietenⓦ, afwijkenⓦ, bezighoudenⓦ, aanvarenⓦ, uitslijpenⓦ, afkervenⓦ
verb 614 nl-conj-st inflection-template
verb 614 1 class
verb 614 aantijgen infinitive
verb 614 aantijgen neuter gerund
verb 614 tijg aan first-person singular present main-clause
verb 614 teeg aan first-person singular past main-clause
verb 614 aantijg first-person singular present subordinate-clause
verb 614 aanteeg first-person singular past subordinate-clause
verb 614 tijgt aan second-person singular present main-clause
aantijgenⓦ verb 614 teeg aan second-person singular past main-clause
opheffenⓦ, aantredenⓦ, voorbijgaanⓦ, overstekenⓦ, voorliegenⓦ, doorkervenⓦ, langslopenⓦ, ineenlopenⓦ, uitblazenⓦ, opblazenⓦ, verspringenⓦ, afblijvenⓦ, uitzittenⓦ, doorkrijgenⓦ, aanschietenⓦ, afwijkenⓦ, bezighoudenⓦ, aanvarenⓦ, uitslijpenⓦ, afkervenⓦ
verb 614 aantijgt second-person singular present subordinate-clause
verb 614 aanteeg second-person singular past subordinate-clause
verb 614 tijgt aan second-person singular present formal main-clause
verb 614 teeg aan second-person singular past formal main-clause
verb 614 aantijgt second-person singular present formal subordinate-clause
verb 614 aanteeg second-person singular past formal subordinate-clause
verb 614 tijgt aan second-person singular present colloquial Flanders main-clause
verb 614 tijgt aan second-person singular present formal majestic archaic main-clause
verb 614 teegt aan second-person singular past colloquial Flanders main-clause
aantijgenⓦ verb 614 teegt aan second-person singular past formal majestic archaic main-clause
opheffenⓦ, aantredenⓦ, voorbijgaanⓦ, overstekenⓦ, voorliegenⓦ, doorkervenⓦ, langslopenⓦ, ineenlopenⓦ, uitblazenⓦ, opblazenⓦ, verspringenⓦ, afblijvenⓦ, uitzittenⓦ, doorkrijgenⓦ, aanschietenⓦ, afwijkenⓦ, bezighoudenⓦ, aanvarenⓦ, uitslijpenⓦ, afkervenⓦ
verb 614 aantijgt second-person singular present colloquial Flanders subordinate-clause
verb 614 aantijgt second-person singular present formal majestic archaic subordinate-clause
verb 614 aanteegt second-person singular past colloquial Flanders subordinate-clause
verb 614 aanteegt second-person singular past formal majestic archaic subordinate-clause
verb 614 tijgt aan third-person singular present main-clause
verb 614 teeg aan third-person singular past main-clause
verb 614 aantijgt third-person singular present subordinate-clause
verb 614 aanteeg third-person singular past subordinate-clause
verb 614 tijgen aan plural present main-clause
aantijgenⓦ verb 614 tegen aan plural past main-clause
opheffenⓦ, aantredenⓦ, voorbijgaanⓦ, overstekenⓦ, voorliegenⓦ, doorkervenⓦ, langslopenⓦ, ineenlopenⓦ, uitblazenⓦ, opblazenⓦ, verspringenⓦ, afblijvenⓦ, uitzittenⓦ, doorkrijgenⓦ, aanschietenⓦ, afwijkenⓦ, bezighoudenⓦ, aanvarenⓦ, uitslijpenⓦ, afkervenⓦ
verb 614 aantijgen plural present subordinate-clause
verb 614 aantegen plural past subordinate-clause
verb 614 tijge aan singular present subjunctive archaic main-clause
verb 614 tege aan singular past subjunctive archaic main-clause
verb 614 aantijge singular present subjunctive archaic subordinate-clause
verb 614 aantege singular past subjunctive archaic subordinate-clause
verb 614 tijgen aan plural present subjunctive archaic main-clause
verb 614 tegen aan plural past subjunctive archaic main-clause
verb 614 aantijgen plural present subjunctive archaic subordinate-clause
aantijgenⓦ verb 614 aantegen plural past subjunctive archaic subordinate-clause
opheffenⓦ, aantredenⓦ, voorbijgaanⓦ, overstekenⓦ, voorliegenⓦ, doorkervenⓦ, langslopenⓦ, ineenlopenⓦ, uitblazenⓦ, opblazenⓦ, verspringenⓦ, afblijvenⓦ, uitzittenⓦ, doorkrijgenⓦ, aanschietenⓦ, afwijkenⓦ, bezighoudenⓦ, aanvarenⓦ, uitslijpenⓦ, afkervenⓦ
verb 614 tijg aan singular present imperative main-clause
verb 614 tijgt aan plural present imperative archaic main-clause
verb 614 aantijgend present participle main-clause
verb 614 aangetegen past participle main-clause

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
spijtenⓦ verb 580 strong table-tags
varenⓦ, begrijpenⓦ, krijtenⓦ, ontwijzenⓦ, wringenⓦ, verdrinkenⓦ, slaanⓦ, doorkervenⓦ, ontkrimpenⓦ, doorzienⓦ, verspringenⓦ, ontgaanⓦ, overschrijdenⓦ, krimpenⓦ, overwinnenⓦ, doorvarenⓦ, beslaanⓦ, ondervragenⓦ, vervlechtenⓦ, verschenkenⓦ
verb 580 nl-conj-st inflection-template
verb 580 1 class
verb 580 spijten infinitive
verb 580 spijten neuter gerund
verb 580 spijt first-person singular present
verb 580 speet first-person singular past
verb 580 spijt second-person singular present
verb 580 speet second-person singular past
verb 580 spijt second-person singular present formal
spijtenⓦ verb 580 speet second-person singular past formal
varenⓦ, begrijpenⓦ, krijtenⓦ, ontwijzenⓦ, wringenⓦ, verdrinkenⓦ, slaanⓦ, doorkervenⓦ, ontkrimpenⓦ, doorzienⓦ, verspringenⓦ, ontgaanⓦ, overschrijdenⓦ, krimpenⓦ, overwinnenⓦ, doorvarenⓦ, beslaanⓦ, ondervragenⓦ, vervlechtenⓦ, verschenkenⓦ
verb 580 spijt second-person singular present colloquial Flanders
verb 580 spijt second-person singular present formal majestic archaic
verb 580 speet second-person singular past colloquial Flanders
verb 580 speet second-person singular past formal majestic archaic
verb 580 spijt third-person singular present
verb 580 speet third-person singular past
verb 580 spijten plural present
verb 580 speten plural past
verb 580 spijte singular present subjunctive archaic
spijtenⓦ verb 580 spete singular past subjunctive archaic
varenⓦ, begrijpenⓦ, krijtenⓦ, ontwijzenⓦ, wringenⓦ, verdrinkenⓦ, slaanⓦ, doorkervenⓦ, ontkrimpenⓦ, doorzienⓦ, verspringenⓦ, ontgaanⓦ, overschrijdenⓦ, krimpenⓦ, overwinnenⓦ, doorvarenⓦ, beslaanⓦ, ondervragenⓦ, vervlechtenⓦ, verschenkenⓦ
verb 580 spijten plural present subjunctive archaic
verb 580 speten plural past subjunctive archaic
verb 580 spijt singular present imperative
verb 580 spijt plural present imperative archaic
verb 580 spijtend present participle
verb 580 gespeten past participle

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
gestichtⓦ verb 346 no-table-tags table-tags
razendⓦ, gedwongenⓦ, doorzienⓦ, ontgaanⓦ, gewaadⓦ, verbaasdⓦ, verbogenⓦ, onthoudenⓦ, benauwdⓦ, verspillendⓦ, vergaandⓦ, uitgebreidⓦ, weerstaanⓦ, verslapenⓦ, afgekeurdⓦ, achterhaaldⓦ, uitdagendⓦ, ontladenⓦ, verdomdⓦ, geduchtⓦ
verb 346 nl-decl-past-ptc inflection-template
verb 346 gesticht predicative adverbial
verb 346 gestichte indefinite feminine masculine singular
verb 346 gesticht indefinite neuter singular
verb 346 gestichte indefinite plural
verb 346 gestichte definite
verb 346 gestichts partitive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
werkneemsterⓦ noun 247 werkneemsters plural
keukenprinsesⓦ, boekenvriendinⓦ, merrieⓦ, vrijsterⓦ, pianisteⓦ, moederⓦ, redactriceⓦ, ambtenaresⓦ, arbeidsterⓦ, vertegenwoordigsterⓦ, toneelspeelsterⓦ, agenteⓦ, huisvrouwⓦ, vruchtbaarheidsgodinⓦ, poppenspeelsterⓦ, oppositieleidsterⓦ, baronesⓦ, Russinⓦ, broodschrijfsterⓦ, misbruiksterⓦ
noun 247 werkneemstertje neuter diminutive
noun 247 werknemer masculine

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
zangleraarⓦ noun 217 zangleraren plural
aanzeggerⓦ, burchtheerⓦ, strafpleiterⓦ, concubantⓦ, Estⓦ, suppoostⓦ, joggerⓦ, Irakeesⓦ, reddingswerkerⓦ, dopingzondaarⓦ, Tongaanⓦ, markgraafⓦ, marketenterⓦ, botanistⓦ, buikdanserⓦ, stierenvechterⓦ, Maleisiërⓦ, hulpboekhouderⓦ, verdelgerⓦ, Engelandvaarderⓦ
noun 217 zanglerares feminine

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
vrouwenhandelⓦ noun 203 vrouwenhandeltje neuter diminutive
lasterpraatⓦ, verkeerⓦ, trammelantⓦ, hoestⓦ, meukⓦ, kotsⓦ, thuiswerkⓦ, havermoutpapⓦ, knäckebrödⓦ, gruisⓦ, ambrasⓦ, kamermuziekⓦ, sigarettenpapierⓦ, kruitⓦ, gedoeⓦ, spraakwaterⓦ, luiⓦ, lolⓦ, zwendelⓦ, zonneschijnⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
eroverⓦ adv 181 no-table-tags table-tags
buitenⓦ, naⓦ, hierbovenⓦ, erlangsⓦ, daarachterⓦ, daaromⓦ, hiervoorbijⓦ, hierbuitenⓦ, voorⓦ, toeⓦ, waartussenⓦ, erbovenⓦ, tegenⓦ, hiervanafⓦ, hiertegenoverⓦ, ermeeⓦ, waarbinnenⓦ, waaromtrentⓦ, hieromheenⓦ, erafⓦ
adv 181 nl-pronadv-table inflection-template
adv 181 over prepositional
adv 181 over adverb postpositional
adv 181 erover error-unrecognized-form
adv 181 hierover error-unrecognized-form
adv 181 daarover error-unrecognized-form
adv 181 waarover error-unrecognized-form
adv 181 ergens over error-unrecognized-form
adv 181 nergens over error-unrecognized-form
eroverⓦ adv 181 overal over error-unrecognized-form
buitenⓦ, naⓦ, hierbovenⓦ, erlangsⓦ, daarachterⓦ, daaromⓦ, hiervoorbijⓦ, hierbuitenⓦ, voorⓦ, toeⓦ, waartussenⓦ, erbovenⓦ, tegenⓦ, hiervanafⓦ, hiertegenoverⓦ, ermeeⓦ, waarbinnenⓦ, waaromtrentⓦ, hieromheenⓦ, erafⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
zangleraresⓦ noun 179 zangleraressen plural
erfgenameⓦ, vrijgezellinⓦ, Poolseⓦ, godendochterⓦ, barrevoetsterⓦ, telefonisteⓦ, Baskischeⓦ, Franseⓦ, mineralogeⓦ, Catalaanseⓦ, buffelkoeⓦ, Brusselseⓦ, correspondenteⓦ, verzetsstrijdsterⓦ, Duitseⓦ, yoginiⓦ, perfectionisteⓦ, huisgenoteⓦ, onderzoeksterⓦ, masseuseⓦ
noun 179 zangleraar masculine

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
koralenⓦ adj 107 no-table-tags table-tags
middelstⓦ, -enⓦ, lerenⓦ, rietenⓦ, kantenⓦ, trijpenⓦ, basaltenⓦ, buitenstⓦ, tuiglerenⓦ, natuurstenenⓦ, linnenⓦ, gipsenⓦ, stalenⓦ, baleinenⓦ, achterhandeⓦ, Atlantischⓦ, linkerⓦ, spaanplatenⓦ, marmerenⓦ, wassenⓦ
adj 107 nl-decl-adj inflection-template
adj 107 koralen indefinite positive feminine masculine singular
adj 107 koralen indefinite positive neuter singular
adj 107 koralen indefinite positive plural
adj 107 koralen definite positive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
achterbaksⓦ adj 78 no-table-tags table-tags
leverbaarⓦ, onbewustⓦ, weerbaarⓦ, daverendⓦ, blindⓦ, behulpzaamⓦ, verzotⓦ, prinsheerlijkⓦ, toelaatbaarⓦ, automagischⓦ, stressvolⓦ, psychosomatischⓦ, individueelⓦ, onprettigⓦ, getintⓦ, doorgesnovenⓦ, educatiefⓦ, zotⓦ, netⓦ, leukⓦ
adj 78 nl-decl-adj inflection-template
adj 78 achterbaks positive predicative adverbial
adj 78 achterbakser comparative predicative adverbial
adj 78 het achterbakst superlative predicative adverbial
adj 78 het achterbakste superlative predicative adverbial
adj 78 achterbakse indefinite positive feminine masculine singular
adj 78 achterbaksere indefinite comparative feminine masculine singular
adj 78 achterbakste indefinite superlative feminine masculine singular
adj 78 achterbaks indefinite positive neuter singular
achterbaksⓦ adj 78 achterbakser indefinite comparative neuter singular
leverbaarⓦ, onbewustⓦ, weerbaarⓦ, daverendⓦ, blindⓦ, behulpzaamⓦ, verzotⓦ, prinsheerlijkⓦ, toelaatbaarⓦ, automagischⓦ, stressvolⓦ, psychosomatischⓦ, individueelⓦ, onprettigⓦ, getintⓦ, doorgesnovenⓦ, educatiefⓦ, zotⓦ, netⓦ, leukⓦ
adj 78 achterbakste indefinite superlative neuter singular
adj 78 achterbakse indefinite positive plural
adj 78 achterbaksere indefinite comparative plural
adj 78 achterbakste indefinite superlative plural
adj 78 achterbakse definite positive
adj 78 achterbaksere definite comparative
adj 78 achterbakste definite superlative
adj 78 achterbaks positive partitive
adj 78 achterbaksers comparative partitive
achterbaksⓦ adj 78 - superlative partitive
leverbaarⓦ, onbewustⓦ, weerbaarⓦ, daverendⓦ, blindⓦ, behulpzaamⓦ, verzotⓦ, prinsheerlijkⓦ, toelaatbaarⓦ, automagischⓦ, stressvolⓦ, psychosomatischⓦ, individueelⓦ, onprettigⓦ, getintⓦ, doorgesnovenⓦ, educatiefⓦ, zotⓦ, netⓦ, leukⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
nuldeⓦ adj 76 no-table-tags table-tags
vierdeⓦ, onderstⓦ, zestiendeⓦ, onechtⓦ, adagioⓦ, negendeⓦ, sjiek de friemelⓦ, kaoloⓦ, oculairⓦ, bestorvenⓦ, achtsteⓦ, twintigsteⓦ, tiendeⓦ, vrijgezelⓦ, eerderⓦ, geazijndⓦ, derdeⓦ, vijftiendeⓦ, zeventigsteⓦ, elfdeⓦ
adj 76 nl-decl-adj inflection-template
adj 76 nulde positive predicative adverbial
adj 76 nulde indefinite positive feminine masculine singular
adj 76 nulde indefinite positive neuter singular
adj 76 nulde indefinite positive plural
adj 76 nulde definite positive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
poederenⓦ verb 65 weak table-tags
bezoldigenⓦ, scherenⓦ, scherenⓦ, ululerenⓦ, knetterenⓦ, alfabetiserenⓦ, douchenⓦ, lullenⓦ, spijkerenⓦ, verscherpenⓦ, schrijnenⓦ, geilenⓦ, doezenⓦ, smokenⓦ, smokenⓦ, verstorenⓦ, taboeïserenⓦ, schriënⓦ, vergoelijkenⓦ, smartenⓦ
verb 65 nl-conj-wk inflection-template
verb 65 poederen infinitive
verb 65 poederen neuter gerund
verb 65 poeder first-person singular present
verb 65 poederde first-person singular past
verb 65 poedert second-person singular present
verb 65 poederde second-person singular past
verb 65 poedert second-person singular present formal
verb 65 poederde second-person singular past formal
poederenⓦ verb 65 poedert second-person singular present colloquial Flanders
bezoldigenⓦ, scherenⓦ, scherenⓦ, ululerenⓦ, knetterenⓦ, alfabetiserenⓦ, douchenⓦ, lullenⓦ, spijkerenⓦ, verscherpenⓦ, schrijnenⓦ, geilenⓦ, doezenⓦ, smokenⓦ, smokenⓦ, verstorenⓦ, taboeïserenⓦ, schriënⓦ, vergoelijkenⓦ, smartenⓦ
verb 65 poedert second-person singular present formal majestic archaic
verb 65 poederde second-person singular past colloquial Flanders
verb 65 poederde second-person singular past formal majestic archaic
verb 65 poedert third-person singular present
verb 65 poederde third-person singular past
verb 65 poederen plural present
verb 65 poederden plural past
verb 65 poedere singular present subjunctive archaic
verb 65 poederde singular past subjunctive archaic
poederenⓦ verb 65 poederen plural present subjunctive archaic
bezoldigenⓦ, scherenⓦ, scherenⓦ, ululerenⓦ, knetterenⓦ, alfabetiserenⓦ, douchenⓦ, lullenⓦ, spijkerenⓦ, verscherpenⓦ, schrijnenⓦ, geilenⓦ, doezenⓦ, smokenⓦ, smokenⓦ, verstorenⓦ, taboeïserenⓦ, schriënⓦ, vergoelijkenⓦ, smartenⓦ
verb 65 poederden plural past subjunctive archaic
verb 65 poeder singular present imperative
verb 65 poedert plural present imperative archaic
verb 65 poederend present participle
verb 65 gepoederd past participle

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
hunsⓦ pron 55 no-table-tags table-tags
mijnⓦ, m'nⓦ, onzeⓦ, gijⓦ, h'rⓦ, zichⓦ, jijⓦ, hemⓦ, henⓦ, jouwⓦ, meⓦ, zijⓦ, hijⓦ, jeⓦ, jeⓦ, jeⓦ, uwsⓦ, jouwsⓦ, onzerⓦ, jouwerⓦ
pron 55 nl-decl-personal pronouns inflection-template
pron 55 ik first-person subjective singular pronoun stressed personal
pron 55 'k first-person subjective singular pronoun personal unstressed
pron 55 mij first-person objective singular pronoun personal stressed
pron 55 me first-person objective singular pronoun personal unstressed
pron 55 mijn first-person singular possessive pronoun personal stressed
pron 55 m'n first-person singular possessive pronoun personal unstressed
pron 55 mijne first-person predicative possessive pronoun personal
pron 55 me first-person predicative possessive pronoun personal reflexive
hunsⓦ pron 55 mijner first-person genitive predicative pronoun archaic personal
mijnⓦ, m'nⓦ, onzeⓦ, gijⓦ, h'rⓦ, zichⓦ, jijⓦ, hemⓦ, henⓦ, jouwⓦ, meⓦ, zijⓦ, hijⓦ, jeⓦ, jeⓦ, jeⓦ, uwsⓦ, jouwsⓦ, onzerⓦ, jouwerⓦ
pron 55 mijns first-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 55 jij second-person subjective singular pronoun stressed personal
pron 55 je second-person subjective singular pronoun personal unstressed
pron 55 jou second-person objective singular pronoun personal stressed
pron 55 je second-person objective singular pronoun personal unstressed
pron 55 jouw second-person singular possessive pronoun personal stressed
pron 55 je second-person singular possessive pronoun personal unstressed
pron 55 jouwe second-person predicative possessive pronoun personal
pron 55 je second-person predicative possessive pronoun personal reflexive
hunsⓦ pron 55 jouwer second-person genitive predicative pronoun archaic personal
mijnⓦ, m'nⓦ, onzeⓦ, gijⓦ, h'rⓦ, zichⓦ, jijⓦ, hemⓦ, henⓦ, jouwⓦ, meⓦ, zijⓦ, hijⓦ, jeⓦ, jeⓦ, jeⓦ, uwsⓦ, jouwsⓦ, onzerⓦ, jouwerⓦ
pron 55 jouws second-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 55 gij second-person subjective singular pronoun archaic personal stressed dialectal
pron 55 ge second-person subjective singular pronoun archaic personal dialectal unstressed
pron 55 u second-person objective singular pronoun archaic personal stressed dialectal
pron 55 - second-person objective singular pronoun archaic personal dialectal unstressed
pron 55 uw second-person singular possessive pronoun archaic personal stressed dialectal
pron 55 - second-person singular possessive pronoun archaic personal dialectal unstressed
pron 55 uwe second-person predicative possessive pronoun archaic personal dialectal
pron 55 u second-person predicative possessive pronoun archaic personal reflexive dialectal
hunsⓦ pron 55 uwer second-person genitive predicative pronoun archaic personal dialectal
mijnⓦ, m'nⓦ, onzeⓦ, gijⓦ, h'rⓦ, zichⓦ, jijⓦ, hemⓦ, henⓦ, jouwⓦ, meⓦ, zijⓦ, hijⓦ, jeⓦ, jeⓦ, jeⓦ, uwsⓦ, jouwsⓦ, onzerⓦ, jouwerⓦ
pron 55 uws second-person genitive predicative pronoun archaic personal dialectal
pron 55 u second-person subjective singular pronoun formal personal stressed
pron 55 - second-person subjective singular pronoun formal personal unstressed
pron 55 u second-person objective singular pronoun formal personal stressed
pron 55 - second-person objective singular pronoun formal personal unstressed
pron 55 uw second-person singular possessive pronoun formal personal stressed
pron 55 - second-person singular possessive pronoun formal personal unstressed
pron 55 uwe second-person predicative possessive pronoun formal personal
pron 55 zich second-person predicative possessive pronoun formal personal reflexive
hunsⓦ pron 55 uwer second-person genitive predicative pronoun formal archaic personal
mijnⓦ, m'nⓦ, onzeⓦ, gijⓦ, h'rⓦ, zichⓦ, jijⓦ, hemⓦ, henⓦ, jouwⓦ, meⓦ, zijⓦ, hijⓦ, jeⓦ, jeⓦ, jeⓦ, uwsⓦ, jouwsⓦ, onzerⓦ, jouwerⓦ
pron 55 uws second-person genitive predicative pronoun formal archaic personal
pron 55 hij masculine third-person subjective singular pronoun stressed personal
pron 55 ie masculine third-person subjective singular pronoun personal unstressed
pron 55 hem masculine third-person objective singular pronoun personal stressed
pron 55 'm masculine third-person objective singular pronoun personal unstressed
pron 55 zijn masculine third-person singular possessive pronoun personal stressed
pron 55 z'n masculine third-person singular possessive pronoun personal unstressed
pron 55 zijne masculine third-person predicative possessive pronoun personal
pron 55 zich masculine third-person predicative possessive pronoun personal reflexive
hunsⓦ pron 55 zijner masculine third-person genitive predicative pronoun archaic personal
mijnⓦ, m'nⓦ, onzeⓦ, gijⓦ, h'rⓦ, zichⓦ, jijⓦ, hemⓦ, henⓦ, jouwⓦ, meⓦ, zijⓦ, hijⓦ, jeⓦ, jeⓦ, jeⓦ, uwsⓦ, jouwsⓦ, onzerⓦ, jouwerⓦ
pron 55 zijns masculine third-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 55 zij feminine third-person subjective singular pronoun stressed personal
pron 55 ze feminine third-person subjective singular pronoun personal unstressed
pron 55 haar feminine third-person objective singular pronoun personal stressed
pron 55 h'r feminine third-person objective singular pronoun personal unstressed
pron 55 'r feminine third-person objective singular pronoun personal unstressed
pron 55 d'r feminine third-person objective singular pronoun personal unstressed
pron 55 haar feminine third-person singular possessive pronoun personal stressed
pron 55 h'r feminine third-person singular possessive pronoun personal unstressed
hunsⓦ pron 55 'r feminine third-person singular possessive pronoun personal unstressed
mijnⓦ, m'nⓦ, onzeⓦ, gijⓦ, h'rⓦ, zichⓦ, jijⓦ, hemⓦ, henⓦ, jouwⓦ, meⓦ, zijⓦ, hijⓦ, jeⓦ, jeⓦ, jeⓦ, uwsⓦ, jouwsⓦ, onzerⓦ, jouwerⓦ
pron 55 d'r feminine third-person singular possessive pronoun personal unstressed
pron 55 hare feminine third-person predicative possessive pronoun personal
pron 55 zich feminine third-person predicative possessive pronoun personal reflexive
pron 55 harer feminine third-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 55 haars feminine third-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 55 het neuter third-person subjective singular pronoun stressed personal
pron 55 't neuter third-person subjective singular pronoun personal unstressed
pron 55 het neuter third-person objective singular pronoun personal stressed
pron 55 't neuter third-person objective singular pronoun personal unstressed
hunsⓦ pron 55 zijn neuter third-person singular possessive pronoun personal stressed
mijnⓦ, m'nⓦ, onzeⓦ, gijⓦ, h'rⓦ, zichⓦ, jijⓦ, hemⓦ, henⓦ, jouwⓦ, meⓦ, zijⓦ, hijⓦ, jeⓦ, jeⓦ, jeⓦ, uwsⓦ, jouwsⓦ, onzerⓦ, jouwerⓦ
pron 55 z'n neuter third-person singular possessive pronoun personal unstressed
pron 55 zijne neuter third-person predicative possessive pronoun personal
pron 55 zich neuter third-person predicative possessive pronoun personal reflexive
pron 55 zijner neuter third-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 55 zijns neuter third-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 55 wij first-person plural pronoun stressed personal
pron 55 we first-person plural pronoun personal unstressed
pron 55 ons first-person plural pronoun stressed personal
pron 55 - first-person plural pronoun personal unstressed
hunsⓦ pron 55 onze first-person plural pronoun stressed personal
mijnⓦ, m'nⓦ, onzeⓦ, gijⓦ, h'rⓦ, zichⓦ, jijⓦ, hemⓦ, henⓦ, jouwⓦ, meⓦ, zijⓦ, hijⓦ, jeⓦ, jeⓦ, jeⓦ, uwsⓦ, jouwsⓦ, onzerⓦ, jouwerⓦ
pron 55 onze first-person predicative plural possessive pronoun personal
pron 55 ons first-person predicative plural possessive pronoun personal reflexive
pron 55 onzer first-person genitive predicative plural pronoun archaic personal
pron 55 onzes first-person genitive predicative plural pronoun archaic personal
pron 55 jullie second-person plural pronoun stressed personal
pron 55 je second-person plural pronoun personal unstressed
pron 55 - second-person predicative plural possessive pronoun personal
pron 55 je second-person predicative plural possessive pronoun personal reflexive
pron 55 - second-person genitive predicative plural pronoun archaic personal
hunsⓦ pron 55 gij second-person plural pronoun archaic personal stressed dialectal
mijnⓦ, m'nⓦ, onzeⓦ, gijⓦ, h'rⓦ, zichⓦ, jijⓦ, hemⓦ, henⓦ, jouwⓦ, meⓦ, zijⓦ, hijⓦ, jeⓦ, jeⓦ, jeⓦ, uwsⓦ, jouwsⓦ, onzerⓦ, jouwerⓦ
pron 55 ge second-person plural pronoun archaic personal dialectal unstressed
pron 55 u second-person plural pronoun archaic personal stressed dialectal
pron 55 - second-person plural pronoun archaic personal dialectal unstressed
pron 55 uw second-person plural pronoun archaic personal stressed dialectal
pron 55 uwe second-person predicative plural possessive pronoun archaic personal dialectal
pron 55 u second-person predicative plural possessive pronoun archaic personal reflexive dialectal
pron 55 uwer second-person genitive predicative plural pronoun archaic personal dialectal
pron 55 uws second-person genitive predicative plural pronoun archaic personal dialectal
pron 55 u second-person plural pronoun formal personal stressed
hunsⓦ pron 55 - second-person plural pronoun formal personal unstressed
mijnⓦ, m'nⓦ, onzeⓦ, gijⓦ, h'rⓦ, zichⓦ, jijⓦ, hemⓦ, henⓦ, jouwⓦ, meⓦ, zijⓦ, hijⓦ, jeⓦ, jeⓦ, jeⓦ, uwsⓦ, jouwsⓦ, onzerⓦ, jouwerⓦ
pron 55 uw second-person plural pronoun formal personal stressed
pron 55 uwe second-person predicative plural possessive pronoun formal personal
pron 55 zich second-person predicative plural possessive pronoun formal personal reflexive
pron 55 uwer second-person genitive predicative plural pronoun formal archaic personal
pron 55 uws second-person genitive predicative plural pronoun formal archaic personal
pron 55 zij third-person plural pronoun stressed personal
pron 55 ze third-person plural pronoun personal unstressed
pron 55 hen third-person plural pronoun stressed personal
pron 55 hun third-person plural pronoun stressed personal
hunsⓦ pron 55 - third-person plural pronoun personal unstressed
mijnⓦ, m'nⓦ, onzeⓦ, gijⓦ, h'rⓦ, zichⓦ, jijⓦ, hemⓦ, henⓦ, jouwⓦ, meⓦ, zijⓦ, hijⓦ, jeⓦ, jeⓦ, jeⓦ, uwsⓦ, jouwsⓦ, onzerⓦ, jouwerⓦ
pron 55 hunne third-person predicative plural possessive pronoun personal
pron 55 zich third-person predicative plural possessive pronoun personal reflexive
pron 55 hunner third-person genitive predicative plural pronoun archaic personal
pron 55 huns third-person genitive predicative plural pronoun archaic personal

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
km/uⓦ noun 53 u canonical
Nieuwland, Kortland en 's-Gravelandⓦ, bel de brandweerⓦ, overschrijvenⓦ, overschrijvenⓦ, v/hⓦ, hoe kom ik bijⓦ, Vessem, Wintelre en Knegselⓦ, uitmakenⓦ, netjesⓦ, goededagⓦ, 'sⓦ, humⓦ, Hoogeloon, Hapert en Casterenⓦ, helaasⓦ, hoe kom ik inⓦ, 'nsⓦ, Megen, Haren en Macharenⓦ, Zwarte Pietenⓦ, Nuenen, Gerwen en Nederwettenⓦ, goed, met jou?ⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Berlijnerⓦ adj 30 no-table-tags table-tags
zeiknatⓦ, beetgaarⓦ, opgeruimdⓦ, Groningerⓦ, taboeⓦ, eunjerⓦ, oer-Hollandsⓦ, cruⓦ, relativistischⓦ, knettergestoordⓦ, Markerⓦ, raadgevendⓦ, gecondoleerdⓦ, zondagsⓦ, knetterleukⓦ, van de pot gepleurdⓦ, uitgelatenⓦ, Amsterdammerⓦ, electrischⓦ, Utrechterⓦ
adj 30 nl-decl-adj inflection-template
adj 30 Berlijner positive predicative adverbial
adj 30 Berlijner indefinite positive feminine masculine singular
adj 30 Berlijner indefinite positive neuter singular
adj 30 Berlijner indefinite positive plural
adj 30 Berlijner definite positive
adj 30 Berlijners positive partitive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
afhelpenⓦ verb 28 separable strong table-tags
terechthelpenⓦ, bijhelpenⓦ, doorhelpenⓦ, aanhelpenⓦ, voorthelpenⓦ, omverwerpenⓦ, weghelpenⓦ, wegwerpenⓦ, afstervenⓦ, vooruithelpenⓦ, aanstervenⓦ, uitstervenⓦ, uithelpenⓦ, aanwervenⓦ, aanbestervenⓦ, meehelpenⓦ, uitwerpenⓦ, afwerpenⓦ, ophelpenⓦ, tussenwerpenⓦ
verb 28 nl-conj-st inflection-template
verb 28 3+7 class
verb 28 afhelpen infinitive
verb 28 afhelpen neuter gerund
verb 28 help af first-person singular present main-clause
verb 28 hielp af first-person singular past main-clause
verb 28 afhelp first-person singular present subordinate-clause
verb 28 afhielp first-person singular past subordinate-clause
verb 28 helpt af second-person singular present main-clause
afhelpenⓦ verb 28 hielp af second-person singular past main-clause
terechthelpenⓦ, bijhelpenⓦ, doorhelpenⓦ, aanhelpenⓦ, voorthelpenⓦ, omverwerpenⓦ, weghelpenⓦ, wegwerpenⓦ, afstervenⓦ, vooruithelpenⓦ, aanstervenⓦ, uitstervenⓦ, uithelpenⓦ, aanwervenⓦ, aanbestervenⓦ, meehelpenⓦ, uitwerpenⓦ, afwerpenⓦ, ophelpenⓦ, tussenwerpenⓦ
verb 28 afhelpt second-person singular present subordinate-clause
verb 28 afhielp second-person singular past subordinate-clause
verb 28 helpt af second-person singular present formal main-clause
verb 28 hielp af second-person singular past formal main-clause
verb 28 afhelpt second-person singular present formal subordinate-clause
verb 28 afhielp second-person singular past formal subordinate-clause
verb 28 helpt af second-person singular present colloquial Flanders main-clause
verb 28 helpt af second-person singular present formal majestic archaic main-clause
verb 28 hielpt af second-person singular past colloquial Flanders main-clause
afhelpenⓦ verb 28 hielpt af second-person singular past formal majestic archaic main-clause
terechthelpenⓦ, bijhelpenⓦ, doorhelpenⓦ, aanhelpenⓦ, voorthelpenⓦ, omverwerpenⓦ, weghelpenⓦ, wegwerpenⓦ, afstervenⓦ, vooruithelpenⓦ, aanstervenⓦ, uitstervenⓦ, uithelpenⓦ, aanwervenⓦ, aanbestervenⓦ, meehelpenⓦ, uitwerpenⓦ, afwerpenⓦ, ophelpenⓦ, tussenwerpenⓦ
verb 28 afhelpt second-person singular present colloquial Flanders subordinate-clause
verb 28 afhelpt second-person singular present formal majestic archaic subordinate-clause
verb 28 afhielpt second-person singular past colloquial Flanders subordinate-clause
verb 28 afhielpt second-person singular past formal majestic archaic subordinate-clause
verb 28 helpt af third-person singular present main-clause
verb 28 hielp af third-person singular past main-clause
verb 28 afhelpt third-person singular present subordinate-clause
verb 28 afhielp third-person singular past subordinate-clause
verb 28 helpen af plural present main-clause
afhelpenⓦ verb 28 hielpen af plural past main-clause
terechthelpenⓦ, bijhelpenⓦ, doorhelpenⓦ, aanhelpenⓦ, voorthelpenⓦ, omverwerpenⓦ, weghelpenⓦ, wegwerpenⓦ, afstervenⓦ, vooruithelpenⓦ, aanstervenⓦ, uitstervenⓦ, uithelpenⓦ, aanwervenⓦ, aanbestervenⓦ, meehelpenⓦ, uitwerpenⓦ, afwerpenⓦ, ophelpenⓦ, tussenwerpenⓦ
verb 28 afhelpen plural present subordinate-clause
verb 28 afhielpen plural past subordinate-clause
verb 28 helpe af singular present subjunctive archaic main-clause
verb 28 hielpe af singular past subjunctive archaic main-clause
verb 28 afhelpe singular present subjunctive archaic subordinate-clause
verb 28 afhielpe singular past subjunctive archaic subordinate-clause
verb 28 helpen af plural present subjunctive archaic main-clause
verb 28 hielpen af plural past subjunctive archaic main-clause
verb 28 afhelpen plural present subjunctive archaic subordinate-clause
afhelpenⓦ verb 28 afhielpen plural past subjunctive archaic subordinate-clause
terechthelpenⓦ, bijhelpenⓦ, doorhelpenⓦ, aanhelpenⓦ, voorthelpenⓦ, omverwerpenⓦ, weghelpenⓦ, wegwerpenⓦ, afstervenⓦ, vooruithelpenⓦ, aanstervenⓦ, uitstervenⓦ, uithelpenⓦ, aanwervenⓦ, aanbestervenⓦ, meehelpenⓦ, uitwerpenⓦ, afwerpenⓦ, ophelpenⓦ, tussenwerpenⓦ
verb 28 help af singular present imperative main-clause
verb 28 helpt af plural present imperative archaic main-clause
verb 28 afhelpend present participle main-clause
verb 28 afgeholpen past participle main-clause

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
ÿⓦ character 27 Ÿ uppercase
pⓦ, rⓦ, oⓦ, eⓦ, kⓦ, vⓦ, qⓦ, jⓦ, bⓦ, xⓦ, sⓦ, uⓦ, gⓦ, mⓦ, aⓦ, lⓦ, wⓦ, dⓦ, iⓦ, hⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Qⓦ character 26 q lowercase
Dⓦ, Lⓦ, Uⓦ, Sⓦ, Nⓦ, Hⓦ, Tⓦ, Cⓦ, Kⓦ, Xⓦ, Aⓦ, Jⓦ, Pⓦ, Eⓦ, Rⓦ, Yⓦ, Oⓦ, Wⓦ, Vⓦ, Bⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
verwerpenⓦ verb 20 strong table-tags
behelpenⓦ, bewerpenⓦ, verstervenⓦ, helpenⓦ, werpenⓦ, onthelpenⓦ, stervenⓦ, onderwerpenⓦ, ontzwervenⓦ, ontstervenⓦ, verdervenⓦ, bestervenⓦ, bedervenⓦ, verwervenⓦ, wervenⓦ, verhelpenⓦ, ontwerpenⓦ, zwervenⓦ, verzwervenⓦ
verb 20 nl-conj-st inflection-template
verb 20 3+7 class
verb 20 verwerpen infinitive
verb 20 verwerpen neuter gerund
verb 20 verwerp first-person singular present
verb 20 verwierp first-person singular past
verb 20 verwerpt second-person singular present
verb 20 verwierp second-person singular past
verb 20 verwerpt second-person singular present formal
verwerpenⓦ verb 20 verwierp second-person singular past formal
behelpenⓦ, bewerpenⓦ, verstervenⓦ, helpenⓦ, werpenⓦ, onthelpenⓦ, stervenⓦ, onderwerpenⓦ, ontzwervenⓦ, ontstervenⓦ, verdervenⓦ, bestervenⓦ, bedervenⓦ, verwervenⓦ, wervenⓦ, verhelpenⓦ, ontwerpenⓦ, zwervenⓦ, verzwervenⓦ
verb 20 verwerpt second-person singular present colloquial Flanders
verb 20 verwerpt second-person singular present formal majestic archaic
verb 20 verwierpt second-person singular past colloquial Flanders
verb 20 verwierpt second-person singular past formal majestic archaic
verb 20 verwerpt third-person singular present
verb 20 verwierp third-person singular past
verb 20 verwerpen plural present
verb 20 verwierpen plural past
verb 20 verwerpe singular present subjunctive archaic
verwerpenⓦ verb 20 verwierpe singular past subjunctive archaic
behelpenⓦ, bewerpenⓦ, verstervenⓦ, helpenⓦ, werpenⓦ, onthelpenⓦ, stervenⓦ, onderwerpenⓦ, ontzwervenⓦ, ontstervenⓦ, verdervenⓦ, bestervenⓦ, bedervenⓦ, verwervenⓦ, wervenⓦ, verhelpenⓦ, ontwerpenⓦ, zwervenⓦ, verzwervenⓦ
verb 20 verwerpen plural present subjunctive archaic
verb 20 verwierpen plural past subjunctive archaic
verb 20 verwerp singular present imperative
verb 20 verwerpt plural present imperative archaic
verb 20 verwerpend present participle
verb 20 verworpen past participle

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
tusseninⓦ circumpos 10 no-table-tags table-tags
vanafⓦ, tegenaanⓦ, achteraanⓦ, doorheenⓦ, omheenⓦ, tussendoorⓦ, overheenⓦ, naartoeⓦ, onderdoorⓦ
circumpos 10 nl-pronadv-table inflection-template
circumpos 10 tussen ... in circumposition
circumpos 10 tussenin adverb postpositional
circumpos 10 ertussenin error-unrecognized-form
circumpos 10 hiertussenin error-unrecognized-form
circumpos 10 daartussenin error-unrecognized-form
circumpos 10 waartussenin error-unrecognized-form
circumpos 10 ergens tussenin error-unrecognized-form
circumpos 10 nergens tussenin error-unrecognized-form
tusseninⓦ circumpos 10 overal tussenin error-unrecognized-form
vanafⓦ, tegenaanⓦ, achteraanⓦ, doorheenⓦ, omheenⓦ, tussendoorⓦ, overheenⓦ, naartoeⓦ, onderdoorⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
uitpersenⓦ verb 8 separable weak table-tags
invoegenⓦ, rondhupsenⓦ, opvettenⓦ, beetpakkenⓦ, rondhuppenⓦ, dichtspijkerenⓦ, opgeilenⓦ
verb 8 nl-conj-wk inflection-template
verb 8 uitpersen infinitive
verb 8 uitpersen neuter gerund
verb 8 pers uit first-person singular present main-clause
verb 8 perste uit first-person singular past main-clause
verb 8 uitpers first-person singular present subordinate-clause
verb 8 uitperste first-person singular past subordinate-clause
verb 8 perst uit second-person singular present main-clause
verb 8 perste uit second-person singular past main-clause
uitpersenⓦ verb 8 uitperst second-person singular present subordinate-clause
invoegenⓦ, rondhupsenⓦ, opvettenⓦ, beetpakkenⓦ, rondhuppenⓦ, dichtspijkerenⓦ, opgeilenⓦ
verb 8 uitperste second-person singular past subordinate-clause
verb 8 perst uit second-person singular present formal main-clause
verb 8 perste uit second-person singular past formal main-clause
verb 8 uitperst second-person singular present formal subordinate-clause
verb 8 uitperste second-person singular past formal subordinate-clause
verb 8 perst uit second-person singular present colloquial Flanders main-clause
verb 8 perst uit second-person singular present formal majestic archaic main-clause
verb 8 perste uit second-person singular past colloquial Flanders main-clause
verb 8 perste uit second-person singular past formal majestic archaic main-clause
uitpersenⓦ verb 8 uitperst second-person singular present colloquial Flanders subordinate-clause
invoegenⓦ, rondhupsenⓦ, opvettenⓦ, beetpakkenⓦ, rondhuppenⓦ, dichtspijkerenⓦ, opgeilenⓦ
verb 8 uitperst second-person singular present formal majestic archaic subordinate-clause
verb 8 uitperste second-person singular past colloquial Flanders subordinate-clause
verb 8 uitperste second-person singular past formal majestic archaic subordinate-clause
verb 8 perst uit third-person singular present main-clause
verb 8 perste uit third-person singular past main-clause
verb 8 uitperst third-person singular present subordinate-clause
verb 8 uitperste third-person singular past subordinate-clause
verb 8 persen uit plural present main-clause
verb 8 persten uit plural past main-clause
uitpersenⓦ verb 8 uitpersen plural present subordinate-clause
invoegenⓦ, rondhupsenⓦ, opvettenⓦ, beetpakkenⓦ, rondhuppenⓦ, dichtspijkerenⓦ, opgeilenⓦ
verb 8 uitpersten plural past subordinate-clause
verb 8 perse uit singular present subjunctive archaic main-clause
verb 8 perste uit singular past subjunctive archaic main-clause
verb 8 uitperse singular present subjunctive archaic subordinate-clause
verb 8 uitperste singular past subjunctive archaic subordinate-clause
verb 8 persen uit plural present subjunctive archaic main-clause
verb 8 persten uit plural past subjunctive archaic main-clause
verb 8 uitpersen plural present subjunctive archaic subordinate-clause
verb 8 uitpersten plural past subjunctive archaic subordinate-clause
uitpersenⓦ verb 8 pers uit singular present imperative main-clause
invoegenⓦ, rondhupsenⓦ, opvettenⓦ, beetpakkenⓦ, rondhuppenⓦ, dichtspijkerenⓦ, opgeilenⓦ
verb 8 perst uit plural present imperative archaic main-clause
verb 8 uitpersend present participle main-clause
verb 8 uitgeperst past participle main-clause

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
waarnenⓦ noun 7 weak table-tags
frettenⓦ, -enⓦ, -enⓦ, vermarktenⓦ, visualiserenⓦ, procrastinerenⓦ
noun 7 nl-conj-wk inflection-template
noun 7 waarnen infinitive
noun 7 waarnen n gerund
noun 7 waarn first-person singular present
noun 7 waarnde first-person singular past
noun 7 waarnt second-person singular present
noun 7 waarnde second-person singular past
noun 7 waarnt second-person singular present formal
noun 7 waarnde second-person singular past formal
waarnenⓦ noun 7 waarnt second-person singular present colloquial Flanders
frettenⓦ, -enⓦ, -enⓦ, vermarktenⓦ, visualiserenⓦ, procrastinerenⓦ
noun 7 waarnt second-person singular present formal majestic archaic
noun 7 waarnde second-person singular past colloquial Flanders
noun 7 waarnde second-person singular past formal majestic archaic
noun 7 waarnt third-person singular present
noun 7 waarnde third-person singular past
noun 7 waarnen plural present
noun 7 waarnden plural past
noun 7 waarne singular present subjunctive archaic
noun 7 waarnde singular past subjunctive archaic
waarnenⓦ noun 7 waarnen plural present subjunctive archaic
frettenⓦ, -enⓦ, -enⓦ, vermarktenⓦ, visualiserenⓦ, procrastinerenⓦ
noun 7 waarnden plural past subjunctive archaic
noun 7 waarn singular present imperative
noun 7 waarnt plural present imperative archaic
noun 7 waarnend present participle
noun 7 gewaarnd past participle

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
opzeggenⓦ verb 7 irregular separable weak table-tags
aanzeggenⓦ, toezeggenⓦ, voorzeggenⓦ, nazeggenⓦ, tegenzeggenⓦ, afzeggenⓦ
verb 7 nl-conj-wk inflection-template
verb 7 opzeggen infinitive
verb 7 opzeggen neuter gerund
verb 7 zeg op first-person singular present main-clause
verb 7 zei op first-person singular past main-clause
verb 7 zegde op first-person singular past main-clause
verb 7 opzeg first-person singular present subordinate-clause
verb 7 opzei first-person singular past subordinate-clause
verb 7 opzegde first-person singular past subordinate-clause
opzeggenⓦ verb 7 zegt op second-person singular present main-clause
aanzeggenⓦ, toezeggenⓦ, voorzeggenⓦ, nazeggenⓦ, tegenzeggenⓦ, afzeggenⓦ
verb 7 zei op second-person singular past main-clause
verb 7 zegde op second-person singular past main-clause
verb 7 opzegt second-person singular present subordinate-clause
verb 7 opzei second-person singular past subordinate-clause
verb 7 opzegde second-person singular past subordinate-clause
verb 7 zegt op second-person singular present formal main-clause
verb 7 zei op second-person singular past formal main-clause
verb 7 zegde op second-person singular past formal main-clause
verb 7 opzegt second-person singular present formal subordinate-clause
opzeggenⓦ verb 7 opzei second-person singular past formal subordinate-clause
aanzeggenⓦ, toezeggenⓦ, voorzeggenⓦ, nazeggenⓦ, tegenzeggenⓦ, afzeggenⓦ
verb 7 opzegde second-person singular past formal subordinate-clause
verb 7 zegt op second-person singular present colloquial Flanders main-clause
verb 7 zegt op second-person singular present formal majestic archaic main-clause
verb 7 zeidt op second-person singular past colloquial Flanders main-clause
verb 7 zeidt op second-person singular past formal majestic archaic main-clause
verb 7 zegde op second-person singular past colloquial Flanders main-clause
verb 7 zegde op second-person singular past formal majestic archaic main-clause
verb 7 opzegt second-person singular present colloquial Flanders subordinate-clause
verb 7 opzegt second-person singular present formal majestic archaic subordinate-clause
opzeggenⓦ verb 7 opzeidt second-person singular past colloquial Flanders subordinate-clause
aanzeggenⓦ, toezeggenⓦ, voorzeggenⓦ, nazeggenⓦ, tegenzeggenⓦ, afzeggenⓦ
verb 7 opzeidt second-person singular past formal majestic archaic subordinate-clause
verb 7 opzegde second-person singular past colloquial Flanders subordinate-clause
verb 7 opzegde second-person singular past formal majestic archaic subordinate-clause
verb 7 zegt op third-person singular present main-clause
verb 7 zei op third-person singular past main-clause
verb 7 zegde op third-person singular past main-clause
verb 7 opzegt third-person singular present subordinate-clause
verb 7 opzei third-person singular past subordinate-clause
verb 7 opzegde third-person singular past subordinate-clause
opzeggenⓦ verb 7 zeggen op plural present main-clause
aanzeggenⓦ, toezeggenⓦ, voorzeggenⓦ, nazeggenⓦ, tegenzeggenⓦ, afzeggenⓦ
verb 7 zeiden op plural past main-clause
verb 7 zegden op plural past main-clause
verb 7 opzeggen plural present subordinate-clause
verb 7 opzeiden plural past subordinate-clause
verb 7 opzegden plural past subordinate-clause
verb 7 zegge op singular present subjunctive archaic main-clause
verb 7 zeide op singular past subjunctive archaic main-clause
verb 7 zegde op singular past subjunctive archaic main-clause
verb 7 opzegge singular present subjunctive archaic subordinate-clause
opzeggenⓦ verb 7 opzeide singular past subjunctive archaic subordinate-clause
aanzeggenⓦ, toezeggenⓦ, voorzeggenⓦ, nazeggenⓦ, tegenzeggenⓦ, afzeggenⓦ
verb 7 opzegde singular past subjunctive archaic subordinate-clause
verb 7 zeggen op plural present subjunctive archaic main-clause
verb 7 zeiden op plural past subjunctive archaic main-clause
verb 7 zegden op plural past subjunctive archaic main-clause
verb 7 opzeggen plural present subjunctive archaic subordinate-clause
verb 7 opzeiden plural past subjunctive archaic subordinate-clause
verb 7 opzegden plural past subjunctive archaic subordinate-clause
verb 7 zeg op singular present imperative main-clause
verb 7 zegt op plural present imperative archaic main-clause
opzeggenⓦ verb 7 opzeggend present participle main-clause
aanzeggenⓦ, toezeggenⓦ, voorzeggenⓦ, nazeggenⓦ, tegenzeggenⓦ, afzeggenⓦ
verb 7 opgezegd past participle main-clause

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
-ingⓦ suffix 7 -ingen plural
-eggeⓦ, -inⓦ, spatelⓦ, aⓦ, Rikⓦ, -oomⓦ
suffix 7 -inkje diminutive
suffix 7 -ingetje diminutive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Sluis 7ⓦ name 7 Sluis neuter canonical
De Kooiⓦ, Sluis 6ⓦ, Reusel-De Mierdenⓦ, Sluis 13ⓦ, De Gestⓦ, Het Fetlaerⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
overgevenⓦ verb 6 separable strong table-tags
tekortkomenⓦ, aaneensluitenⓦ, afbijtenⓦ, achterkomenⓦ, tekortschietenⓦ
verb 6 nl-conj-st inflection-template
verb 6 5 class
verb 6 overgeven infinitive
verb 6 overgeven neuter gerund
verb 6 geef over first-person singular present main-clause
verb 6 gaf over first-person singular past main-clause
verb 6 overgeef first-person singular present subordinate-clause
verb 6 overgaf first-person singular past subordinate-clause
verb 6 geeft over second-person singular present main-clause
overgevenⓦ verb 6 gaf over second-person singular past main-clause
tekortkomenⓦ, aaneensluitenⓦ, afbijtenⓦ, achterkomenⓦ, tekortschietenⓦ
verb 6 overgeeft second-person singular present subordinate-clause
verb 6 overgaf second-person singular past subordinate-clause
verb 6 geeft over second-person singular present formal main-clause
verb 6 gaf over second-person singular past formal main-clause
verb 6 overgeeft second-person singular present formal subordinate-clause
verb 6 overgaf second-person singular past formal subordinate-clause
verb 6 geeft over second-person singular present colloquial Flanders main-clause
verb 6 geeft over second-person singular present formal majestic archaic main-clause
verb 6 gaaft over second-person singular past colloquial Flanders main-clause
overgevenⓦ verb 6 gaaft over second-person singular past formal majestic archaic main-clause
tekortkomenⓦ, aaneensluitenⓦ, afbijtenⓦ, achterkomenⓦ, tekortschietenⓦ
verb 6 overgeeft second-person singular present colloquial Flanders subordinate-clause
verb 6 overgeeft second-person singular present formal majestic archaic subordinate-clause
verb 6 overgaaft second-person singular past colloquial Flanders subordinate-clause
verb 6 overgaaft second-person singular past formal majestic archaic subordinate-clause
verb 6 geeft over third-person singular present main-clause
verb 6 gaf over third-person singular past main-clause
verb 6 overgeeft third-person singular present subordinate-clause
verb 6 overgaf third-person singular past subordinate-clause
verb 6 geven over plural present main-clause
overgevenⓦ verb 6 gaven over plural past main-clause
tekortkomenⓦ, aaneensluitenⓦ, afbijtenⓦ, achterkomenⓦ, tekortschietenⓦ
verb 6 overgeven plural present subordinate-clause
verb 6 overgaven plural past subordinate-clause
verb 6 geve over singular present subjunctive archaic main-clause
verb 6 gave over singular past subjunctive archaic main-clause
verb 6 overgeve singular present subjunctive archaic subordinate-clause
verb 6 overgave singular past subjunctive archaic subordinate-clause
verb 6 geven over plural present subjunctive archaic main-clause
verb 6 gaven over plural past subjunctive archaic main-clause
verb 6 overgeven plural present subjunctive archaic subordinate-clause
overgevenⓦ verb 6 overgaven plural past subjunctive archaic subordinate-clause
tekortkomenⓦ, aaneensluitenⓦ, afbijtenⓦ, achterkomenⓦ, tekortschietenⓦ
verb 6 geef over singular present imperative main-clause
verb 6 geeft over plural present imperative archaic main-clause
verb 6 overgevend present participle main-clause
verb 6 overgegeven past participle main-clause

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
schattemieⓦ noun 6 schattemie f . canonical
staanderⓦ, manninⓦ, verhuisdoosⓦ, poppemieⓦ, biesbosⓦ
noun 6 schattemies plural
noun 6 schattemieke neuter diminutive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
elkaarⓦ pron 6 elkaars genitive
niemandⓦ, iedereenⓦ, andermanⓦ, iemandⓦ, iederⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
mijnⓦ det 5 mijne possessive independent
jouwⓦ, zynⓦ, haarⓦ, zijnⓦ
det 5 form m'n contracted

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
sprekenⓦ verb 5 strong table-tags
scherenⓦ, scherenⓦ, besprekenⓦ, spugenⓦ
verb 5 nl-conj-st inflection-template
verb 5 4 class
verb 5 spreken infinitive
verb 5 spreken neuter gerund
verb 5 spreek first-person singular present
verb 5 sprak first-person singular past
verb 5 spreekt second-person singular present
verb 5 sprak second-person singular past
verb 5 spreekt second-person singular present formal
sprekenⓦ verb 5 sprak second-person singular past formal
scherenⓦ, scherenⓦ, besprekenⓦ, spugenⓦ
verb 5 spreekt second-person singular present colloquial Flanders
verb 5 spreekt second-person singular present formal majestic archaic
verb 5 spraakt second-person singular past colloquial Flanders
verb 5 spraakt second-person singular past formal majestic archaic
verb 5 spreekt third-person singular present
verb 5 sprak third-person singular past
verb 5 spreken plural present
verb 5 spraken plural past
verb 5 spreke singular present subjunctive archaic
sprekenⓦ verb 5 sprake singular past subjunctive archaic
scherenⓦ, scherenⓦ, besprekenⓦ, spugenⓦ
verb 5 spreken plural present subjunctive archaic
verb 5 spraken plural past subjunctive archaic
verb 5 spreek singular present imperative
verb 5 spreekt plural present imperative archaic
verb 5 sprekend present participle
verb 5 gesproken past participle

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
voorzeggenⓦ verb 5 irregular weak table-tags
willenⓦ, verzeggenⓦ, ontzeggenⓦ, zeggenⓦ
verb 5 nl-conj-wk inflection-template
verb 5 voorzeggen infinitive
verb 5 voorzeggen neuter gerund
verb 5 voorzeg first-person singular present
verb 5 voorzei first-person singular past
verb 5 voorzegde first-person singular past
verb 5 voorzegt second-person singular present
verb 5 voorzei second-person singular past
verb 5 voorzegde second-person singular past
voorzeggenⓦ verb 5 voorzegt second-person singular present formal
willenⓦ, verzeggenⓦ, ontzeggenⓦ, zeggenⓦ
verb 5 voorzei second-person singular past formal
verb 5 voorzegde second-person singular past formal
verb 5 voorzegt second-person singular present colloquial Flanders
verb 5 voorzegt second-person singular present formal majestic archaic
verb 5 voorzeidt second-person singular past colloquial Flanders
verb 5 voorzeidt second-person singular past formal majestic archaic
verb 5 voorzegde second-person singular past colloquial Flanders
verb 5 voorzegde second-person singular past formal majestic archaic
verb 5 voorzegt third-person singular present
voorzeggenⓦ verb 5 voorzei third-person singular past
willenⓦ, verzeggenⓦ, ontzeggenⓦ, zeggenⓦ
verb 5 voorzegde third-person singular past
verb 5 voorzeggen plural present
verb 5 voorzeiden plural past
verb 5 voorzegden plural past
verb 5 voorzegge singular present subjunctive archaic
verb 5 voorzeide singular past subjunctive archaic
verb 5 voorzegde singular past subjunctive archaic
verb 5 voorzeggen plural present subjunctive archaic
verb 5 voorzeiden plural past subjunctive archaic
voorzeggenⓦ verb 5 voorzegden plural past subjunctive archaic
willenⓦ, verzeggenⓦ, ontzeggenⓦ, zeggenⓦ
verb 5 voorzeg singular present imperative
verb 5 voorzegt plural present imperative archaic
verb 5 voorzeggend present participle
verb 5 voorzegd past participle

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
vorigⓦ adj 4 no-table-tags table-tags
Zeisterⓦ, zandstenenⓦ, tinnenⓦ
adj 4 nl-decl-adj inflection-template
adj 4 vorige indefinite positive feminine masculine singular
adj 4 vorig indefinite positive neuter singular
adj 4 vorige indefinite positive plural
adj 4 vorige definite positive
adj 4 vorigs positive partitive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Volksrepubliek Loehanskⓦ name 4 Volksrepubliek Loegansk feminine canonical
Meierijⓦ, verlichtingⓦ, Bataafse Republiekⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
gvd'enⓦ verb 4 irregular table-tags
gsm'enⓦ, cc'enⓦ, sms'enⓦ
verb 4 nl-conj-irr2 inflection-template
verb 4 gvd'en infinitive
verb 4 gvd first-person singular present
verb 4 gvd'de first-person singular past
verb 4 gvd't second-person singular present
verb 4 gvd'de second-person singular past
verb 4 gvd't third-person singular present
verb 4 gvd'de third-person singular past
verb 4 gvd'en plural present
gvd'enⓦ verb 4 gvd'den plural past
gsm'enⓦ, cc'enⓦ, sms'enⓦ
verb 4 gvd'e singular present subjunctive archaic
verb 4 gvd'de singular past subjunctive archaic
verb 4 gvd'en plural present subjunctive archaic
verb 4 gvd'den plural past subjunctive archaic
verb 4 gvd singular present imperative
verb 4 gvd't plural present imperative archaic
verb 4 gvd'end present participle
verb 4 ge-gvd'd past participle
verb 4 hebben ge-gvd'd past participle

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
bladzijⓦ noun 3 bladzijden plural
randvoorwaardeⓦ, sjaalⓦ
noun 3 bladzijen plural nonstandard
noun 3 bladzijtje neuter diminutive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Faeröerⓦ name 3 de Faeröer plural canonical
Kempenⓦ, Andesⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
knuppelⓦ noun 3 knuppels plural
woelwaterⓦ, singletonⓦ
noun 3 knuppeltje neuter diminutive
noun 3 knuppels plural
noun 3 knuppeltje neuter diminutive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
mijⓦ pron 3 no-table-tags table-tags
'rⓦ, 'mⓦ
pron 3 nl-decl-personal pronouns inflection-template
pron 3 ik first-person subjective singular pronoun stressed personal
pron 3 'k first-person subjective singular pronoun personal unstressed
pron 3 mij first-person objective singular pronoun personal stressed
pron 3 me first-person objective singular pronoun personal unstressed
pron 3 mijn first-person singular possessive pronoun personal stressed
pron 3 m'n first-person singular possessive pronoun personal unstressed
pron 3 mijne first-person predicative possessive pronoun personal
pron 3 me first-person predicative possessive pronoun personal reflexive
mijⓦ pron 3 mijner first-person genitive predicative pronoun archaic personal
'rⓦ, 'mⓦ
pron 3 mijns first-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 3 jij second-person subjective singular pronoun stressed personal
pron 3 je second-person subjective singular pronoun personal unstressed
pron 3 jou second-person objective singular pronoun personal stressed
pron 3 je second-person objective singular pronoun personal unstressed
pron 3 jouw second-person singular possessive pronoun personal stressed
pron 3 je second-person singular possessive pronoun personal unstressed
pron 3 jouwe second-person predicative possessive pronoun personal
pron 3 je second-person predicative possessive pronoun personal reflexive
mijⓦ pron 3 jouwer second-person genitive predicative pronoun archaic personal
'rⓦ, 'mⓦ
pron 3 jouws second-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 3 gij second-person subjective singular pronoun archaic personal stressed dialectal
pron 3 ge second-person subjective singular pronoun archaic personal dialectal unstressed
pron 3 u second-person objective singular pronoun archaic personal stressed dialectal
pron 3 - second-person objective singular pronoun archaic personal dialectal unstressed
pron 3 uw second-person singular possessive pronoun archaic personal stressed dialectal
pron 3 - second-person singular possessive pronoun archaic personal dialectal unstressed
pron 3 uwe second-person predicative possessive pronoun archaic personal dialectal
pron 3 u second-person predicative possessive pronoun archaic personal reflexive dialectal
mijⓦ pron 3 uwer second-person genitive predicative pronoun archaic personal dialectal
'rⓦ, 'mⓦ
pron 3 uws second-person genitive predicative pronoun archaic personal dialectal
pron 3 u second-person subjective singular pronoun formal personal stressed
pron 3 - second-person subjective singular pronoun formal personal unstressed
pron 3 u second-person objective singular pronoun formal personal stressed
pron 3 - second-person objective singular pronoun formal personal unstressed
pron 3 uw second-person singular possessive pronoun formal personal stressed
pron 3 - second-person singular possessive pronoun formal personal unstressed
pron 3 uwe second-person predicative possessive pronoun formal personal
pron 3 zich second-person predicative possessive pronoun formal personal reflexive
mijⓦ pron 3 uwer second-person genitive predicative pronoun formal archaic personal
'rⓦ, 'mⓦ
pron 3 uws second-person genitive predicative pronoun formal archaic personal
pron 3 hij masculine third-person subjective singular pronoun stressed personal
pron 3 ie masculine third-person subjective singular pronoun personal unstressed
pron 3 hem masculine third-person objective singular pronoun personal stressed
pron 3 'm masculine third-person objective singular pronoun personal unstressed
pron 3 zijn masculine third-person singular possessive pronoun personal stressed
pron 3 z'n masculine third-person singular possessive pronoun personal unstressed
pron 3 zijne masculine third-person predicative possessive pronoun personal
pron 3 zich masculine third-person predicative possessive pronoun personal reflexive
mijⓦ pron 3 zijner masculine third-person genitive predicative pronoun archaic personal
'rⓦ, 'mⓦ
pron 3 zijns masculine third-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 3 zij feminine third-person subjective singular pronoun stressed personal
pron 3 ze feminine third-person subjective singular pronoun personal unstressed
pron 3 haar feminine third-person objective singular pronoun personal stressed
pron 3 h'r feminine third-person objective singular pronoun personal unstressed
pron 3 'r feminine third-person objective singular pronoun personal unstressed
pron 3 d'r feminine third-person objective singular pronoun personal unstressed
pron 3 haar feminine third-person singular possessive pronoun personal stressed
pron 3 h'r feminine third-person singular possessive pronoun personal unstressed
mijⓦ pron 3 'r feminine third-person singular possessive pronoun personal unstressed
'rⓦ, 'mⓦ
pron 3 d'r feminine third-person singular possessive pronoun personal unstressed
pron 3 hare feminine third-person predicative possessive pronoun personal
pron 3 zich feminine third-person predicative possessive pronoun personal reflexive
pron 3 harer feminine third-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 3 haars feminine third-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 3 het neuter third-person subjective singular pronoun stressed personal
pron 3 't neuter third-person subjective singular pronoun personal unstressed
pron 3 het neuter third-person objective singular pronoun personal stressed
pron 3 't neuter third-person objective singular pronoun personal unstressed
mijⓦ pron 3 zijn neuter third-person singular possessive pronoun personal stressed
'rⓦ, 'mⓦ
pron 3 z'n neuter third-person singular possessive pronoun personal unstressed
pron 3 zijne neuter third-person predicative possessive pronoun personal
pron 3 zich neuter third-person predicative possessive pronoun personal reflexive
pron 3 zijner neuter third-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 3 zijns neuter third-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 3 wij first-person plural pronoun stressed personal
pron 3 we first-person plural pronoun personal unstressed
pron 3 ons first-person plural pronoun stressed personal
pron 3 - first-person plural pronoun personal unstressed
mijⓦ pron 3 onze first-person plural pronoun stressed personal
'rⓦ, 'mⓦ
pron 3 onze first-person predicative plural possessive pronoun personal
pron 3 ons first-person predicative plural possessive pronoun personal reflexive
pron 3 onzer first-person genitive predicative plural pronoun archaic personal
pron 3 onzes first-person genitive predicative plural pronoun archaic personal
pron 3 jullie second-person plural pronoun stressed personal
pron 3 je second-person plural pronoun personal unstressed
pron 3 - second-person predicative plural possessive pronoun personal
pron 3 je second-person predicative plural possessive pronoun personal reflexive
pron 3 - second-person genitive predicative plural pronoun archaic personal
mijⓦ pron 3 gij second-person plural pronoun archaic personal stressed dialectal
'rⓦ, 'mⓦ
pron 3 ge second-person plural pronoun archaic personal dialectal unstressed
pron 3 u second-person plural pronoun archaic personal stressed dialectal
pron 3 - second-person plural pronoun archaic personal dialectal unstressed
pron 3 uw second-person plural pronoun archaic personal stressed dialectal
pron 3 uwe second-person predicative plural possessive pronoun archaic personal dialectal
pron 3 u second-person predicative plural possessive pronoun archaic personal reflexive dialectal
pron 3 uwer second-person genitive predicative plural pronoun archaic personal dialectal
pron 3 uws second-person genitive predicative plural pronoun archaic personal dialectal
pron 3 u second-person plural pronoun formal personal stressed
mijⓦ pron 3 - second-person plural pronoun formal personal unstressed
'rⓦ, 'mⓦ
pron 3 uw second-person plural pronoun formal personal stressed
pron 3 uwe second-person predicative plural possessive pronoun formal personal
pron 3 zich second-person predicative plural possessive pronoun formal personal reflexive
pron 3 uwer second-person genitive predicative plural pronoun formal archaic personal
pron 3 uws second-person genitive predicative plural pronoun formal archaic personal
pron 3 zij third-person plural pronoun stressed personal
pron 3 ze third-person plural pronoun personal unstressed
pron 3 hen third-person plural pronoun stressed personal
pron 3 hun third-person plural pronoun stressed personal
mijⓦ pron 3 - third-person plural pronoun personal unstressed
'rⓦ, 'mⓦ
pron 3 hunne third-person predicative plural possessive pronoun personal
pron 3 zich third-person predicative plural possessive pronoun personal reflexive
pron 3 hunner third-person genitive predicative plural pronoun archaic personal
pron 3 huns third-person genitive predicative plural pronoun archaic personal

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
brandweermensⓦ noun 3 brandweermensen plural
varkenⓦ, vakmensⓦ
noun 3 brandweerlieden plural
noun 3 brandweerlui plural
noun 3 brandweermensje neuter diminutive
noun 3 brandweervrouw feminine
noun 3 brandweerman masculine

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
haarⓦ det 3 hare possessive independent
hunⓦ, uwⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
jullieⓦ det 2 form je contracted
eenⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Draadⓦ name 2 De Draad masculine canonical
fikⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
bezopenⓦ adj 2 no-table-tags table-tags
jazzyⓦ
adj 2 nl-decl-adj inflection-template
adj 2 bezopen positive predicative adverbial
adj 2 meer bezopen comparative predicative adverbial
adj 2 het meest bezopen superlative predicative adverbial
adj 2 bezopen indefinite positive feminine masculine singular
adj 2 meer bezopen indefinite comparative feminine masculine singular
adj 2 meest bezopen indefinite superlative feminine masculine singular
adj 2 bezopen indefinite positive neuter singular
adj 2 meer bezopen indefinite comparative neuter singular
bezopenⓦ adj 2 meest bezopen indefinite superlative neuter singular
jazzyⓦ
adj 2 bezopen indefinite positive plural
adj 2 meer bezopen indefinite comparative plural
adj 2 meest bezopen indefinite superlative plural
adj 2 bezopen definite positive
adj 2 meer bezopen definite comparative
adj 2 meest bezopen definite superlative
adj 2 meer bezopens comparative partitive
adj 2 - superlative partitive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
belangstellenⓦ noun 2 separable weak table-tags
toeleidenⓦ
noun 2 nl-conj-wk inflection-template
noun 2 belangstellen infinitive
noun 2 belangstellen n gerund
noun 2 stel belang first-person singular present main-clause
noun 2 stelde belang first-person singular past main-clause
noun 2 belangstel first-person singular present subordinate-clause
noun 2 belangstelde first-person singular past subordinate-clause
noun 2 stelt belang second-person singular present main-clause
noun 2 stelde belang second-person singular past main-clause
belangstellenⓦ noun 2 belangstelt second-person singular present subordinate-clause
toeleidenⓦ
noun 2 belangstelde second-person singular past subordinate-clause
noun 2 stelt belang second-person singular present formal main-clause
noun 2 stelde belang second-person singular past formal main-clause
noun 2 belangstelt second-person singular present formal subordinate-clause
noun 2 belangstelde second-person singular past formal subordinate-clause
noun 2 stelt belang second-person singular present colloquial Flanders main-clause
noun 2 stelt belang second-person singular present formal majestic archaic main-clause
noun 2 stelde belang second-person singular past colloquial Flanders main-clause
noun 2 stelde belang second-person singular past formal majestic archaic main-clause
belangstellenⓦ noun 2 belangstelt second-person singular present colloquial Flanders subordinate-clause
toeleidenⓦ
noun 2 belangstelt second-person singular present formal majestic archaic subordinate-clause
noun 2 belangstelde second-person singular past colloquial Flanders subordinate-clause
noun 2 belangstelde second-person singular past formal majestic archaic subordinate-clause
noun 2 stelt belang third-person singular present main-clause
noun 2 stelde belang third-person singular past main-clause
noun 2 belangstelt third-person singular present subordinate-clause
noun 2 belangstelde third-person singular past subordinate-clause
noun 2 stellen belang plural present main-clause
noun 2 stelden belang plural past main-clause
belangstellenⓦ noun 2 belangstellen plural present subordinate-clause
toeleidenⓦ
noun 2 belangstelden plural past subordinate-clause
noun 2 stelle belang singular present subjunctive archaic main-clause
noun 2 stelde belang singular past subjunctive archaic main-clause
noun 2 belangstelle singular present subjunctive archaic subordinate-clause
noun 2 belangstelde singular past subjunctive archaic subordinate-clause
noun 2 stellen belang plural present subjunctive archaic main-clause
noun 2 stelden belang plural past subjunctive archaic main-clause
noun 2 belangstellen plural present subjunctive archaic subordinate-clause
noun 2 belangstelden plural past subjunctive archaic subordinate-clause
belangstellenⓦ noun 2 stel belang singular present imperative main-clause
toeleidenⓦ
noun 2 stelt belang plural present imperative archaic main-clause
noun 2 belangstellend present participle main-clause
noun 2 belanggesteld past participle main-clause

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
chappieⓦ noun 2 chappies plural
sjappieⓦ
noun 2 m also

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
-aarⓦ suffix 2 -ares feminine
soigneurⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
doodschⓦ adj 2 doodscher comparative
Indonesischⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Nederlandseⓦ noun 2 Nederlander masculine
-aresⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
naⓦ adj 1 no-table-tags table-tags
adj 1 nl-decl-adj inflection-template
adj 1 nader comparative predicative adverbial
adj 1 het naast superlative predicative adverbial
adj 1 het naaste superlative predicative adverbial
adj 1 naë indefinite positive feminine masculine singular
adj 1 nadere indefinite comparative feminine masculine singular
adj 1 naaste indefinite superlative feminine masculine singular
adj 1 na indefinite positive neuter singular
adj 1 nader indefinite comparative neuter singular
naⓦ adj 1 naaste indefinite superlative neuter singular
adj 1 naë indefinite positive plural
adj 1 nadere indefinite comparative plural
adj 1 naaste indefinite superlative plural
adj 1 naë definite positive
adj 1 nadere definite comparative
adj 1 naaste definite superlative
adj 1 na's positive partitive
adj 1 naders comparative partitive
adj 1 - superlative partitive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
verzachtendⓦ adj 1 verzachtend ` canonical
adj 1 verzachtender comparative
adj 1 verzachtendst superlative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
dieⓦ det 1 no-table-tags table-tags
det 1 l inflection-template
det 1 die error-unrecognized-form
det 1 dat error-unrecognized-form
det 1 die plural error-unrecognized-form

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
henⓦ pron 1 hun possessive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Uⓦ pron 1 & reflexive pronoun personal

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
clusterⓦ noun 1 cluster f or masculine canonical
noun 1 clusters plural
noun 1 clustertje neuter diminutive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
bladⓦ noun 1 bladeren plural
noun 1 bladen plural rare
noun 1 blaren plural archaic poetic dialectal
noun 1 blaadje neuter diminutive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
aanbodⓦ noun 1 aanboden plural rare
noun 1 aanbodje neuter diminutive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
scapulierⓦ noun 1 scapulier n or neuter canonical
noun 1 scapuliers plural
noun 1 scapulieren plural
noun 1 scapuliertje neuter diminutive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
kijkⓦ noun 1 kijken plural nonstandard
noun 1 kijkje neuter diminutive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
goed doelⓦ noun 1 goede doelen plural
noun 1 goed doeltje neuter diminutive
noun 1 een goed doel indefinite
noun 1 het goede doel definite

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
onsⓦ det 1 onze possessive independent
det 1 form onze inflected

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
kinnesinneⓦ noun 1 n rare

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Peelⓦ name 1 De Peel common-gender canonical

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
anglicismeⓦ noun 1 anglicismen plural
noun 1 anglicismes plural nonstandard

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
enigstⓦ pron 1 enigsten plural
pron 1 enigste inflected

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
kluisterⓦ noun 1 kluister feminine canonical
noun 1 also masculine canonical
noun 1 kluisters plural
noun 1 kluistertje neuter diminutive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
duizendsteⓦ adj 1 no-table-tags table-tags
adj 1 nl-decl-adj inflection-template
adj 1 duizendste positive predicative adverbial
adj 1 duizendste indefinite positive feminine masculine singular
adj 1 duizendste indefinite positive neuter singular
adj 1 duizendste indefinite positive plural
adj 1 duizendste definite positive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
onderbaasⓦ noun 1 onderbazen plural
noun 1 onderbaasje neuter diminutive
noun 1 onderbazin feminine
noun 1 onderbazen plural
noun 1 onderbaasje neuter diminutive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Heilige Stoelⓦ name 1 De Heilige Stoel masculine canonical
name 1 in the case of the Holy See invariable

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
radⓦ noun 1 raderen plural
noun 1 raden plural obsolete
noun 1 raadje neuter diminutive
noun 1 radje neuter diminutive
noun 1 radertje neuter diminutive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
norⓦ noun 1 as singular error-NO-TAGS-REPORT-THIS
noun 1 de nor with-definite-article

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
platendraaierⓦ noun 1 platendraaiers plural
noun 1 platendraaiertje neuter diminutive
noun 1 platendraaiers plural
noun 1 platendraaiertje neuter diminutive
noun 1 platendraaister feminine

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
bottenⓦ verb 1 outside Belgium archaic

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
referentⓦ noun 1 referenten plural
noun 1 referentje neuter diminutive
noun 1 referente feminine
noun 1 referenten plural

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
jongstledenⓦ adj 1 no-table-tags table-tags
adj 1 nl-decl-adj inflection-template
adj 1 jongstleden indefinite positive feminine masculine singular
adj 1 jongstleden indefinite positive neuter singular
adj 1 jongstleden indefinite positive plural
adj 1 jongstleden definite positive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
schokkendⓦ verb 1 no-table-tags table-tags
verb 1 nl-decl-adj inflection-template
verb 1 schokkend predicative adverbial
verb 1 schokkender comparative predicative adverbial
verb 1 het schokkendst superlative predicative adverbial
verb 1 het schokkendste superlative predicative adverbial
verb 1 schokkende indefinite feminine masculine singular
verb 1 schokkendere indefinite comparative feminine masculine singular
verb 1 schokkendste indefinite superlative feminine masculine singular
verb 1 schokkend indefinite neuter singular
schokkendⓦ verb 1 schokkender indefinite comparative neuter singular
verb 1 schokkendste indefinite superlative neuter singular
verb 1 schokkende indefinite plural
verb 1 schokkendere indefinite comparative plural
verb 1 schokkendste indefinite superlative plural
verb 1 schokkende definite
verb 1 schokkendere definite comparative
verb 1 schokkendste definite superlative
verb 1 schokkends partitive
verb 1 schokkenders comparative partitive
schokkendⓦ verb 1 - superlative partitive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
naastⓦ prep 1 no-table-tags table-tags
prep 1 nl-pronadv-table inflection-template
prep 1 naast prepositional
prep 1 naast adverb postpositional
prep 1 ernaast error-unrecognized-form
prep 1 hiernaast error-unrecognized-form
prep 1 daarnaast error-unrecognized-form
prep 1 waarnaast error-unrecognized-form
prep 1 ergens naast error-unrecognized-form
prep 1 nergens naast error-unrecognized-form
naastⓦ prep 1 overal naast error-unrecognized-form

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
voedsterⓦ noun 1 voedsters plural
noun 1 voedstertje neuter diminutive
noun 1 voeder masculine
noun 1 voedsters plural
noun 1 voedstertje neuter diminutive
noun 1 konijn masculine

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
kunstenaarⓦ noun 1 kunstenaars plural
noun 1 kunstenaren plural archaic
noun 1 kunstenaartje neuter diminutive
noun 1 kunstenares feminine

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
reetⓦ noun 1 reten plural
noun 1 reetje neuter diminutive
noun 1 m sometimes

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
kop of muntⓦ noun 1 without article usually

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
boekⓦ noun 1 boeken plural
noun 1 boekje neuter diminutive
noun 1 boekske neuter diminutive
noun 1 m Belgium nonstandard

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
stempelⓦ noun 1 stempels plural
noun 1 stempeltje neuter diminutive
noun 1 when used in senses 2 and 3 neuter

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
kechⓦ noun 1 kechs plural
noun 1 kechje diminutive
noun 1 kechie (dialectal) neuter diminutive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
vakantieⓦ noun 1 vakanties plural
noun 1 vakantiën plural archaic
noun 1 vakantietje neuter diminutive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
-iserenⓦ suffix 1 -iseerde past
suffix 1 -iseerd past participle

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
jullieⓦ pron 1 je unstressed
pron 1 je reflexive
pron 1 form jullie possessive
pron 1 form je possessive unstressed

This page is a part of the kaikki.org machine-readable dictionary. This dictionary is based on structured data extracted on 2024-05-05 from the enwiktionary dump dated 2024-05-02 using wiktextract (f4fd8c9 and c9440ce). The data shown on this site has been post-processed and various details (e.g., extra categories) removed, some information disambiguated, and additional data merged from other sources. See the raw data download page for the unprocessed wiktextract data.

If you use this data in academic research, please cite Tatu Ylonen: Wiktextract: Wiktionary as Machine-Readable Structured Data, Proceedings of the 13th Conference on Language Resources and Evaluation (LREC), pp. 1317-1325, Marseille, 20-25 June 2022. Linking to the relevant page(s) under https://kaikki.org would also be greatly appreciated.