"vivere" meaning in Latijn

{
  "categories": [
    {
      "kind": "other",
      "name": "Werkwoord in het Latijn",
      "parents": [],
      "source": "w"
    },
    {
      "kind": "other",
      "name": "Woorden in het Latijn",
      "parents": [],
      "source": "w"
    }
  ],
  "etymology_texts": [
    "Van het Proto-Indo-Europese *gʷeih₃w- (“leven”)"
  ],
  "hyphenation": "vi·ve·re",
  "lang": "Latijn",
  "lang_code": "la",
  "pos": "verb",
  "pos_title": "Werkwoord",
  "senses": [
    {
      "glosses": [
        "leven, in leven zijn, in leven blijven (ook van levende wezens (bv. planten) of dichterlijk gebruikt voor vuur (blijven branden));"
      ],
      "id": "nl-vivere-la-verb-fjODPE0c"
    },
    {
      "glosses": [
        "met iemand leven, omgaan (cum quo); ergens leven, zich ophouden, bevinden, vertoeven; leven van, zich voeden met (+ ablativus); (op een bepaalde manier/wijze) leven (bv. bene vivo: ik leef goed);"
      ],
      "id": "nl-vivere-la-verb-0Nv4-PQM",
      "raw_tags": [
        "met nadere bepalingen"
      ]
    },
    {
      "glosses": [
        "leven, (van) het leven genieten, rust hebben;"
      ],
      "id": "nl-vivere-la-verb-5tDczHgX"
    },
    {
      "glosses": [
        "leven, voortduren, blijven bestaan, niet tenietgaan;"
      ],
      "id": "nl-vivere-la-verb-VEzWwwpp"
    },
    {
      "glosses": [
        "tweede persoon enkelvoud imperativus praesens passief van vīvĕre."
      ],
      "id": "nl-vivere-la-verb-aKq9U2Gn"
    }
  ],
  "word": "vivere"
}

{
  "categories": [
    "Werkwoord in het Latijn",
    "Woorden in het Latijn"
  ],
  "etymology_texts": [
    "Van het Proto-Indo-Europese *gʷeih₃w- (“leven”)"
  ],
  "hyphenation": "vi·ve·re",
  "lang": "Latijn",
  "lang_code": "la",
  "pos": "verb",
  "pos_title": "Werkwoord",
  "senses": [
    {
      "glosses": [
        "leven, in leven zijn, in leven blijven (ook van levende wezens (bv. planten) of dichterlijk gebruikt voor vuur (blijven branden));"
      ]
    },
    {
      "glosses": [
        "met iemand leven, omgaan (cum quo); ergens leven, zich ophouden, bevinden, vertoeven; leven van, zich voeden met (+ ablativus); (op een bepaalde manier/wijze) leven (bv. bene vivo: ik leef goed);"
      ],
      "raw_tags": [
        "met nadere bepalingen"
      ]
    },
    {
      "glosses": [
        "leven, (van) het leven genieten, rust hebben;"
      ]
    },
    {
      "glosses": [
        "leven, voortduren, blijven bestaan, niet tenietgaan;"
      ]
    },
    {
      "glosses": [
        "tweede persoon enkelvoud imperativus praesens passief van vīvĕre."
      ]
    }
  ],
  "word": "vivere"
}