Wiktionary data extraction errors and warnings

Dutch inflections

Download data in csv format

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Hunⓦ noun 18241 Hunnen plural
roodhalsgansⓦ, polshorlogeⓦ, geestgrondⓦ, haarborstelⓦ, kriebelneusⓦ, wereldrijkⓦ, boerenknechtⓦ, dadelpalmⓦ, meningsuitingⓦ, manierⓦ, plofkipⓦ, koppelⓦ, webⓦ, zakmesⓦ, schelpdierⓦ, hongerloonⓦ, troteⓦ, guitⓦ, eukaryootⓦ, primaatⓦ
noun 18241 Hunnetje neuter diminutive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
discusjeⓦ noun 17418 discusjes plural
nepperdⓦ, duetjeⓦ, spanbroekjeⓦ, supergeleiderⓦ, kustlijntjeⓦ, aanmoediginkjeⓦ, binomiale nomenclatuurⓦ, bergmeubelⓦ, probeerseltjeⓦ, homobarⓦ, baraⓦ, vocativusⓦ, hoofdmotiefⓦ, mystificatietjeⓦ, schoolreisjeⓦ, legermierⓦ, Amsterdammertjeⓦ, sociaal secretariaatⓦ, zeesterretjeⓦ, contactkoorⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
voorgewendⓦ verb 6932 no-table-tags table-tags
verassendⓦ, geladenⓦ, geoptimaliseerdⓦ, afkortendⓦ, onderkendⓦ, schitterendⓦ, vingerendⓦ, teruggaandⓦ, omgevendⓦ, gebaggerdⓦ, samenlevendⓦ, ingepaktⓦ, losstaandⓦ, antedaterendⓦ, inslaandⓦ, gewurgdⓦ, schiftendⓦ, peilendⓦ, ontwaterdⓦ, gescheerdⓦ
verb 6932 nl-decl-past-ptc inflection-template
verb 6932 voorgewend predicative adverbial
verb 6932 voorgewende indefinite feminine masculine singular
verb 6932 voorgewend indefinite neuter singular
verb 6932 voorgewende indefinite plural
verb 6932 voorgewende definite
verb 6932 voorgewends partitive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
abstraherenⓦ verb 4083 weak table-tags
oefenenⓦ, participerenⓦ, typenⓦ, vergroeienⓦ, betuigenⓦ, slippenⓦ, ontlerenⓦ, vervormenⓦ, glimlachenⓦ, interveniërenⓦ, feilenⓦ, speculerenⓦ, gesticulerenⓦ, peuterenⓦ, transporterenⓦ, getuigenⓦ, parasiterenⓦ, plegenⓦ, plegenⓦ, pottenⓦ
verb 4083 nl-conj-wk inflection-template
verb 4083 abstraheren infinitive
verb 4083 abstraheren neuter gerund
verb 4083 abstraheer first-person singular present
verb 4083 abstraheerde first-person singular past
verb 4083 abstraheert second-person singular present
verb 4083 abstraheer second-person singular present
verb 4083 abstraheerde second-person singular past
verb 4083 abstraheert second-person singular present formal
abstraherenⓦ verb 4083 abstraheerde second-person singular past formal
oefenenⓦ, participerenⓦ, typenⓦ, vergroeienⓦ, betuigenⓦ, slippenⓦ, ontlerenⓦ, vervormenⓦ, glimlachenⓦ, interveniërenⓦ, feilenⓦ, speculerenⓦ, gesticulerenⓦ, peuterenⓦ, transporterenⓦ, getuigenⓦ, parasiterenⓦ, plegenⓦ, plegenⓦ, pottenⓦ
verb 4083 abstraheert second-person singular present colloquial Flanders
verb 4083 abstraheert second-person singular present formal majestic archaic
verb 4083 abstraheerde second-person singular past colloquial Flanders
verb 4083 abstraheerde second-person singular past formal majestic archaic
verb 4083 abstraheert third-person singular present
verb 4083 abstraheerde third-person singular past
verb 4083 abstraheren plural present
verb 4083 abstraheerden plural past
verb 4083 abstrahere singular present subjunctive archaic
abstraherenⓦ verb 4083 abstraheerde singular past subjunctive archaic
oefenenⓦ, participerenⓦ, typenⓦ, vergroeienⓦ, betuigenⓦ, slippenⓦ, ontlerenⓦ, vervormenⓦ, glimlachenⓦ, interveniërenⓦ, feilenⓦ, speculerenⓦ, gesticulerenⓦ, peuterenⓦ, transporterenⓦ, getuigenⓦ, parasiterenⓦ, plegenⓦ, plegenⓦ, pottenⓦ
verb 4083 abstraheren plural present subjunctive archaic
verb 4083 abstraheerden plural past subjunctive archaic
verb 4083 abstraheer singular present imperative
verb 4083 abstraheert plural present imperative archaic
verb 4083 abstraherend present participle
verb 4083 geabstraheerd past participle

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
perversⓦ adj 3766 perverser comparative
bordeauxroodⓦ, godgelovigⓦ, geladenⓦ, grindigⓦ, grindigⓦ, aanvalligⓦ, puikⓦ, mycologischⓦ, schitterendⓦ, drukbaarⓦ, lokaalⓦ, raarⓦ, zachtzinnigⓦ, afvalligⓦ, schielijkⓦ, fripsⓦ, averechtsⓦ, zwoelⓦ, stukⓦ, mistigⓦ
adj 3766 meest pervers superlative
adj 3766 perverst superlative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
blauwachtigⓦ adj 3487 no-table-tags table-tags
bordeauxroodⓦ, geladenⓦ, aanvalligⓦ, puikⓦ, mycologischⓦ, schitterendⓦ, drukbaarⓦ, lokaalⓦ, raarⓦ, zachtzinnigⓦ, afvalligⓦ, schielijkⓦ, fripsⓦ, averechtsⓦ, zwoelⓦ, stukⓦ, mistigⓦ, noordwaartsⓦ, mysterieusⓦ, pruilerigⓦ
adj 3487 nl-decl-adj inflection-template
adj 3487 blauwachtig positive predicative adverbial
adj 3487 blauwachtiger comparative predicative adverbial
adj 3487 het blauwachtigst superlative predicative adverbial
adj 3487 het blauwachtigste superlative predicative adverbial
adj 3487 blauwachtige indefinite positive feminine masculine singular
adj 3487 blauwachtigere indefinite comparative feminine masculine singular
adj 3487 blauwachtigste indefinite superlative feminine masculine singular
adj 3487 blauwachtig indefinite positive neuter singular
blauwachtigⓦ adj 3487 blauwachtiger indefinite comparative neuter singular
bordeauxroodⓦ, geladenⓦ, aanvalligⓦ, puikⓦ, mycologischⓦ, schitterendⓦ, drukbaarⓦ, lokaalⓦ, raarⓦ, zachtzinnigⓦ, afvalligⓦ, schielijkⓦ, fripsⓦ, averechtsⓦ, zwoelⓦ, stukⓦ, mistigⓦ, noordwaartsⓦ, mysterieusⓦ, pruilerigⓦ
adj 3487 blauwachtigste indefinite superlative neuter singular
adj 3487 blauwachtige indefinite positive plural
adj 3487 blauwachtigere indefinite comparative plural
adj 3487 blauwachtigste indefinite superlative plural
adj 3487 blauwachtige definite positive
adj 3487 blauwachtigere definite comparative
adj 3487 blauwachtigste definite superlative
adj 3487 blauwachtigs positive partitive
adj 3487 blauwachtigers comparative partitive
blauwachtigⓦ adj 3487 - superlative partitive
bordeauxroodⓦ, geladenⓦ, aanvalligⓦ, puikⓦ, mycologischⓦ, schitterendⓦ, drukbaarⓦ, lokaalⓦ, raarⓦ, zachtzinnigⓦ, afvalligⓦ, schielijkⓦ, fripsⓦ, averechtsⓦ, zwoelⓦ, stukⓦ, mistigⓦ, noordwaartsⓦ, mysterieusⓦ, pruilerigⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
anglicaansⓦ adj 2076 no-table-tags table-tags
voorbijgekabbeldⓦ, pederastischⓦ, eukaryootⓦ, bovengrondsⓦ, onuitspreekbaarⓦ, asymptotischⓦ, pedagogischⓦ, gelijknamigⓦ, ingressiefⓦ, inaugureelⓦ, geborenⓦ, vroegstⓦ, toegestaanⓦ, eetrijpⓦ, faliekantⓦ, dharmischⓦ, hufterproofⓦ, Oeroeralischⓦ, patriotⓦ, eenkoppigⓦ
adj 2076 nl-decl-adj inflection-template
adj 2076 anglicaans positive predicative adverbial
adj 2076 anglicaanse indefinite positive feminine masculine singular
adj 2076 anglicaans indefinite positive neuter singular
adj 2076 anglicaanse indefinite positive plural
adj 2076 anglicaanse definite positive
adj 2076 anglicaans positive partitive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
afbeeldenⓦ verb 1056 separable weak table-tags
uitgroeienⓦ, afstoffenⓦ, afpeigerenⓦ, aanslepenⓦ, afscherenⓦ, inrukkenⓦ, inwonenⓦ, overwerkenⓦ, afdalenⓦ, afleunenⓦ, wegwaaienⓦ, wegpromoverenⓦ, omleidenⓦ, ombrengenⓦ, toetakelenⓦ, afmergelenⓦ, onderverdelenⓦ, bijbetalenⓦ, inlijvenⓦ, afvurenⓦ
verb 1056 nl-conj-wk inflection-template
verb 1056 afbeelden infinitive
verb 1056 afbeelden neuter gerund
verb 1056 beeld af first-person singular present main-clause
verb 1056 beeldde af first-person singular past main-clause
verb 1056 afbeeld first-person singular present subordinate-clause
verb 1056 afbeeldde first-person singular past subordinate-clause
verb 1056 beeldt af second-person singular present main-clause
verb 1056 beeld af second-person singular present main-clause
afbeeldenⓦ verb 1056 beeldde af second-person singular past main-clause
uitgroeienⓦ, afstoffenⓦ, afpeigerenⓦ, aanslepenⓦ, afscherenⓦ, inrukkenⓦ, inwonenⓦ, overwerkenⓦ, afdalenⓦ, afleunenⓦ, wegwaaienⓦ, wegpromoverenⓦ, omleidenⓦ, ombrengenⓦ, toetakelenⓦ, afmergelenⓦ, onderverdelenⓦ, bijbetalenⓦ, inlijvenⓦ, afvurenⓦ
verb 1056 afbeeldt second-person singular present subordinate-clause
verb 1056 afbeeldde second-person singular past subordinate-clause
verb 1056 beeldt af second-person singular present formal main-clause
verb 1056 beeldde af second-person singular past formal main-clause
verb 1056 afbeeldt second-person singular present formal subordinate-clause
verb 1056 afbeeldde second-person singular past formal subordinate-clause
verb 1056 beeldt af second-person singular present colloquial Flanders main-clause
verb 1056 beeldt af second-person singular present formal majestic archaic main-clause
verb 1056 beeldde af second-person singular past colloquial Flanders main-clause
afbeeldenⓦ verb 1056 beeldde af second-person singular past formal majestic archaic main-clause
uitgroeienⓦ, afstoffenⓦ, afpeigerenⓦ, aanslepenⓦ, afscherenⓦ, inrukkenⓦ, inwonenⓦ, overwerkenⓦ, afdalenⓦ, afleunenⓦ, wegwaaienⓦ, wegpromoverenⓦ, omleidenⓦ, ombrengenⓦ, toetakelenⓦ, afmergelenⓦ, onderverdelenⓦ, bijbetalenⓦ, inlijvenⓦ, afvurenⓦ
verb 1056 afbeeldt second-person singular present colloquial Flanders subordinate-clause
verb 1056 afbeeldt second-person singular present formal majestic archaic subordinate-clause
verb 1056 afbeeldde second-person singular past colloquial Flanders subordinate-clause
verb 1056 afbeeldde second-person singular past formal majestic archaic subordinate-clause
verb 1056 beeldt af third-person singular present main-clause
verb 1056 beeldde af third-person singular past main-clause
verb 1056 afbeeldt third-person singular present subordinate-clause
verb 1056 afbeeldde third-person singular past subordinate-clause
verb 1056 beelden af plural present main-clause
afbeeldenⓦ verb 1056 beeldden af plural past main-clause
uitgroeienⓦ, afstoffenⓦ, afpeigerenⓦ, aanslepenⓦ, afscherenⓦ, inrukkenⓦ, inwonenⓦ, overwerkenⓦ, afdalenⓦ, afleunenⓦ, wegwaaienⓦ, wegpromoverenⓦ, omleidenⓦ, ombrengenⓦ, toetakelenⓦ, afmergelenⓦ, onderverdelenⓦ, bijbetalenⓦ, inlijvenⓦ, afvurenⓦ
verb 1056 afbeelden plural present subordinate-clause
verb 1056 afbeeldden plural past subordinate-clause
verb 1056 beelde af singular present subjunctive archaic main-clause
verb 1056 beeldde af singular past subjunctive archaic main-clause
verb 1056 afbeelde singular present subjunctive archaic subordinate-clause
verb 1056 afbeeldde singular past subjunctive archaic subordinate-clause
verb 1056 beelden af plural present subjunctive archaic main-clause
verb 1056 beeldden af plural past subjunctive archaic main-clause
verb 1056 afbeelden plural present subjunctive archaic subordinate-clause
afbeeldenⓦ verb 1056 afbeeldden plural past subjunctive archaic subordinate-clause
uitgroeienⓦ, afstoffenⓦ, afpeigerenⓦ, aanslepenⓦ, afscherenⓦ, inrukkenⓦ, inwonenⓦ, overwerkenⓦ, afdalenⓦ, afleunenⓦ, wegwaaienⓦ, wegpromoverenⓦ, omleidenⓦ, ombrengenⓦ, toetakelenⓦ, afmergelenⓦ, onderverdelenⓦ, bijbetalenⓦ, inlijvenⓦ, afvurenⓦ
verb 1056 beeld af singular present imperative main-clause
verb 1056 beeldt af plural present imperative archaic main-clause
verb 1056 afbeeldend present participle main-clause
verb 1056 afgebeeld past participle main-clause

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Malteesⓦ noun 697 Maltezen plural
bioloogⓦ, West-Afrikaanⓦ, Japannerⓦ, zenuwlijderⓦ, andesvosⓦ, politiemanⓦ, boswachterⓦ, infanteristⓦ, Romeinⓦ, hulpverlenerⓦ, Australiërⓦ, ondergangsprofeetⓦ, man van de wereldⓦ, beleidsmedewerkerⓦ, kabelknipperⓦ, kelnerⓦ, jeugdboekenschrijverⓦ, concurrentⓦ, weldoenerⓦ, Egyptenaarⓦ
noun 697 Malteesje neuter diminutive
noun 697 Maltese feminine

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
bijblijvenⓦ verb 639 separable strong table-tags
doodgaanⓦ, uitverkiezenⓦ, bijlopenⓦ, beetnemenⓦ, eruitzienⓦ, uitnemenⓦ, wegsluipenⓦ, bovenlopenⓦ, overhoudenⓦ, uitschietenⓦ, overklinkenⓦ, terugrijdenⓦ, doorschuivenⓦ, wegwaaienⓦ, bijschietenⓦ, misverstaanⓦ, achteropkomenⓦ, afknijpenⓦ, vooroverlopenⓦ, tegenvallenⓦ
verb 639 nl-conj-st inflection-template
verb 639 1 class
verb 639 bijblijven infinitive
verb 639 bijblijven neuter gerund
verb 639 blijf bij first-person singular present main-clause
verb 639 bleef bij first-person singular past main-clause
verb 639 bijblijf first-person singular present subordinate-clause
verb 639 bijbleef first-person singular past subordinate-clause
verb 639 blijft bij second-person singular present main-clause
bijblijvenⓦ verb 639 blijf bij second-person singular present main-clause
doodgaanⓦ, uitverkiezenⓦ, bijlopenⓦ, beetnemenⓦ, eruitzienⓦ, uitnemenⓦ, wegsluipenⓦ, bovenlopenⓦ, overhoudenⓦ, uitschietenⓦ, overklinkenⓦ, terugrijdenⓦ, doorschuivenⓦ, wegwaaienⓦ, bijschietenⓦ, misverstaanⓦ, achteropkomenⓦ, afknijpenⓦ, vooroverlopenⓦ, tegenvallenⓦ
verb 639 bleef bij second-person singular past main-clause
verb 639 bijblijft second-person singular present subordinate-clause
verb 639 bijbleef second-person singular past subordinate-clause
verb 639 blijft bij second-person singular present formal main-clause
verb 639 bleef bij second-person singular past formal main-clause
verb 639 bijblijft second-person singular present formal subordinate-clause
verb 639 bijbleef second-person singular past formal subordinate-clause
verb 639 blijft bij second-person singular present colloquial Flanders main-clause
verb 639 blijft bij second-person singular present formal majestic archaic main-clause
bijblijvenⓦ verb 639 bleeft bij second-person singular past colloquial Flanders main-clause
doodgaanⓦ, uitverkiezenⓦ, bijlopenⓦ, beetnemenⓦ, eruitzienⓦ, uitnemenⓦ, wegsluipenⓦ, bovenlopenⓦ, overhoudenⓦ, uitschietenⓦ, overklinkenⓦ, terugrijdenⓦ, doorschuivenⓦ, wegwaaienⓦ, bijschietenⓦ, misverstaanⓦ, achteropkomenⓦ, afknijpenⓦ, vooroverlopenⓦ, tegenvallenⓦ
verb 639 bleeft bij second-person singular past formal majestic archaic main-clause
verb 639 bijblijft second-person singular present colloquial Flanders subordinate-clause
verb 639 bijblijft second-person singular present formal majestic archaic subordinate-clause
verb 639 bijbleeft second-person singular past colloquial Flanders subordinate-clause
verb 639 bijbleeft second-person singular past formal majestic archaic subordinate-clause
verb 639 blijft bij third-person singular present main-clause
verb 639 bleef bij third-person singular past main-clause
verb 639 bijblijft third-person singular present subordinate-clause
verb 639 bijbleef third-person singular past subordinate-clause
bijblijvenⓦ verb 639 blijven bij plural present main-clause
doodgaanⓦ, uitverkiezenⓦ, bijlopenⓦ, beetnemenⓦ, eruitzienⓦ, uitnemenⓦ, wegsluipenⓦ, bovenlopenⓦ, overhoudenⓦ, uitschietenⓦ, overklinkenⓦ, terugrijdenⓦ, doorschuivenⓦ, wegwaaienⓦ, bijschietenⓦ, misverstaanⓦ, achteropkomenⓦ, afknijpenⓦ, vooroverlopenⓦ, tegenvallenⓦ
verb 639 bleven bij plural past main-clause
verb 639 bijblijven plural present subordinate-clause
verb 639 bijbleven plural past subordinate-clause
verb 639 blijve bij singular present subjunctive archaic main-clause
verb 639 bleve bij singular past subjunctive archaic main-clause
verb 639 bijblijve singular present subjunctive archaic subordinate-clause
verb 639 bijbleve singular past subjunctive archaic subordinate-clause
verb 639 blijven bij plural present subjunctive archaic main-clause
verb 639 bleven bij plural past subjunctive archaic main-clause
bijblijvenⓦ verb 639 bijblijven plural present subjunctive archaic subordinate-clause
doodgaanⓦ, uitverkiezenⓦ, bijlopenⓦ, beetnemenⓦ, eruitzienⓦ, uitnemenⓦ, wegsluipenⓦ, bovenlopenⓦ, overhoudenⓦ, uitschietenⓦ, overklinkenⓦ, terugrijdenⓦ, doorschuivenⓦ, wegwaaienⓦ, bijschietenⓦ, misverstaanⓦ, achteropkomenⓦ, afknijpenⓦ, vooroverlopenⓦ, tegenvallenⓦ
verb 639 bijbleven plural past subjunctive archaic subordinate-clause
verb 639 blijf bij singular present imperative main-clause
verb 639 blijft bij plural present imperative archaic main-clause
verb 639 bijblijvend present participle main-clause
verb 639 bijgebleven past participle main-clause

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
onderschrijdenⓦ verb 586 strong table-tags
roepenⓦ, verzwijgenⓦ, staanⓦ, schrinkenⓦ, scherenⓦ, scherenⓦ, dingenⓦ, verrijdenⓦ, overklinkenⓦ, verliezenⓦ, beslaanⓦ, doorstaanⓦ, zwerenⓦ, zwerenⓦ, ontvangenⓦ, schrimpenⓦ, schuivenⓦ, stotenⓦ, vergetenⓦ, drinkenⓦ
verb 586 nl-conj-st inflection-template
verb 586 1 class
verb 586 onderschrijden infinitive
verb 586 onderschrijden neuter gerund
verb 586 onderschrijd first-person singular present
verb 586 onderschreed first-person singular past
verb 586 onderschrijdt second-person singular present
verb 586 onderschrijd second-person singular present
verb 586 onderschreed second-person singular past
onderschrijdenⓦ verb 586 onderschrijdt second-person singular present formal
roepenⓦ, verzwijgenⓦ, staanⓦ, schrinkenⓦ, scherenⓦ, scherenⓦ, dingenⓦ, verrijdenⓦ, overklinkenⓦ, verliezenⓦ, beslaanⓦ, doorstaanⓦ, zwerenⓦ, zwerenⓦ, ontvangenⓦ, schrimpenⓦ, schuivenⓦ, stotenⓦ, vergetenⓦ, drinkenⓦ
verb 586 onderschreed second-person singular past formal
verb 586 onderschrijdt second-person singular present colloquial Flanders
verb 586 onderschrijdt second-person singular present formal majestic archaic
verb 586 onderschreedt second-person singular past colloquial Flanders
verb 586 onderschreedt second-person singular past formal majestic archaic
verb 586 onderschrijdt third-person singular present
verb 586 onderschreed third-person singular past
verb 586 onderschrijden plural present
verb 586 onderschreden plural past
onderschrijdenⓦ verb 586 onderschrijde singular present subjunctive archaic
roepenⓦ, verzwijgenⓦ, staanⓦ, schrinkenⓦ, scherenⓦ, scherenⓦ, dingenⓦ, verrijdenⓦ, overklinkenⓦ, verliezenⓦ, beslaanⓦ, doorstaanⓦ, zwerenⓦ, zwerenⓦ, ontvangenⓦ, schrimpenⓦ, schuivenⓦ, stotenⓦ, vergetenⓦ, drinkenⓦ
verb 586 onderschrede singular past subjunctive archaic
verb 586 onderschrijden plural present subjunctive archaic
verb 586 onderschreden plural past subjunctive archaic
verb 586 onderschrijd singular present imperative
verb 586 onderschrijdt plural present imperative archaic
verb 586 onderschrijdend present participle
verb 586 onderschreden past participle

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
schoolvriendinⓦ noun 250 schoolvriendinnen plural
apinⓦ, vorstinⓦ, christinⓦ, prinsesⓦ, levensgezellinⓦ, verpleegsterⓦ, ex-vrouwⓦ, waardinⓦ, abdisⓦ, hogepriesteresⓦ, kruimeldieveggeⓦ, danseresⓦ, weerlezeresⓦ, pianisteⓦ, moederⓦ, kapsterⓦ, politicaⓦ, Portugeseⓦ, hertoginⓦ, serveersterⓦ
noun 250 schoolvriendinnetje neuter diminutive
noun 250 schoolvriend masculine

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
garagehouderⓦ noun 229 garagehouders plural
straatkunstenaarⓦ, aandeelhebberⓦ, Parijzenaarⓦ, agnosticusⓦ, kopiistⓦ, provenierⓦ, wijkverplegerⓦ, Liechtensteinerⓦ, Berlijnerⓦ, Turkmeenⓦ, hongerstakerⓦ, Baskⓦ, burgemeesterⓦ, fokkerⓦ, eeuwelingⓦ, Koreaanⓦ, Venetiaanⓦ, hotelierⓦ, legeraanvoerderⓦ, drankbestrijderⓦ
noun 229 garagehoudster feminine

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
anabolismeⓦ noun 218 anabolismetje neuter diminutive
webⓦ, schminkⓦ, drabⓦ, marjoleinⓦ, brolⓦ, kerstmuziekⓦ, kakⓦ, kakwangenⓦ, internetⓦ, zwendelⓦ, walstroⓦ, wattenⓦ, wilde rucolaⓦ, zelfzuchtⓦ, goudkoortsⓦ, vriesweerⓦ, verkeerⓦ, ijsvrijⓦ, uitstelⓦ, hondenweerⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
eronderⓦ adv 182 no-table-tags table-tags
naarⓦ, daarachterⓦ, erbijⓦ, rondⓦ, daaromⓦ, hiernaⓦ, hieroverⓦ, waaroverheenⓦ, uitⓦ, doorⓦ, voorⓦ, daarvandaanⓦ, ernaartoeⓦ, daarnaⓦ, hierachterⓦ, hiernaastⓦ, erachterⓦ, hieronderⓦ, daarmeeⓦ, waaromheenⓦ
adv 182 nl-pronadv-table inflection-template
adv 182 onder prepositional
adv 182 onder adverb postpositional
adv 182 eronder error-unrecognized-form
adv 182 hieronder error-unrecognized-form
adv 182 daaronder error-unrecognized-form
adv 182 waaronder error-unrecognized-form
adv 182 ergens onder error-unrecognized-form
adv 182 nergens onder error-unrecognized-form
eronderⓦ adv 182 overal onder error-unrecognized-form
naarⓦ, daarachterⓦ, erbijⓦ, rondⓦ, daaromⓦ, hiernaⓦ, hieroverⓦ, waaroverheenⓦ, uitⓦ, doorⓦ, voorⓦ, daarvandaanⓦ, ernaartoeⓦ, daarnaⓦ, hierachterⓦ, hiernaastⓦ, erachterⓦ, hieronderⓦ, daarmeeⓦ, waaromheenⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
masseuseⓦ noun 180 masseuses plural
mensenrechtenactivisteⓦ, debutanteⓦ, Baskischeⓦ, Peruaanseⓦ, Turkmeenseⓦ, wereldkampioeneⓦ, penningmeesteresⓦ, ethicaⓦ, ski-instructriceⓦ, Vietnameseⓦ, neerlandicaⓦ, yoginiⓦ, celgenoteⓦ, Welsheⓦ, correspondenteⓦ, Amerikaans-Samoaanseⓦ, betovergrootmoederⓦ, Indiaseⓦ, aandeelhoudsterⓦ, voetbalspeelsterⓦ
noun 180 masseur masculine

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
wollenⓦ adj 113 no-table-tags table-tags
bontenⓦ, grafietenⓦ, plankenⓦ, metalenⓦ, plucheⓦ, tuiglerenⓦ, messingⓦ, baleinenⓦ, rietenⓦ, enigstⓦ, jongstledenⓦ, stalenⓦ, spaanplatenⓦ, achterhandeⓦ, trijpenⓦ, gazenⓦ, elpenbenenⓦ, anderhalfⓦ, badstofⓦ, glazenⓦ
adj 113 nl-decl-adj inflection-template
adj 113 wollen indefinite positive feminine masculine singular
adj 113 wollen indefinite positive neuter singular
adj 113 wollen indefinite positive plural
adj 113 wollen definite positive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
veertiendeⓦ adj 79 no-table-tags table-tags
nuldeⓦ, onechtⓦ, bedovenⓦ, tweedeⓦ, francoⓦ, zesdeⓦ, twintigsteⓦ, Vaticaansⓦ, zestigsteⓦ, zeventigsteⓦ, sjiek de friemelⓦ, kaoloⓦ, oppersteⓦ, krijgsgevangenⓦ, vierdeⓦ, gewezenⓦ, zoveelsteⓦ, vijftigsteⓦ, achtsteⓦ, blancoⓦ
adj 79 nl-decl-adj inflection-template
adj 79 veertiende positive predicative adverbial
adj 79 veertiende indefinite positive feminine masculine singular
adj 79 veertiende indefinite positive neuter singular
adj 79 veertiende indefinite positive plural
adj 79 veertiende definite positive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
harerⓦ pron 57 no-table-tags table-tags
zijⓦ, geⓦ, uwerⓦ, hunnerⓦ, uwⓦ, zijnerⓦ, m'nⓦ, jeⓦ, jeⓦ, jeⓦ, wijⓦ, jouⓦ, onzerⓦ, hemⓦ, onzeⓦ, jouwsⓦ, hunsⓦ, jouweⓦ, mijnerⓦ, ieⓦ
pron 57 nl-decl-personal pronouns inflection-template
pron 57 ik first-person subjective singular pronoun personal stressed
pron 57 'k first-person subjective singular pronoun personal unstressed
pron 57 mij first-person objective singular pronoun personal stressed
pron 57 me first-person objective singular pronoun personal unstressed
pron 57 mijn first-person singular possessive pronoun personal stressed
pron 57 m'n first-person singular possessive pronoun personal unstressed
pron 57 mijne first-person predicative possessive pronoun personal
pron 57 me first-person predicative possessive pronoun personal reflexive
harerⓦ pron 57 mijner first-person genitive predicative pronoun archaic personal
zijⓦ, geⓦ, uwerⓦ, hunnerⓦ, uwⓦ, zijnerⓦ, m'nⓦ, jeⓦ, jeⓦ, jeⓦ, wijⓦ, jouⓦ, onzerⓦ, hemⓦ, onzeⓦ, jouwsⓦ, hunsⓦ, jouweⓦ, mijnerⓦ, ieⓦ
pron 57 mijns first-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 57 jij second-person subjective singular pronoun personal stressed
pron 57 je second-person subjective singular pronoun personal unstressed
pron 57 jou second-person objective singular pronoun personal stressed
pron 57 je second-person objective singular pronoun personal unstressed
pron 57 jouw second-person singular possessive pronoun personal stressed
pron 57 je second-person singular possessive pronoun personal unstressed
pron 57 jouwe second-person predicative possessive pronoun personal
pron 57 je second-person predicative possessive pronoun personal reflexive
harerⓦ pron 57 jouwer second-person genitive predicative pronoun archaic personal
zijⓦ, geⓦ, uwerⓦ, hunnerⓦ, uwⓦ, zijnerⓦ, m'nⓦ, jeⓦ, jeⓦ, jeⓦ, wijⓦ, jouⓦ, onzerⓦ, hemⓦ, onzeⓦ, jouwsⓦ, hunsⓦ, jouweⓦ, mijnerⓦ, ieⓦ
pron 57 jouws second-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 57 gij second-person subjective singular pronoun archaic personal stressed dialectal
pron 57 ge second-person subjective singular pronoun archaic personal dialectal unstressed
pron 57 u second-person objective singular pronoun archaic personal stressed dialectal
pron 57 - second-person objective singular pronoun archaic personal dialectal unstressed
pron 57 uw second-person singular possessive pronoun archaic personal stressed dialectal
pron 57 - second-person singular possessive pronoun archaic personal dialectal unstressed
pron 57 uwe second-person predicative possessive pronoun archaic personal dialectal
pron 57 u second-person predicative possessive pronoun archaic personal dialectal reflexive
harerⓦ pron 57 uwer second-person genitive predicative pronoun archaic personal dialectal
zijⓦ, geⓦ, uwerⓦ, hunnerⓦ, uwⓦ, zijnerⓦ, m'nⓦ, jeⓦ, jeⓦ, jeⓦ, wijⓦ, jouⓦ, onzerⓦ, hemⓦ, onzeⓦ, jouwsⓦ, hunsⓦ, jouweⓦ, mijnerⓦ, ieⓦ
pron 57 uws second-person genitive predicative pronoun archaic personal dialectal
pron 57 u second-person subjective singular pronoun formal personal stressed
pron 57 - second-person subjective singular pronoun formal personal unstressed
pron 57 u second-person objective singular pronoun formal personal stressed
pron 57 - second-person objective singular pronoun formal personal unstressed
pron 57 uw second-person singular possessive pronoun formal personal stressed
pron 57 - second-person singular possessive pronoun formal personal unstressed
pron 57 uwe second-person predicative possessive pronoun formal personal
pron 57 zich second-person predicative possessive pronoun formal personal reflexive
harerⓦ pron 57 uwer second-person genitive predicative pronoun formal archaic personal
zijⓦ, geⓦ, uwerⓦ, hunnerⓦ, uwⓦ, zijnerⓦ, m'nⓦ, jeⓦ, jeⓦ, jeⓦ, wijⓦ, jouⓦ, onzerⓦ, hemⓦ, onzeⓦ, jouwsⓦ, hunsⓦ, jouweⓦ, mijnerⓦ, ieⓦ
pron 57 uws second-person genitive predicative pronoun formal archaic personal
pron 57 hij masculine third-person subjective singular pronoun personal stressed
pron 57 ie masculine third-person subjective singular pronoun personal unstressed
pron 57 hem masculine third-person objective singular pronoun personal stressed
pron 57 'm masculine third-person objective singular pronoun personal unstressed
pron 57 zijn masculine third-person singular possessive pronoun personal stressed
pron 57 z'n masculine third-person singular possessive pronoun personal unstressed
pron 57 zijne masculine third-person predicative possessive pronoun personal
pron 57 zich masculine third-person predicative possessive pronoun personal reflexive
harerⓦ pron 57 zijner masculine third-person genitive predicative pronoun archaic personal
zijⓦ, geⓦ, uwerⓦ, hunnerⓦ, uwⓦ, zijnerⓦ, m'nⓦ, jeⓦ, jeⓦ, jeⓦ, wijⓦ, jouⓦ, onzerⓦ, hemⓦ, onzeⓦ, jouwsⓦ, hunsⓦ, jouweⓦ, mijnerⓦ, ieⓦ
pron 57 zijns masculine third-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 57 zij feminine third-person subjective singular pronoun personal stressed
pron 57 ze feminine third-person subjective singular pronoun personal unstressed
pron 57 haar feminine third-person objective singular pronoun personal stressed
pron 57 h'r feminine third-person objective singular pronoun personal unstressed
pron 57 'r feminine third-person objective singular pronoun personal unstressed
pron 57 d'r feminine third-person objective singular pronoun personal unstressed
pron 57 haar feminine third-person singular possessive pronoun personal stressed
pron 57 h'r feminine third-person singular possessive pronoun personal unstressed
harerⓦ pron 57 'r feminine third-person singular possessive pronoun personal unstressed
zijⓦ, geⓦ, uwerⓦ, hunnerⓦ, uwⓦ, zijnerⓦ, m'nⓦ, jeⓦ, jeⓦ, jeⓦ, wijⓦ, jouⓦ, onzerⓦ, hemⓦ, onzeⓦ, jouwsⓦ, hunsⓦ, jouweⓦ, mijnerⓦ, ieⓦ
pron 57 d'r feminine third-person singular possessive pronoun personal unstressed
pron 57 hare feminine third-person predicative possessive pronoun personal
pron 57 zich feminine third-person predicative possessive pronoun personal reflexive
pron 57 harer feminine third-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 57 haars feminine third-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 57 het neuter third-person subjective singular pronoun personal stressed
pron 57 't neuter third-person subjective singular pronoun personal unstressed
pron 57 het neuter third-person objective singular pronoun personal stressed
pron 57 't neuter third-person objective singular pronoun personal unstressed
harerⓦ pron 57 zijn neuter third-person singular possessive pronoun personal stressed
zijⓦ, geⓦ, uwerⓦ, hunnerⓦ, uwⓦ, zijnerⓦ, m'nⓦ, jeⓦ, jeⓦ, jeⓦ, wijⓦ, jouⓦ, onzerⓦ, hemⓦ, onzeⓦ, jouwsⓦ, hunsⓦ, jouweⓦ, mijnerⓦ, ieⓦ
pron 57 z'n neuter third-person singular possessive pronoun personal unstressed
pron 57 zijne neuter third-person predicative possessive pronoun personal
pron 57 zich neuter third-person predicative possessive pronoun personal reflexive
pron 57 zijner neuter third-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 57 zijns neuter third-person genitive predicative pronoun archaic personal
pron 57 wij first-person plural pronoun personal stressed
pron 57 we first-person plural pronoun personal unstressed
pron 57 ons first-person plural pronoun personal stressed
pron 57 - first-person plural pronoun personal unstressed
harerⓦ pron 57 onze first-person plural pronoun personal stressed
zijⓦ, geⓦ, uwerⓦ, hunnerⓦ, uwⓦ, zijnerⓦ, m'nⓦ, jeⓦ, jeⓦ, jeⓦ, wijⓦ, jouⓦ, onzerⓦ, hemⓦ, onzeⓦ, jouwsⓦ, hunsⓦ, jouweⓦ, mijnerⓦ, ieⓦ
pron 57 onze first-person predicative plural possessive pronoun personal
pron 57 ons first-person predicative plural possessive pronoun personal reflexive
pron 57 onzer first-person genitive predicative plural pronoun archaic personal
pron 57 onzes first-person genitive predicative plural pronoun archaic personal
pron 57 jullie second-person plural pronoun personal stressed
pron 57 je second-person plural pronoun personal unstressed
pron 57 - second-person predicative plural possessive pronoun personal
pron 57 je second-person predicative plural possessive pronoun personal reflexive
pron 57 - second-person genitive predicative plural pronoun archaic personal
harerⓦ pron 57 gij second-person plural pronoun archaic personal stressed dialectal
zijⓦ, geⓦ, uwerⓦ, hunnerⓦ, uwⓦ, zijnerⓦ, m'nⓦ, jeⓦ, jeⓦ, jeⓦ, wijⓦ, jouⓦ, onzerⓦ, hemⓦ, onzeⓦ, jouwsⓦ, hunsⓦ, jouweⓦ, mijnerⓦ, ieⓦ
pron 57 ge second-person plural pronoun archaic personal dialectal unstressed
pron 57 u second-person plural pronoun archaic personal stressed dialectal
pron 57 - second-person plural pronoun archaic personal dialectal unstressed
pron 57 uw second-person plural pronoun archaic personal stressed dialectal
pron 57 uwe second-person predicative plural possessive pronoun archaic personal dialectal
pron 57 u second-person predicative plural possessive pronoun archaic personal dialectal reflexive
pron 57 uwer second-person genitive predicative plural pronoun archaic personal dialectal
pron 57 uws second-person genitive predicative plural pronoun archaic personal dialectal
pron 57 u second-person plural pronoun formal personal stressed
harerⓦ pron 57 - second-person plural pronoun formal personal unstressed
zijⓦ, geⓦ, uwerⓦ, hunnerⓦ, uwⓦ, zijnerⓦ, m'nⓦ, jeⓦ, jeⓦ, jeⓦ, wijⓦ, jouⓦ, onzerⓦ, hemⓦ, onzeⓦ, jouwsⓦ, hunsⓦ, jouweⓦ, mijnerⓦ, ieⓦ
pron 57 uw second-person plural pronoun formal personal stressed
pron 57 uwe second-person predicative plural possessive pronoun formal personal
pron 57 zich second-person predicative plural possessive pronoun formal personal reflexive
pron 57 uwer second-person genitive predicative plural pronoun formal archaic personal
pron 57 uws second-person genitive predicative plural pronoun formal archaic personal
pron 57 zij third-person plural pronoun personal stressed
pron 57 ze third-person plural pronoun personal unstressed
pron 57 hen third-person plural pronoun personal stressed
pron 57 hun third-person plural pronoun personal stressed
harerⓦ pron 57 - third-person plural pronoun personal unstressed
zijⓦ, geⓦ, uwerⓦ, hunnerⓦ, uwⓦ, zijnerⓦ, m'nⓦ, jeⓦ, jeⓦ, jeⓦ, wijⓦ, jouⓦ, onzerⓦ, hemⓦ, onzeⓦ, jouwsⓦ, hunsⓦ, jouweⓦ, mijnerⓦ, ieⓦ
pron 57 hunne third-person predicative plural possessive pronoun personal
pron 57 zich third-person predicative plural possessive pronoun personal reflexive
pron 57 hunner third-person genitive predicative plural pronoun archaic personal
pron 57 huns third-person genitive predicative plural pronoun archaic personal

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
beter een vogel in de hand dan tien in de luchtⓦ proverb 55 beter één vogel in de hand canonical
bel de brandweerⓦ, voorkomenⓦ, voorkomenⓦ, boter, kaas en eierenⓦ, Vrolijk Kerstfeest en een Gelukkig Nieuwjaarⓦ, humⓦ, dagⓦ, bel de politieⓦ, 'nsⓦ, goededagⓦ, Oploo, Sint Anthonis en Ledeackerⓦ, netjesⓦ, hoe kom ik bijⓦ, hellupⓦ, Nuenen, Gerwen en Nederwettenⓦ, Eethen, Genderen en Heesbeenⓦ, omwindenⓦ, omwindenⓦ, hoe kom ik inⓦ, overgietenⓦ
proverb 55 dan tien in de lucht canonical

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
IJslandⓦ name 53 IJslands adjective
Oekraïneⓦ, Ierlandⓦ, Kosovoⓦ, Roemeniëⓦ, Serviëⓦ, Letlandⓦ, Europaⓦ, Monacoⓦ, Hongarijeⓦ, Belarusⓦ, Belgiëⓦ, Duitslandⓦ, Litouwenⓦ, Tsjechiëⓦ, Aziëⓦ, Portugalⓦ, Bosniëⓦ, Wit-Ruslandⓦ, Andorraⓦ, Oostenrijkⓦ
name 53 IJslander masculine demonym
name 53 IJslandse feminine demonym

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
jⓦ character 28 J uppercase
cⓦ, kⓦ, yⓦ, wⓦ, mⓦ, gⓦ, eⓦ, uⓦ, qⓦ, iⓦ, nⓦ, zⓦ, aⓦ, sⓦ, fⓦ, bⓦ, lⓦ, tⓦ, vⓦ, oⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
ophelpenⓦ verb 28 separable strong table-tags
uitstervenⓦ, afhelpenⓦ, tussenwerpenⓦ, aanhelpenⓦ, wegstervenⓦ, inwerpenⓦ, afwerpenⓦ, doorhelpenⓦ, omzwervenⓦ, weghelpenⓦ, aanverstervenⓦ, aanstervenⓦ, toewerpenⓦ, aanwervenⓦ, vooruithelpenⓦ, uitwerpenⓦ, voorthelpenⓦ, omverwerpenⓦ, aanbestervenⓦ, aanwerpenⓦ
verb 28 nl-conj-st inflection-template
verb 28 3+7 class
verb 28 ophelpen infinitive
verb 28 ophelpen neuter gerund
verb 28 help op first-person singular present main-clause
verb 28 hielp op first-person singular past main-clause
verb 28 ophelp first-person singular present subordinate-clause
verb 28 ophielp first-person singular past subordinate-clause
verb 28 helpt op second-person singular present main-clause
ophelpenⓦ verb 28 help op second-person singular present main-clause
uitstervenⓦ, afhelpenⓦ, tussenwerpenⓦ, aanhelpenⓦ, wegstervenⓦ, inwerpenⓦ, afwerpenⓦ, doorhelpenⓦ, omzwervenⓦ, weghelpenⓦ, aanverstervenⓦ, aanstervenⓦ, toewerpenⓦ, aanwervenⓦ, vooruithelpenⓦ, uitwerpenⓦ, voorthelpenⓦ, omverwerpenⓦ, aanbestervenⓦ, aanwerpenⓦ
verb 28 hielp op second-person singular past main-clause
verb 28 ophelpt second-person singular present subordinate-clause
verb 28 ophielp second-person singular past subordinate-clause
verb 28 helpt op second-person singular present formal main-clause
verb 28 hielp op second-person singular past formal main-clause
verb 28 ophelpt second-person singular present formal subordinate-clause
verb 28 ophielp second-person singular past formal subordinate-clause
verb 28 helpt op second-person singular present colloquial Flanders main-clause
verb 28 helpt op second-person singular present formal majestic archaic main-clause
ophelpenⓦ verb 28 hielpt op second-person singular past colloquial Flanders main-clause
uitstervenⓦ, afhelpenⓦ, tussenwerpenⓦ, aanhelpenⓦ, wegstervenⓦ, inwerpenⓦ, afwerpenⓦ, doorhelpenⓦ, omzwervenⓦ, weghelpenⓦ, aanverstervenⓦ, aanstervenⓦ, toewerpenⓦ, aanwervenⓦ, vooruithelpenⓦ, uitwerpenⓦ, voorthelpenⓦ, omverwerpenⓦ, aanbestervenⓦ, aanwerpenⓦ
verb 28 hielpt op second-person singular past formal majestic archaic main-clause
verb 28 ophelpt second-person singular present colloquial Flanders subordinate-clause
verb 28 ophelpt second-person singular present formal majestic archaic subordinate-clause
verb 28 ophielpt second-person singular past colloquial Flanders subordinate-clause
verb 28 ophielpt second-person singular past formal majestic archaic subordinate-clause
verb 28 helpt op third-person singular present main-clause
verb 28 hielp op third-person singular past main-clause
verb 28 ophelpt third-person singular present subordinate-clause
verb 28 ophielp third-person singular past subordinate-clause
ophelpenⓦ verb 28 helpen op plural present main-clause
uitstervenⓦ, afhelpenⓦ, tussenwerpenⓦ, aanhelpenⓦ, wegstervenⓦ, inwerpenⓦ, afwerpenⓦ, doorhelpenⓦ, omzwervenⓦ, weghelpenⓦ, aanverstervenⓦ, aanstervenⓦ, toewerpenⓦ, aanwervenⓦ, vooruithelpenⓦ, uitwerpenⓦ, voorthelpenⓦ, omverwerpenⓦ, aanbestervenⓦ, aanwerpenⓦ
verb 28 hielpen op plural past main-clause
verb 28 ophelpen plural present subordinate-clause
verb 28 ophielpen plural past subordinate-clause
verb 28 helpe op singular present subjunctive archaic main-clause
verb 28 hielpe op singular past subjunctive archaic main-clause
verb 28 ophelpe singular present subjunctive archaic subordinate-clause
verb 28 ophielpe singular past subjunctive archaic subordinate-clause
verb 28 helpen op plural present subjunctive archaic main-clause
verb 28 hielpen op plural past subjunctive archaic main-clause
ophelpenⓦ verb 28 ophelpen plural present subjunctive archaic subordinate-clause
uitstervenⓦ, afhelpenⓦ, tussenwerpenⓦ, aanhelpenⓦ, wegstervenⓦ, inwerpenⓦ, afwerpenⓦ, doorhelpenⓦ, omzwervenⓦ, weghelpenⓦ, aanverstervenⓦ, aanstervenⓦ, toewerpenⓦ, aanwervenⓦ, vooruithelpenⓦ, uitwerpenⓦ, voorthelpenⓦ, omverwerpenⓦ, aanbestervenⓦ, aanwerpenⓦ
verb 28 ophielpen plural past subjunctive archaic subordinate-clause
verb 28 help op singular present imperative main-clause
verb 28 helpt op plural present imperative archaic main-clause
verb 28 ophelpend present participle main-clause
verb 28 opgeholpen past participle main-clause

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Fⓦ character 26 f lowercase
Xⓦ, Pⓦ, Jⓦ, Iⓦ, Mⓦ, Vⓦ, Gⓦ, Tⓦ, Bⓦ, Yⓦ, Uⓦ, Rⓦ, Nⓦ, Aⓦ, Sⓦ, Oⓦ, Lⓦ, Cⓦ, Kⓦ, Dⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
verwervenⓦ verb 20 strong table-tags
bedervenⓦ, stervenⓦ, ontzwervenⓦ, ontstervenⓦ, ontwerpenⓦ, werpenⓦ, behelpenⓦ, onderwerpenⓦ, wervenⓦ, verwerpenⓦ, bestervenⓦ, onthelpenⓦ, verdervenⓦ, verhelpenⓦ, helpenⓦ, zwervenⓦ, verzwervenⓦ, bewerpenⓦ, verstervenⓦ
verb 20 nl-conj-st inflection-template
verb 20 3+7 class
verb 20 verwerven infinitive
verb 20 verwerven neuter gerund
verb 20 verwerf first-person singular present
verb 20 verwierf first-person singular past
verb 20 verwerft second-person singular present
verb 20 verwerf second-person singular present
verb 20 verwierf second-person singular past
verwervenⓦ verb 20 verwerft second-person singular present formal
bedervenⓦ, stervenⓦ, ontzwervenⓦ, ontstervenⓦ, ontwerpenⓦ, werpenⓦ, behelpenⓦ, onderwerpenⓦ, wervenⓦ, verwerpenⓦ, bestervenⓦ, onthelpenⓦ, verdervenⓦ, verhelpenⓦ, helpenⓦ, zwervenⓦ, verzwervenⓦ, bewerpenⓦ, verstervenⓦ
verb 20 verwierf second-person singular past formal
verb 20 verwerft second-person singular present colloquial Flanders
verb 20 verwerft second-person singular present formal majestic archaic
verb 20 verwierft second-person singular past colloquial Flanders
verb 20 verwierft second-person singular past formal majestic archaic
verb 20 verwerft third-person singular present
verb 20 verwierf third-person singular past
verb 20 verwerven plural present
verb 20 verwierven plural past
verwervenⓦ verb 20 verwerve singular present subjunctive archaic
bedervenⓦ, stervenⓦ, ontzwervenⓦ, ontstervenⓦ, ontwerpenⓦ, werpenⓦ, behelpenⓦ, onderwerpenⓦ, wervenⓦ, verwerpenⓦ, bestervenⓦ, onthelpenⓦ, verdervenⓦ, verhelpenⓦ, helpenⓦ, zwervenⓦ, verzwervenⓦ, bewerpenⓦ, verstervenⓦ
verb 20 verwierve singular past subjunctive archaic
verb 20 verwerven plural present subjunctive archaic
verb 20 verwierven plural past subjunctive archaic
verb 20 verwerf singular present imperative
verb 20 verwerft plural present imperative archaic
verb 20 verwervend present participle
verb 20 verworven past participle

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
achteraanⓦ circumpos 10 no-table-tags table-tags
tusseninⓦ, onderdoorⓦ, tussendoorⓦ, tegenaanⓦ, naartoeⓦ, omheenⓦ, vanafⓦ, overheenⓦ, doorheenⓦ
circumpos 10 nl-pronadv-table inflection-template
circumpos 10 achter ... aan circumposition
circumpos 10 achteraan adverb postpositional
circumpos 10 erachteraan error-unrecognized-form
circumpos 10 hierachteraan error-unrecognized-form
circumpos 10 daarachteraan error-unrecognized-form
circumpos 10 waarachteraan error-unrecognized-form
circumpos 10 ergens achteraan error-unrecognized-form
circumpos 10 nergens achteraan error-unrecognized-form
achteraanⓦ circumpos 10 overal achteraan error-unrecognized-form
tusseninⓦ, onderdoorⓦ, tussendoorⓦ, tegenaanⓦ, naartoeⓦ, omheenⓦ, vanafⓦ, overheenⓦ, doorheenⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
procrastinerenⓦ noun 9 weak table-tags
vermarktenⓦ, frettenⓦ, -erenⓦ, -erenⓦ, visualiserenⓦ, -enⓦ, -enⓦ, waarnenⓦ
noun 9 nl-conj-wk inflection-template
noun 9 procrastineren infinitive
noun 9 procrastineren n gerund
noun 9 procrastineer first-person singular present
noun 9 procrastineerde first-person singular past
noun 9 procrastineert second-person singular present
noun 9 procrastineer second-person singular present
noun 9 procrastineerde second-person singular past
noun 9 procrastineert second-person singular present formal
procrastinerenⓦ noun 9 procrastineerde second-person singular past formal
vermarktenⓦ, frettenⓦ, -erenⓦ, -erenⓦ, visualiserenⓦ, -enⓦ, -enⓦ, waarnenⓦ
noun 9 procrastineert second-person singular present colloquial Flanders
noun 9 procrastineert second-person singular present formal majestic archaic
noun 9 procrastineerde second-person singular past colloquial Flanders
noun 9 procrastineerde second-person singular past formal majestic archaic
noun 9 procrastineert third-person singular present
noun 9 procrastineerde third-person singular past
noun 9 procrastineren plural present
noun 9 procrastineerden plural past
noun 9 procrastinere singular present subjunctive archaic
procrastinerenⓦ noun 9 procrastineerde singular past subjunctive archaic
vermarktenⓦ, frettenⓦ, -erenⓦ, -erenⓦ, visualiserenⓦ, -enⓦ, -enⓦ, waarnenⓦ
noun 9 procrastineren plural present subjunctive archaic
noun 9 procrastineerden plural past subjunctive archaic
noun 9 procrastineer singular present imperative
noun 9 procrastineert plural present imperative archaic
noun 9 procrastinerend present participle
noun 9 geprocrastineerd past participle

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
niemandⓦ pron 8 niemands genitive
elkaarⓦ, iemandⓦ, iederⓦ, malkanderⓦ, elkanderⓦ, iedereenⓦ, andermanⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
De Kooiⓦ name 8 De Koai neuter canonical
Sluis 13ⓦ, Reusel-De Mierdenⓦ, Groene Hartⓦ, Het Fetlaerⓦ, Sluis 7ⓦ, Sluis 6ⓦ, De Gestⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
afzeggenⓦ verb 7 irregular separable weak table-tags
aanzeggenⓦ, voorzeggenⓦ, nazeggenⓦ, opzeggenⓦ, tegenzeggenⓦ, toezeggenⓦ
verb 7 nl-conj-wk inflection-template
verb 7 afzeggen infinitive
verb 7 afzeggen neuter gerund
verb 7 zeg af first-person singular present main-clause
verb 7 zei af first-person singular past main-clause
verb 7 zegde af first-person singular past main-clause
verb 7 afzeg first-person singular present subordinate-clause
verb 7 afzei first-person singular past subordinate-clause
verb 7 afzegde first-person singular past subordinate-clause
afzeggenⓦ verb 7 zegt af second-person singular present main-clause
aanzeggenⓦ, voorzeggenⓦ, nazeggenⓦ, opzeggenⓦ, tegenzeggenⓦ, toezeggenⓦ
verb 7 zeg af second-person singular present main-clause
verb 7 zei af second-person singular past main-clause
verb 7 zegde af second-person singular past main-clause
verb 7 afzegt second-person singular present subordinate-clause
verb 7 afzei second-person singular past subordinate-clause
verb 7 afzegde second-person singular past subordinate-clause
verb 7 zegt af second-person singular present formal main-clause
verb 7 zei af second-person singular past formal main-clause
verb 7 zegde af second-person singular past formal main-clause
afzeggenⓦ verb 7 afzegt second-person singular present formal subordinate-clause
aanzeggenⓦ, voorzeggenⓦ, nazeggenⓦ, opzeggenⓦ, tegenzeggenⓦ, toezeggenⓦ
verb 7 afzei second-person singular past formal subordinate-clause
verb 7 afzegde second-person singular past formal subordinate-clause
verb 7 zegt af second-person singular present colloquial Flanders main-clause
verb 7 zegt af second-person singular present formal majestic archaic main-clause
verb 7 zeidt af second-person singular past colloquial Flanders main-clause
verb 7 zeidt af second-person singular past formal majestic archaic main-clause
verb 7 zegde af second-person singular past colloquial Flanders main-clause
verb 7 zegde af second-person singular past formal majestic archaic main-clause
verb 7 afzegt second-person singular present colloquial Flanders subordinate-clause
afzeggenⓦ verb 7 afzegt second-person singular present formal majestic archaic subordinate-clause
aanzeggenⓦ, voorzeggenⓦ, nazeggenⓦ, opzeggenⓦ, tegenzeggenⓦ, toezeggenⓦ
verb 7 afzeidt second-person singular past colloquial Flanders subordinate-clause
verb 7 afzeidt second-person singular past formal majestic archaic subordinate-clause
verb 7 afzegde second-person singular past colloquial Flanders subordinate-clause
verb 7 afzegde second-person singular past formal majestic archaic subordinate-clause
verb 7 zegt af third-person singular present main-clause
verb 7 zei af third-person singular past main-clause
verb 7 zegde af third-person singular past main-clause
verb 7 afzegt third-person singular present subordinate-clause
verb 7 afzei third-person singular past subordinate-clause
afzeggenⓦ verb 7 afzegde third-person singular past subordinate-clause
aanzeggenⓦ, voorzeggenⓦ, nazeggenⓦ, opzeggenⓦ, tegenzeggenⓦ, toezeggenⓦ
verb 7 zeggen af plural present main-clause
verb 7 zeiden af plural past main-clause
verb 7 zegden af plural past main-clause
verb 7 afzeggen plural present subordinate-clause
verb 7 afzeiden plural past subordinate-clause
verb 7 afzegden plural past subordinate-clause
verb 7 zegge af singular present subjunctive archaic main-clause
verb 7 zeide af singular past subjunctive archaic main-clause
verb 7 zegde af singular past subjunctive archaic main-clause
afzeggenⓦ verb 7 afzegge singular present subjunctive archaic subordinate-clause
aanzeggenⓦ, voorzeggenⓦ, nazeggenⓦ, opzeggenⓦ, tegenzeggenⓦ, toezeggenⓦ
verb 7 afzeide singular past subjunctive archaic subordinate-clause
verb 7 afzegde singular past subjunctive archaic subordinate-clause
verb 7 zeggen af plural present subjunctive archaic main-clause
verb 7 zeiden af plural past subjunctive archaic main-clause
verb 7 zegden af plural past subjunctive archaic main-clause
verb 7 afzeggen plural present subjunctive archaic subordinate-clause
verb 7 afzeiden plural past subjunctive archaic subordinate-clause
verb 7 afzegden plural past subjunctive archaic subordinate-clause
verb 7 zeg af singular present imperative main-clause
afzeggenⓦ verb 7 zegt af plural present imperative archaic main-clause
aanzeggenⓦ, voorzeggenⓦ, nazeggenⓦ, opzeggenⓦ, tegenzeggenⓦ, toezeggenⓦ
verb 7 afzeggend present participle main-clause
verb 7 afgezegd past participle main-clause

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
-inⓦ suffix 7 -innen plural
Rikⓦ, -ingⓦ, aⓦ, spatelⓦ, -oomⓦ, -eggeⓦ
suffix 7 -innetje diminutive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
manninⓦ noun 6 mannin f . canonical
biesbosⓦ, staanderⓦ, verhuisdoosⓦ, poppemieⓦ, schattemieⓦ
noun 6 manninnen plural
noun 6 manninnetje neuter diminutive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
willenⓦ verb 5 irregular table-tags
verzeggenⓦ, zeggenⓦ, voorzeggenⓦ, ontzeggenⓦ
verb 5 nl-conj-irr inflection-template
verb 5 willen infinitive
verb 5 willen neuter gerund
verb 5 wil first-person singular present
verb 5 wilde first-person singular past
verb 5 wou first-person singular past
verb 5 wilt second-person singular present
verb 5 wil second-person singular present
verb 5 wilde second-person singular past
willenⓦ verb 5 wou second-person singular past
verzeggenⓦ, zeggenⓦ, voorzeggenⓦ, ontzeggenⓦ
verb 5 wilt second-person singular present formal
verb 5 wil second-person singular present formal
verb 5 wilde second-person singular past formal
verb 5 wou second-person singular past formal
verb 5 wilt second-person singular present colloquial Flanders
verb 5 wilt second-person singular present formal majestic archaic
verb 5 wilde second-person singular past colloquial Flanders
verb 5 wilde second-person singular past formal majestic archaic
verb 5 woudt second-person singular past colloquial Flanders
willenⓦ verb 5 woudt second-person singular past formal majestic archaic
verzeggenⓦ, zeggenⓦ, voorzeggenⓦ, ontzeggenⓦ
verb 5 wil third-person singular present
verb 5 wilde third-person singular past
verb 5 wou third-person singular past
verb 5 willen plural present
verb 5 wilden plural past
verb 5 wouden plural past
verb 5 wille singular present subjunctive archaic
verb 5 wilde singular past subjunctive archaic
verb 5 woude singular past subjunctive archaic
willenⓦ verb 5 willen plural present subjunctive archaic
verzeggenⓦ, zeggenⓦ, voorzeggenⓦ, ontzeggenⓦ
verb 5 wilden plural past subjunctive archaic
verb 5 wouden plural past subjunctive archaic
verb 5 wil singular present imperative
verb 5 wilt plural present imperative archaic
verb 5 willend present participle
verb 5 gewild past participle

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
zynⓦ det 5 zyne possessive independent
zijnⓦ, jouwⓦ, haarⓦ, mijnⓦ
det 5 form z'n contracted

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Zeisterⓦ adj 4 no-table-tags table-tags
vorigⓦ, zandstenenⓦ, tinnenⓦ
adj 4 nl-decl-adj inflection-template
adj 4 Zeister indefinite positive feminine masculine singular
adj 4 Zeister indefinite positive neuter singular
adj 4 Zeister indefinite positive plural
adj 4 Zeister definite positive
adj 4 Zeisters positive partitive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Volksrepubliek Loehanskⓦ name 4 Volksrepubliek Loegansk feminine canonical
verlichtingⓦ, Bataafse Republiekⓦ, Meierijⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
woelwaterⓦ noun 4 woelwaters plural
knuppelⓦ, piekⓦ, singletonⓦ
noun 4 woelwatertje neuter diminutive
noun 4 woelwaters plural
noun 4 woelwatertje neuter diminutive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
uwⓦ det 3 uwe possessive independent
haarⓦ, hunⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
bladzijⓦ noun 3 bladzijden plural
sjaalⓦ, randvoorwaardeⓦ
noun 3 bladzijen plural nonstandard
noun 3 bladzijtje neuter diminutive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
laatⓦ adj 3 no-table-tags table-tags
nerveusⓦ, vrijⓦ
adj 3 nl-decl-adj inflection-template
adj 3 laat positive predicative adverbial
adj 3 later comparative predicative adverbial
adj 3 het laatst superlative predicative adverbial
adj 3 het laatste superlative predicative adverbial
adj 3 late indefinite positive feminine masculine singular
adj 3 latere indefinite comparative feminine masculine singular
adj 3 laatste indefinite superlative feminine masculine singular
adj 3 laat indefinite positive neuter singular
laatⓦ adj 3 later indefinite comparative neuter singular
nerveusⓦ, vrijⓦ
adj 3 laatste indefinite superlative neuter singular
adj 3 late indefinite positive plural
adj 3 latere indefinite comparative plural
adj 3 laatste indefinite superlative plural
adj 3 late definite positive
adj 3 latere definite comparative
adj 3 laatste definite superlative
adj 3 laats positive partitive
adj 3 laters comparative partitive
laatⓦ adj 3 - superlative partitive
nerveusⓦ, vrijⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
beestⓦ noun 3 beesten plural
schoftⓦ, scriptⓦ
noun 3 beestje neuter diminutive
noun 3 beessie neuter informal Netherlands diminutive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
dezelfdeⓦ det 3 hetzelfde neuter
diezelfdeⓦ, dewelkeⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
brandweermensⓦ noun 3 brandweermensen plural
vakmensⓦ, varkenⓦ
noun 3 brandweerlieden plural
noun 3 brandweerlui plural
noun 3 brandweermensje neuter diminutive
noun 3 brandweervrouw feminine
noun 3 brandweerman masculine

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
sjappieⓦ noun 2 sjappies plural
chappieⓦ
noun 2 m also

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
radⓦ noun 2 raderen plural
beenⓦ
noun 2 raden plural obsolete
noun 2 raadje neuter diminutive
noun 2 radje neuter diminutive
noun 2 radertje neuter diminutive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
fikⓦ name 2 Fik masculine canonical
Draadⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
jazzyⓦ adj 2 no-table-tags table-tags
bezopenⓦ
adj 2 nl-decl-adj inflection-template
adj 2 jazzy positive predicative adverbial
adj 2 jazzyer comparative predicative adverbial
adj 2 het jazzyest superlative predicative adverbial
adj 2 het jazzyeste superlative predicative adverbial
adj 2 jazzy indefinite positive feminine masculine singular
adj 2 jazzyere indefinite comparative feminine masculine singular
adj 2 jazzyeste indefinite superlative feminine masculine singular
adj 2 jazzy indefinite positive neuter singular
jazzyⓦ adj 2 jazzyer indefinite comparative neuter singular
bezopenⓦ
adj 2 jazzyeste indefinite superlative neuter singular
adj 2 jazzy indefinite positive plural
adj 2 jazzyere indefinite comparative plural
adj 2 jazzyeste indefinite superlative plural
adj 2 jazzy definite positive
adj 2 jazzyere definite comparative
adj 2 jazzyeste definite superlative
adj 2 jazzyers comparative partitive
adj 2 - superlative partitive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
belangstellenⓦ noun 2 separable weak table-tags
toeleidenⓦ
noun 2 nl-conj-wk inflection-template
noun 2 belangstellen infinitive
noun 2 belangstellen n gerund
noun 2 stel belang first-person singular present main-clause
noun 2 stelde belang first-person singular past main-clause
noun 2 belangstel first-person singular present subordinate-clause
noun 2 belangstelde first-person singular past subordinate-clause
noun 2 stelt belang second-person singular present main-clause
noun 2 stel belang second-person singular present main-clause
belangstellenⓦ noun 2 stelde belang second-person singular past main-clause
toeleidenⓦ
noun 2 belangstelt second-person singular present subordinate-clause
noun 2 belangstelde second-person singular past subordinate-clause
noun 2 stelt belang second-person singular present formal main-clause
noun 2 stelde belang second-person singular past formal main-clause
noun 2 belangstelt second-person singular present formal subordinate-clause
noun 2 belangstelde second-person singular past formal subordinate-clause
noun 2 stelt belang second-person singular present colloquial Flanders main-clause
noun 2 stelt belang second-person singular present formal majestic archaic main-clause
noun 2 stelde belang second-person singular past colloquial Flanders main-clause
belangstellenⓦ noun 2 stelde belang second-person singular past formal majestic archaic main-clause
toeleidenⓦ
noun 2 belangstelt second-person singular present colloquial Flanders subordinate-clause
noun 2 belangstelt second-person singular present formal majestic archaic subordinate-clause
noun 2 belangstelde second-person singular past colloquial Flanders subordinate-clause
noun 2 belangstelde second-person singular past formal majestic archaic subordinate-clause
noun 2 stelt belang third-person singular present main-clause
noun 2 stelde belang third-person singular past main-clause
noun 2 belangstelt third-person singular present subordinate-clause
noun 2 belangstelde third-person singular past subordinate-clause
noun 2 stellen belang plural present main-clause
belangstellenⓦ noun 2 stelden belang plural past main-clause
toeleidenⓦ
noun 2 belangstellen plural present subordinate-clause
noun 2 belangstelden plural past subordinate-clause
noun 2 stelle belang singular present subjunctive archaic main-clause
noun 2 stelde belang singular past subjunctive archaic main-clause
noun 2 belangstelle singular present subjunctive archaic subordinate-clause
noun 2 belangstelde singular past subjunctive archaic subordinate-clause
noun 2 stellen belang plural present subjunctive archaic main-clause
noun 2 stelden belang plural past subjunctive archaic main-clause
noun 2 belangstellen plural present subjunctive archaic subordinate-clause
belangstellenⓦ noun 2 belangstelden plural past subjunctive archaic subordinate-clause
toeleidenⓦ
noun 2 stel belang singular present imperative main-clause
noun 2 stelt belang plural present imperative archaic main-clause
noun 2 belangstellend present participle main-clause
noun 2 belanggesteld past participle main-clause

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
-aarⓦ suffix 2 -ares feminine
soigneurⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
dezelfdeⓦ pron 2 hetzelfde neuter
diezelfdeⓦ
pron 2 dezelfde plural
pron 2 dezelfden plural

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
jullieⓦ det 2 form je contracted
eenⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Kempenⓦ name 2 De Kempen plural canonical
Andesⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Nederlandseⓦ noun 2 Nederlander masculine
-aresⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
witⓦ adj 2 no-table-tags table-tags
tolerantⓦ
adj 2 nl-decl-adj inflection-template
adj 2 wit positive predicative adverbial
adj 2 witter comparative predicative adverbial
adj 2 het witst superlative predicative adverbial
adj 2 het witste superlative predicative adverbial
adj 2 witte indefinite positive feminine masculine singular
adj 2 wittere indefinite comparative feminine masculine singular
adj 2 witste indefinite superlative feminine masculine singular
adj 2 wit indefinite positive neuter singular
witⓦ adj 2 witter indefinite comparative neuter singular
tolerantⓦ
adj 2 witste indefinite superlative neuter singular
adj 2 witte indefinite positive plural
adj 2 wittere indefinite comparative plural
adj 2 witste indefinite superlative plural
adj 2 witte definite positive
adj 2 wittere definite comparative
adj 2 witste definite superlative
adj 2 wits positive partitive
adj 2 witters comparative partitive
witⓦ adj 2 - superlative partitive
tolerantⓦ

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
zwartveldigⓦ adj 2 no-table-tags table-tags
witveldigⓦ
adj 2 nl-decl-adj inflection-template
adj 2 zwartveldig positive predicative adverbial
adj 2 zwartveldige indefinite positive feminine masculine singular
adj 2 zwartveldig indefinite positive neuter singular
adj 2 zwartveldige indefinite positive plural
adj 2 zwartveldige definite positive
adj 2 zwartveldigs positive partitive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
clusterⓦ noun 1 cluster f or masculine canonical
noun 1 clusters plural
noun 1 clustertje neuter diminutive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
enigstⓦ pron 1 enigsten plural
pron 1 enigste inflected

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
stempelⓦ noun 1 stempels plural
noun 1 stempeltje neuter diminutive
noun 1 when used in senses 2 and 3 neuter

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Heilige Stoelⓦ name 1 De Heilige Stoel masculine canonical
name 1 in the case of the Holy See invariable

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Peelⓦ name 1 De Peel common-gender canonical

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
besⓦ noun 1 bessen plural
noun 1 besje neuter diminutive
noun 1 bessie neuter dialectal diminutive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
scapulierⓦ noun 1 scapulier n or neuter canonical
noun 1 scapuliers plural
noun 1 scapulieren plural
noun 1 scapuliertje neuter diminutive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
voedsterⓦ noun 1 voedsters plural
noun 1 voedstertje neuter diminutive
noun 1 voeder masculine
noun 1 voedsters plural
noun 1 voedstertje neuter diminutive
noun 1 konijn masculine

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
kop of muntⓦ noun 1 without article usually

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
bladⓦ noun 1 bladeren plural
noun 1 bladen plural rare
noun 1 blaren plural archaic poetic dialectal
noun 1 blaadje neuter diminutive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
naⓦ adj 1 no-table-tags table-tags
adj 1 nl-decl-adj inflection-template
adj 1 nader comparative predicative adverbial
adj 1 het naast superlative predicative adverbial
adj 1 het naaste superlative predicative adverbial
adj 1 naë indefinite positive feminine masculine singular
adj 1 nadere indefinite comparative feminine masculine singular
adj 1 naaste indefinite superlative feminine masculine singular
adj 1 na indefinite positive neuter singular
adj 1 nader indefinite comparative neuter singular
naⓦ adj 1 naaste indefinite superlative neuter singular
adj 1 naë indefinite positive plural
adj 1 nadere indefinite comparative plural
adj 1 naaste indefinite superlative plural
adj 1 naë definite positive
adj 1 nadere definite comparative
adj 1 naaste definite superlative
adj 1 na's positive partitive
adj 1 naders comparative partitive
adj 1 - superlative partitive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Uⓦ pron 1 & reflexive pronoun personal

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
tergenⓦ verb 1 weak table-tags
verb 1 nl-conj-wk inflection-template
verb 1 tergen infinitive
verb 1 tergen neuter gerund
verb 1 terg first-person singular present
verb 1 tergde first-person singular past
verb 1 tergt second-person singular present
verb 1 terg second-person singular present
verb 1 tergde second-person singular past
verb 1 tergt second-person singular present formal
tergenⓦ verb 1 tergde second-person singular past formal
verb 1 tergt second-person singular present colloquial Flanders
verb 1 tergt second-person singular present formal majestic archaic
verb 1 tergde second-person singular past colloquial Flanders
verb 1 tergde second-person singular past formal majestic archaic
verb 1 tergt third-person singular present
verb 1 tergde third-person singular past
verb 1 tergen plural present
verb 1 tergden plural past
verb 1 terge singular present subjunctive archaic
tergenⓦ verb 1 tergde singular past subjunctive archaic
verb 1 tergen plural present subjunctive archaic
verb 1 tergden plural past subjunctive archaic
verb 1 terg singular present imperative
verb 1 tergt plural present imperative archaic
verb 1 tergend present participle
verb 1 getergd past participle

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
aanbodⓦ noun 1 aanboden plural rare
noun 1 aanbodje neuter diminutive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
referentⓦ noun 1 referenten plural
noun 1 referentje neuter diminutive
noun 1 referente feminine
noun 1 referenten plural

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
henⓦ pron 1 hun possessive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
norⓦ noun 1 as singular error-NO-TAGS-REPORT-THIS
noun 1 de nor with-definite-article

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
-iserenⓦ suffix 1 -iseerde past
suffix 1 -iseerd past participle

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
kunstenaarⓦ noun 1 kunstenaars plural
noun 1 kunstenaren plural archaic
noun 1 kunstenaartje neuter diminutive
noun 1 kunstenares feminine

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
kluisterⓦ noun 1 kluister feminine canonical
noun 1 also masculine canonical
noun 1 kluisters plural
noun 1 kluistertje neuter diminutive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
reetⓦ noun 1 reten plural
noun 1 reetje neuter diminutive
noun 1 m sometimes

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
schokkendⓦ verb 1 no-table-tags table-tags
verb 1 nl-decl-adj inflection-template
verb 1 schokkend predicative adverbial
verb 1 schokkender comparative predicative adverbial
verb 1 het schokkendst superlative predicative adverbial
verb 1 het schokkendste superlative predicative adverbial
verb 1 schokkende indefinite feminine masculine singular
verb 1 schokkendere indefinite comparative feminine masculine singular
verb 1 schokkendste indefinite superlative feminine masculine singular
verb 1 schokkend indefinite neuter singular
schokkendⓦ verb 1 schokkender indefinite comparative neuter singular
verb 1 schokkendste indefinite superlative neuter singular
verb 1 schokkende indefinite plural
verb 1 schokkendere indefinite comparative plural
verb 1 schokkendste indefinite superlative plural
verb 1 schokkende definite
verb 1 schokkendere definite comparative
verb 1 schokkendste definite superlative
verb 1 schokkends partitive
verb 1 schokkenders comparative partitive
schokkendⓦ verb 1 - superlative partitive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
labberenⓦ verb 1 weak table-tags
verb 1 nl-conj-wk inflection-template
verb 1 labberen infinitive
verb 1 labberen neuter gerund
verb 1 labber first-person singular present
verb 1 labberde first-person singular past
verb 1 labbert second-person singular present
verb 1 labber second-person singular present
verb 1 labberde second-person singular past
verb 1 labbert second-person singular present formal
labberenⓦ verb 1 labberde second-person singular past formal
verb 1 labbert second-person singular present colloquial Flanders
verb 1 labbert second-person singular present formal majestic archaic
verb 1 labberde second-person singular past colloquial Flanders
verb 1 labberde second-person singular past formal majestic archaic
verb 1 labbert third-person singular present
verb 1 labberde third-person singular past
verb 1 labberen plural present
verb 1 labberden plural past
verb 1 labbere singular present subjunctive archaic
labberenⓦ verb 1 labberde singular past subjunctive archaic
verb 1 labberen plural present subjunctive archaic
verb 1 labberden plural past subjunctive archaic
verb 1 labber singular present imperative
verb 1 labbert plural present imperative archaic
verb 1 labberend present participle
verb 1 gelabberd past participle

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Faeröerⓦ name 1 de Faeröer plural canonical
name 1 Faeröers adjective
name 1 Faeröerder masculine demonym
name 1 Faeröerse feminine demonym

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
dakⓦ noun 1 daken plural
noun 1 dakje neuter diminutive
noun 1 daakje neuter rare diminutive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
platendraaierⓦ noun 1 platendraaiers plural
noun 1 platendraaiertje neuter diminutive
noun 1 platendraaiers plural
noun 1 platendraaiertje neuter diminutive
noun 1 platendraaister feminine

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
vakantieⓦ noun 1 vakanties plural
noun 1 vakantiën plural archaic
noun 1 vakantietje neuter diminutive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
boekⓦ noun 1 boeken plural
noun 1 boekje neuter diminutive
noun 1 boekske neuter diminutive
noun 1 m Belgium nonstandard

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
kinnesinneⓦ noun 1 n rare

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
kijkⓦ noun 1 kijken plural nonstandard
noun 1 kijkje neuter diminutive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
jullieⓦ pron 1 je unstressed
pron 1 je reflexive
pron 1 form jullie possessive
pron 1 form je possessive unstressed

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
doodschⓦ adj 1 doodscher comparative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Thaiⓦ noun 1 or Thais plural Thai
noun 1 Thaise feminine

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
Moffrikaⓦ name 1 Moffrikaans adjective
name 1 Moffrikaan masculine demonym

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
anglicismeⓦ noun 1 anglicismen plural
noun 1 anglicismes plural nonstandard

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
verzachtendⓦ adj 1 verzachtend ` canonical
adj 1 verzachtender comparative
adj 1 verzachtendst superlative

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
goed doelⓦ noun 1 goede doelen plural
noun 1 goed doeltje neuter diminutive
noun 1 een goed doel indefinite
noun 1 het goede doel definite

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
ophoudenⓦ verb 1 irregular separable strong table-tags
verb 1 nl-conj-st inflection-template
verb 1 7 class
verb 1 ophouden infinitive
verb 1 ophouden neuter gerund
verb 1 hou op first-person singular present main-clause
verb 1 houd op first-person singular present main-clause
verb 1 hield op first-person singular past main-clause
verb 1 ophou first-person singular present subordinate-clause
verb 1 ophoud first-person singular present subordinate-clause
ophoudenⓦ verb 1 ophield first-person singular past subordinate-clause
verb 1 houdt op second-person singular present main-clause
verb 1 hou op second-person singular present main-clause
verb 1 houd op second-person singular present main-clause
verb 1 hield op second-person singular past main-clause
verb 1 ophoudt second-person singular present subordinate-clause
verb 1 ophield second-person singular past subordinate-clause
verb 1 houdt op second-person singular present formal main-clause
verb 1 hield op second-person singular past formal main-clause
verb 1 ophoudt second-person singular present formal subordinate-clause
ophoudenⓦ verb 1 ophield second-person singular past formal subordinate-clause
verb 1 houdt op second-person singular present colloquial Flanders main-clause
verb 1 houdt op second-person singular present formal majestic archaic main-clause
verb 1 hieldt op second-person singular past colloquial Flanders main-clause
verb 1 hieldt op second-person singular past formal majestic archaic main-clause
verb 1 ophoudt second-person singular present colloquial Flanders subordinate-clause
verb 1 ophoudt second-person singular present formal majestic archaic subordinate-clause
verb 1 ophieldt second-person singular past colloquial Flanders subordinate-clause
verb 1 ophieldt second-person singular past formal majestic archaic subordinate-clause
verb 1 houdt op third-person singular present main-clause
ophoudenⓦ verb 1 hield op third-person singular past main-clause
verb 1 ophoudt third-person singular present subordinate-clause
verb 1 ophield third-person singular past subordinate-clause
verb 1 houden op plural present main-clause
verb 1 hielden op plural past main-clause
verb 1 ophouden plural present subordinate-clause
verb 1 ophielden plural past subordinate-clause
verb 1 houde op singular present subjunctive archaic main-clause
verb 1 hielde op singular past subjunctive archaic main-clause
verb 1 ophoude singular present subjunctive archaic subordinate-clause
ophoudenⓦ verb 1 ophielde singular past subjunctive archaic subordinate-clause
verb 1 houden op plural present subjunctive archaic main-clause
verb 1 hielden op plural past subjunctive archaic main-clause
verb 1 ophouden plural present subjunctive archaic subordinate-clause
verb 1 ophielden plural past subjunctive archaic subordinate-clause
verb 1 hou op singular present imperative main-clause
verb 1 houd op singular present imperative main-clause
verb 1 houdt op plural present imperative archaic main-clause
verb 1 ophoudend present participle main-clause
verb 1 opgehouden past participle main-clause

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
onsⓦ det 1 form onze inflected
det 1 onze possessive independent

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
onderbaasⓦ noun 1 onderbazen plural
noun 1 onderbaasje neuter diminutive
noun 1 onderbazin feminine
noun 1 onderbazen plural
noun 1 onderbaasje neuter diminutive

Word Part of speech Count Form Tags Other examples (may be other parts of speech)
schminkdoosⓦ noun 1 schminkdozen plural
noun 1 schminkdoosje neuter diminutive
noun 1 schminkdozeken neuter Brabant diminutive

This page is a part of the kaikki.org machine-readable dictionary. This dictionary is based on structured data extracted on 2024-12-15 from the enwiktionary dump dated 2024-12-04 using wiktextract (8a39820 and 4401a4c). The data shown on this site has been post-processed and various details (e.g., extra categories) removed, some information disambiguated, and additional data merged from other sources. See the raw data download page for the unprocessed wiktextract data.

If you use this data in academic research, please cite Tatu Ylonen: Wiktextract: Wiktionary as Machine-Readable Structured Data, Proceedings of the 13th Conference on Language Resources and Evaluation (LREC), pp. 1317-1325, Marseille, 20-25 June 2022. Linking to the relevant page(s) under https://kaikki.org would also be greatly appreciated.